voc 6 Flashcards
(45 cards)
1
Q
de raad, het advies
A
le conseil
2
Q
het vertrek
A
le départ
3
Q
de korting
A
la réduction
4
Q
inlichting
A
renseignement
5
Q
verblijf
A
séjour
6
Q
de stage, het kamp
A
le stage
7
Q
wereldreis
A
le tour du monde
8
Q
betaalbaar
A
abordable
9
Q
landen
A
atterrir
10
Q
ontwikkelen
A
développer
11
Q
twijfelen
A
hesiter
12
Q
logeren
A
loger
13
Q
vlot praten
A
parler couramment
14
Q
zich uit de slag trekken
A
se debrouiller
15
Q
zorgen maken
A
faire des soucis
16
Q
voorschot
A
l’acompte
17
Q
huurcontract
A
contrat de location
18
Q
kostprijs
A
le cout
19
Q
de gewoonte
A
la coutume
20
Q
uitwisseling
A
l’echange
21
Q
gastgezin
A
famille d’acceuil
22
Q
reisweg
A
l’itineraire
23
Q
deelnemer
A
participant
24
Q
voorbereidingen
A
les preparatifs
25
dagelijks leven
le quotidien
26
traject
trajet
27
vakantieganger
vacancier
28
visum
visa
29
verblijven
sejourner
30
inlichten
reseigner
31
nauwelijkse
a peine
32
hoog/laag seizoen
haute basse/ saison
33
onderdompeling
l'immersion
34
vooroordeel
prejuge
35
angstig
angoisse
36
de beheersing
la maitraise
37
zelfstandig
autonome
38
verwerven
acqyerur
39
verbeteren
améliorer
40
vorderen
progresser
41
ontplooien
s'épanouir
42
zich inzetten
s'invester
43
ondersteunen
soutenir
44
iets worden
devenir
45
