voc. p. 154 Flashcards
(53 cards)
1
Q
de gloeilamp
A
l’ampoule
2
Q
de scheidingswand
A
la cloison
3
Q
de optelling
A
la disposition
4
Q
de belichting, de verlichting
A
l’éclairage
5
Q
het onderhoud
A
l’entretien
6
Q
de muurschildering
A
la fresque murale
7
Q
de ruimtebesparing
A
le gain de place
8
Q
de schakelaar
A
l’interrupteur
9
Q
de lamp
A
le luminaire
10
Q
het vasttapijt
A
la moquette
11
Q
de kleerkast
A
la penderie
12
Q
de opbergmand
A
le panier fourretout
13
Q
de bergruimte, het opbergeen
A
le rangement
14
Q
de dimmer
A
le variateur (d’intensité)
15
Q
rustgevend 2
A
apaisant(e)
reposant(e)
16
Q
afzonderlijk
A
distinct(e)
17
Q
wat veel plaats inneemt, hinderlijk
A
encombrant(e)
18
Q
functioneel, praktisch
A
fonctionnel(le)
19
Q
verhoogd
A
surélevé(e)
20
Q
afbreken, neerhalen
A
abattre
21
Q
ophangen
A
accrocher
22
Q
inrichten
A
aménager
23
Q
in elkaar zetten
A
assembler
24
Q
uit elkaar halen, afbreken
A
démonter
25
intrekken
emménager
26
plaaatsen
installer
27
zuicveeren
purifier
28
vervangen
remplacer
29
(her)schilderen
(re)peindre
30
inklappen, opvouwen
replier
31
losgaan, loskomen
se décoller
32
het huurcontract
le bail
33
de waarborg
le caution
34
de kotgenoot (student)
le (co)koteur
la (co)koteuse
35
de schade
les dégâts
36
de termijn
le délai
37
de ontvanger
le/la destinataire
38
de schadevergoeding
les dommages et intérêts
39
de plaatsbeschrijving
l'était des lieux
40
de aangetekende brief
la lettre recommandée
41
de huurder
le / la locataire
42
de (maandelijkse) huur
le loyer (mensuel)
43
de eigenaar
le / la propriétaire
44
veelzijdig, verscheiden
diversifié(e)
45
alomvattend, inclusief
inclusif, inclusive
46
overeenkomen over
convenir de
47
opzeggen
résilier
48
bewustmaken, sensibiliseren
sensibiliser
49
de advocaat
l'avocat
50
het conflict
le conflict
51
het contract
le contrat
52
het project
le projet
53
het traject
le trajet
