vocabulair p. 84-85 Flashcards

(65 cards)

1
Q

de hulp

A

l’aide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de vereniging

A

l’association

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het budget

A

le budget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het doel

A

le but

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de ontwikkeling

A

le développement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de doelstelling, het doel

A

l’objectif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de solidariteit

A

la solidarité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

arm

A

pauvre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

solidair

A

solidaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vrijwillig

A

volontaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

samenwerken

A

collaborer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rekenen op

A

compter sur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

financieren

A

financer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

organiseren

A

organiser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zich richten tot

A

s’adresser à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de inzet

A

l’enjeu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kinder-

A

infantile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een beroep doen op

A

faire appel à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een uitdaging aangaan

A

relever un défi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

in nood

A

en détresse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het welzijn

A

le bien-être

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de armoede

A

la pauvreté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de vluchteling(e)

A

le réfugié, la refugiée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

benadeeld, minder begunstigd

A

défaforisé(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
straatarm
démuni(e)
26
uitgesloten
exclu(e)
27
onzeker, kwetsbaar
précaire
28
kwetsbaar
vulnérable
29
de liefdadigheidsactie
l'action caritative
30
de geldinzameling
la collecte d'argent
31
de bijdrage
la contribution
32
de gift
le don
33
het engagement
l'engagement
34
de strijd
la lutte
35
de mobilisatie
la mobilisation
36
de steun, de onderseuning
le soutien
37
handelen
agir
38
geld inzamelen
collecter des fonds
39
bestrijden, vechten tegen
combattre
40
bijdragen tot
contribuer à
41
een gift doen
faire un don
42
tussenkomen, handelen
intervenir
43
vechten, strijden tegen/ voor
lutter contre/pour
44
de krachten bundelen
mettre ensemble les forces
45
sponseren
parrainer
46
zich mobiliseren
se mobiliser
47
zich engageren, zich inzetten
s'engager
48
sponseren
sponsoriser
49
(onder)steunen
soutenir
50
de hoop
l'espoir
51
de vrijgevigheid
la générosité
52
de voedselbank
la banque alimentaire
53
het vrijwilligerswerk (spontaan)
le / la bénévole
54
het goede doel
la bonne cause
55
de goede werken, het liefdadigheidswerk
la charité
56
het Rode Kruis
la Croix-Rouge
57
AZG (Artsen Zonder Grenzen)
MSF (Médicins sans Frontières)
58
de ngo (niet-gouvernementele organisatie)
l'ONG (organisation non gouvernementale)
59
de dierenbescherming
la SPA (Société Pretectrice des Animaux)
60
de vrijwilliger, vrijwilligster (gevraagd)
le / la volontaire
61
liefdadig
caritatif, caritative
62
humanitair
humanitaire
63
samenwerken
collaborer
64
vrijwilligerswerk doen (spontaan)
faire du bénévolat
65
op poten zetten
mettre sur pied