voc 4 Flashcards
(61 cards)
1
Q
de hulp
A
l’aide
2
Q
de vereniging
A
l’association
3
Q
het budget
A
le budget
4
Q
het doel
A
le but
5
Q
de ontwikkeling
A
le developpement
6
Q
het doel
A
l’objectif
7
Q
solidariteit
A
solidarité
8
Q
arm
A
pauvre
9
Q
solidair
A
solidaire
10
Q
vrijwillig
A
volontaire
11
Q
samenwerken
A
collaborer
12
Q
rekenen op
A
compter sur
13
Q
financieren
A
financer
14
Q
organiseren
A
organiser
15
Q
zich richten tot
A
s’adresser a
16
Q
de inzet
A
l’enjeux
17
Q
kinder armoede
A
pauvrite infantile
18
Q
beroep doen op
A
faire appel a
19
Q
een uitdaging aangaan
A
relever un defi
20
Q
in nood
A
en detresse
21
Q
armoede
A
pauvréte
22
Q
het welzijn
A
le bien-etre
23
Q
vluchteling
A
le refugie
24
Q
straatarm
A
demunie
25
uitgesloten
exclu
26
onzeker/kwetsbaar
precaire
27
kwetsbaar
vulnerable
28
liefdadigheidsactie
l'action caritative
29
geldinzameling
la collecte d'argent
30
bijdrage
contribution
31
de gift
le don
32
het engagement
l'engagement
33
de strijd
la lutte
34
de mobilisatie
la mobilisation
35
de steun
le soutien
36
handelen
agir
37
geld inzamelene
collecter des fonds
38
bestrijden / vechten tegen
combattre
39
bijdragen tot
contribuer a
40
een gift doen
faire un don
41
tussenkomen
intervenir
42
strijden tegen
lutter contre
43
krachten bundelen
unir ses forces
44
sponseren
parrainer
45
zich mobiliseren
se mobiliser
46
sponseren
sponsoriser
47
ondersteunen
soutenir
48
de hoop
l'espoir
49
vrijgevigheid
le generosite
50
voedselbank
la banque
51
vrijwillgerswerk
benevolat
52
vrijwilliger
benevole
53
het goede doel
la bonne cause
54
liefdadigheidswerk
la charite
55
het rode kruis
la croix-rouge
56
vrijwillger
volontaire
57
caritatif
liefdadig
58
humaintair
humaintaire
59
samenwerken
collaborer
60
op poten zetten
metre sur pieds
61
