voc 3 Flashcards
(38 cards)
1
Q
het gemak
A
l’aisance
2
Q
zelfvertrouwen
A
la confiance
3
Q
het talent
A
le don
4
Q
de teamgeest
A
l’espirit d’equipe
5
Q
de vriendelijkheid
A
le gentillesse
6
Q
de gevoeligheid
A
le sensibilite
7
Q
oprechtheid
A
la sincerite
8
Q
spontaniteit
A
spontanite
9
Q
attent zorgzaam
A
attentionné
10
Q
afleiding
A
le distraction
11
Q
het egoisme
A
l’egoisme
12
Q
arrogant
A
arrogante
13
Q
tegendraads
A
contrariante
14
Q
egoistisch
A
egoiste
15
Q
hypocriet
A
hypocrite
16
Q
discreet
A
discret
17
Q
begaafd
A
doue
18
Q
enthousiast
A
enthousiaste
19
Q
volwassen
A
mature
20
Q
bescheiden
A
modeste
21
Q
oprecht
A
sincere
22
Q
sociaal
A
sociable
23
Q
spontaan
A
spontané
24
Q
ijverig
A
travailleur
25
het hoofd bieden aan
fair face a
26
zich behelpen
se debrouiller
27
onverschillig
indifferent
28
koppig
tetu
29
ergeren
irriter
30
opscheppen over
se vanter de
31
moeite hebben om
avoir du maln a
32
het gedrag
le comportement
33
verlegenheid
la timidite
34
betrouwbaar
fiable
35
behulpzaam
serviable
36
stoppen met
cesser de
37
zich gedragen
se comporter
38
