vocabulair p. 239 Flashcards
(55 cards)
1
Q
het zoekveld
A
le champ de recherche
2
Q
de geloofwaardigheid
A
la crédIbilité
3
Q
de opportuniteit, de kans
A
l’opportunité
4
Q
de publicatie, de uitgave
A
la publication
5
Q
het web
A
la Toile
6
Q
de helderheid, de duidelijkheid
A
la transparence
7
Q
de voorpagina
A
la une
8
Q
de gebruiker
A
l’utilisateur
9
Q
de zichtbaarheid
A
la visibilité
10
Q
doelgericht
A
ciblé(e)
11
Q
gunstig (gezind)(voor)
A
favorable (à)
12
Q
weergeven
A
afficher
13
Q
associëren, verbinden
A
associer
14
Q
verzamelen
A
collecer
15
Q
overeenstemmen (met)
A
correspondre (à)
16
Q
clean worden
A
désintoxiquer
17
Q
uitgeven, publiceren
A
publier
17
Q
bekendmaken
A
divulguer
18
Q
aanmoedigen
A
encourager
19
Q
vermijden
A
éviter
20
Q
fascineren, boeien
A
fasciner
21
Q
uitbrengen
A
rapporter
22
Q
vergelijken
A
recouper
23
Q
rechtzetten
A
rectifier
24
weergeven
refléter
25
opwekken
susciter
26
verwekken
traiter
27
gaandeweg
au fur et à mesure
28
in het bijzonder
particulièrement
29
het algoritme
l'algorithme
30
de grap, het verzinsel
le canular
31
de stroom
le flux
32
de misleidende, foute informatie
l'intox
33
de clickbait
le piège à clics
34
de voorspelling
la prédiction
35
de propaganda
la propagande
36
het gerucht
le rumeur
37
de infomercial
le publireportage
38
de overtuigingstechniek
la technique de persuasion
39
de samenzweringstheorie
la théorie du complot
40
de overtreding, de schending
la violation
41
doelgericht
ciblé(e)
42
compromitterend, belastend
compromettant(e)
43
betwistbaar
controversé(e)
44
overdreven
démesuré(e)
45
haatdragend
haineux, haineuse
46
illegaal, onwettig
illicite
47
ongewenst
indésirable
48
mogelijk
susceptible
49
vervalst
truqué(e)
50
hinderen
gêner
51
bestraffen
sanctionner
52
bewustmaken
sensibiliser
53
melden
signaler
54
verwijderen
supprimer