Voeding en voedselopname Flashcards

(117 cards)

1
Q

Gladde spieren van het GI tract worden geinnerveerd door het … zenuwstelsel

A

enterisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gladde spiercellen in het GI tract zijn verbonden via …

A

gap verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Peristaltiek

A

voorstuwing in de slokdarm en dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Segmentatie

A

mechanische vertering, menging van voedsel en contact met darmmucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het enterisch zenuwstelsel bestaat uit 3 plexi:

- Plexus subserosus

A

vasomotoriek (buitenste laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het enterisch zenuwstelsel bestaat uit 3 plexi:

- Plexus myentericus

A

motoriek (middelste laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het enterisch zenuwstelsel bestaat uit 3 plexi:

- Plexus submucosa

A

secretie (binnenste laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het spijsverteringskanaal wordt ge… door het sympatisch en ge… door het parasympatisch autonome zenuwstelsel

A
  • remt

- stimuleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Motiliteit van de mond

A

afbijten, kauwen en doorslikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Secretie van de mond (+ hoeveelheid)

A

speeksel (1,5 L per dag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effecten van het autonome zenuwstelsel op de mond

A

Sympaticus: constrictie in kliervaten –> minder speeksel
Parasympaticus: hogere activieit: wegvallen van sympaticus + kallikriene productie –> bradykinine –> vaatverwijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De opening van de gastro-oesofageale sfincter wordt gestimuleerd door

A

De peristaltiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er bij GORZ?

A

Door de opening van de gastro-oesofageale sfincter komt de maaginhoud incl. HCl terug omhoog dor de secundaire peristaltiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderdelen van de maag:

A
  • Cardia
  • Fundus
  • Corpus
  • Antrum pyloricum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het proximale deel van de maag (bestaat uit …) heeft de volgende spierspanning:

A

(fundus + 1/3 deel corpus)

continue tonus, af en toe relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mucous cellen in het simpel columnar epitheel van het maagslijmvlies (5)

A
  • maagslijmcellen
  • halsslijmcellen
  • hoofdcellen
  • parietale cellen
  • enteroendocriene cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat produceren halsslijmcellen

A

slijm (in de maag); rijk aan bicarbonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat produceren hoofdcellen?

A

Pepsinogeen (inactief pepsine –> activeert zichzelf)

Gastrisch lipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat produceren parietale cellen?

A
Zoutzuur (HCl) (--> pH daalt)
Intrinsic factor (voor absorptie van VitB12 in de dunne darm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor gebruiken pariëtale cellen:

  • CO2
  • H2O
  • Cl-
  • K+
  • H+
A
  • komt uit de interstitiële vloeistof; vormt met H2O –> H2CO3.
  • zit in de cel; na vorming van H2CO3 staat het een H+ af.
  • wordt uit de interstitiële vloeistof gepompt met de HCO3-/Cl- pomp (HCO3- gaat dan de cel uit); komt daarna in het lumen.
  • wordt de cel ingepompt met H+-K+-ATPase; voor aandrijving van de pomp kan het vrij de cel weer uit.
  • wordt de cel uit gepomt –> vormt met Cl- HCl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke enteroendocriene cellen zijn er?

A
  • G-cellen
  • ECL-cellen
  • D-cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat produceren G-cellen?

A

Gastrine –> stimulatie van hoofdcellen, pariëtale cellen en ECL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat produceren ECL-cellen?

A

Histamine –> stimulatie G-cellen en vorming HCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat produceren D-cellen?

A

Somatostatine (een groei- en activiteitremmend hormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Eerste fase van maagsapsecretie;
Cefale fase (zien, ruiken, denken aan voedsel); - HCl - Zymogeen (inactieve enzymen) - Histamine - Gastrine
26
Tweede fase van maagsapsecretie;
Gastrische fase; - Histamine (--> HCl en Gastrine) - HCl (--> Zymogeen)
27
Derde fase van maagsapsecretie;
Intestinale fase; | - Gastrine
28
2 oorzaken van een ulcus pepticum (maagzweer)
- bacteriele infectie met heliocbacter pylori | - gebruik van NSAID's
29
Op welke 3 manieren beschermt de maag zichzelf tegen maagzuur?
- inactief pesinogeen - slijmlaag met HCO3- - nieuwvorming epitheel- en kliercellen + afstoting afstervende cellen
30
Hoeveel (volume) kan er in de maag?
50 mL tot 4 L
31
Welke stoffen zijn langer in de maag: vloeistoffen of vaste stoffen?
Vaste stoffen : moeten langer gemengd worden.
32
3 samentrekkingen in de maag:
- propulsie: peristaltische bewegingen van fundus naar pylorus - malen: krachtigste peristaltiek in het pylorus - retropulsie: sluit de pylorusklep, daardoor komt de de rest van de chyme terug omhoog in de maag
33
Hoeveel gaat er per beweging van de maag naar het duodenum?
3 mL
34
Dunne darm in drie delen en hun herkenningspunt:
- duodenum; klieren van Brunner (in submucosa) - jejunum; grootste plica - ileum; Peyer's patches (in mucosa)
35
Externe secretie in de dunne darm door 2 cellen:
- Klieren van Brunner; produceren mucinerijk, zwak-alkalisch secreet (beschermlaag) - Slijmbekercellen/ gobletcellen; produceren slijm
36
Interne secretie in de dunne darm door:
- enteroendocriene cellen (VIP, gastrine, secretine en CCK)
37
VIP staat voor en functie
vasoactieve intestinale peptide; remming van motiliteit van de maag
38
CCG staat voor en functie
cholecystokine; wordt afgegeven als de chyme het duodenum passeert --> stimuleert afgifte van gal
39
Welke 4 stoffen bevat gal:
- cholesterol - galpigmenten (bilirubine) - afvalproducten/gifstoffen) - galzouten
40
Functie van galzouten
Emulgeren veten (--> micellen worden gevormd), hierdoor zijn ze beter op te nemen
41
Waar bestaat pancreassap uit?
- bicarbonaat | - enzymen
42
Welke enzymen bevat pancreassap?
- amylase - lipase - protease - nuclease - zymogenen
43
Welke zymogenen zitten er in pancreassap en hoe worden deze geactiveerd?
- Trypsinogeen (door peptidase --> trypsine) - Chymotrypsinogeen (door trypsine --> chymotrypsine) - Procarboxypeptidase (door trypsine --> carboxypeptidase)
44
Wanneer een hoe moet iemand met cystisch fibrose behandeld worden?
Tijdens remissie (rust van ziekte) met een rubberdam. Uitkijken met antibiotica.
45
CCK zorgt voor ... | Secretine zorgt voor ...
- secretie van enzymrijk pancreassap/ secretie van gal | - secretie van bicarbonaatrijk pancreassap/ stimulatie van lever voor het aanmaken van gal
46
Oppervlaktevergroting van de dunne darm in 3 stappen:
circular folds --> villi --> microvilli
47
Wat gebeurt er in de mond met koolhydraten?
afgebroken door amylase in disachariden (lactose/ maltose/ sucrose)
48
Wat gebeurt er in de maag met koolhydraten?
niks
49
Wat gebeurt er in de dunne darm met koolhydraten?
- afgebroken door amylase in disacchariden (lactose/ maltose/ sucrose) - disacchariden worden door enzymen (lactase/ maltase/ sucrase) afgebroken in monosacchariden (galactose/ glucose/ fuctose)
50
Waar bestaan ... uit: - lactose - maltose - sucrose
- glucose en galactose - 2 glucose - glucose en fructose
51
Hoe worden monosacchariden opgenomen in het epitheel van de dunne darm?
- galactose en glucose door co-transport met Calcium | - door gefaciliteerde diffusie
52
Hoe worden monosacchariden opgenomen in het bloed?
door gefaciliteerde diffusie
53
Wat gebeurt er in de mond met eiwitten?
niks
54
Wat gebeurt er in de maag met eiwitten?
Worden door pepsine afgebroken tot lange polypeptideketens
55
Wat gebeurt er in de dunne darm met eiwitten?
- Worden door pancreatisch enzymen (trypsine, chymotrypsine en carboxypeptidase) omgezet in korte polypeptideketens. - dunne darm enzymen (aminopeptidase, carboxypeptidase en dipeptidase) zetten het om in aminozuren
56
Hoe worden aminozuren opgenomen door het lumen van de dunne darm?
via cotransport met natrium | enkele di-/tripeptiden met H+
57
Hoe worden aminozuren getransporteerd naar het bloed?
met gefaciliteerde diffusie
58
Wat gebeurt er in de mond met vetten?
worden door linguaal lipase (secretie wordt minder met ouder worden) omgezet in monoglycerides
59
Wat gebeurt er in de maag met vetten?
worden door gastrisch lipase omgezet in monoglycerides
60
Wat gebeurt er in de dunne darm met vetten?
worden door galzouten en pancreatisch lipase geemulgeerd naar monoglycerides
61
Hoe komen monoglycerides in het epitheel en wat gebeurt er daarna mee?
Dmv. diffusie. In de cel worden ze omgezet naar tryglycerides en gekoppeld met cholesterol en eiwitten (--> chylomicrons)
62
Wat gebeurt er met chylomicrons?
Gaan via exocytose naar: - het lymfestelsel - het capilair in
63
Wat wordt er in de dikke darm opgenomen?
- water - onverteerde koolhydraten - vitamine K en B
64
Hoevaak trekt de dikke darm samen?
- haustrea (wanneer gevuld) 1 minuut lang, 1x in een half uur - massabeweging: 3-4x per dag; vaak na het eten
65
Reteroperitoneale organen
nieren, duodenum, pancreas
66
Hoe snel beweegt voedsel in de dikke darm?
1 cm/min; 3-4 uur in totaal
67
Wanneer, wat en welke fases heeft MMC?
- iedere 90-120 min (tussen maaltijden in - volledige leging van de dunne darm in de dikke darm - Fase 1; motorische stilte Fase 2; onregelmatige contracties Fase 3; korte periode met intense contracties
68
Secretie, hoeveel; - speeksel - maagsap - pancreassap - gal - darmsap
- 1,5 L - 2,5 L - 1,5 L - 0,5 L - 1 L
69
Absorptie, hoeveel; - Jejunum - Ileum - Colon
- 5 L - 2 L - 1,4 L
70
Waar gaat de oesophagus door het diafragma?
bij de esophageal hiatus
71
Waar liggen de 2 omenta van de maag?
- bij de kleine bocht | - bij de grote bocht
72
Wat zijn enterogastrones en wat doen ze?
hormonen afgegeven door de enteroendocriene cellen (belangrijkste: secretin en CCK, stoppen de aanmaak van gastrin)
73
Wat is de alakline tide?
de pomping van bicarbonaat naar het bloed in de pariëtale cellen
74
Wat ligt tussen de galblaas en galbuis?
cystic buis
75
Waaruit bestaat het exocriene deel van de pancreas?
- acini (produceren enzymrijk vloeistof) | - buizen (voor transport)
76
Waaruit bestaat het endocriene deel van de pancreas?
eilandjes van Langerhans (geven insuline en glucagon af)
77
Hoe beschermt de pancreas zichzelf tegen vertering van zichzelf?
door de enzymen inactief af te geven, ze worden in het duodenum actief gemaakt
78
Gal en pancreassap komen samen in de ... en komen het duodenum binnen via een ..., die afgesloten is met de .... Pancreassap wordt ook opzichzelf geleegd via de kleine
- hepatopancreatic ampulla - major duodenual papilla - hepatopancreactic sfincter - accesory pancreatic duct
79
Klep tussen de dunne en dikke darm
klep van Bauhin
80
Welke 5 soorten cellen zitten in de mucosa van de dunne darm?
- enterocyten (produceren darmvloeistof voor absorptie) - gobletcellen (produceren slijm) - enteroendocrine cellen (produceren enterogastronen) - panethcellen (produceren antimicrobiële stoffen) - stamcellen (kunnen differentiëren in de andere 4 cellen)
81
Wanneer opent de klep van Bauhin?
- door geactiveerde maagactiviteit | - door gastrin
82
Waaruit bestaat de dikke darm?
- cecum - appendix (bevat veel lymfeweefsel) - colon (5 delen) - rectum (heeft kleppen om bolus tegen te houden) - anale kanal
83
Waar worden nucleïnezuren afgebroken?
in de dunne darm, door enzymen in pancreassap
84
Welke vitaminen kunnen micellen bevatten?
A, D, E en K
85
Welke vitaminen worden door de dikke darm geabsorbeerd?
B en K
86
Waar worden elektrolyten opgenomen?
In de dunne darm
87
Waar worden ijzer en calcium opgenomen?
in het duodenum
88
Dysfagie
Belemmerde voedselpassage, door: - gestoorde bewegelijkheid van de slokdarm - stenose (passagebelemmering)
89
Achalasie
Peristaltiek in de slokdarm ontbreekt
90
Diffuse slokdarmspasmen
Dysfagie en pijn achter het borstbeen
91
Gastro-oesofageale refluxziete
Onderste sfincter van de slokdarm gaat open
92
Infectieuze oesofagitis
Bij mensen met een verminderd immuunsysteem, vaak door een schimmelinfectie
93
Ulcers in de slokdarm
Door NSAID's en vitamine-C-tabletten
94
Tumoren in de slokdarm
zijn vaker kwaadaardig
95
Gastritis
ontsteking van het maagslijmvlies, vaak door infectie met helicobacter pylori
96
Ulcuss pepticum
maagzweer of in het duodenum, vaak door helicobacter pylori
97
Syndroom van Zollinger-Ellison
tumor in de pancreas waardoor teveel gastrine wordt geproduceerd --> teveel HCl
98
Maagcarcinoom
tumor in de slijmcellen van de maag
99
Syndroom van Peutz-Jeghers
veel poliepen in de dunne en dikke darm, pigmentvlekken op de huid en slijmvliezen
100
Colitis ulcerosa
chronische darmontsteking van een bepaald deel van de darm
101
ziekte van Crohn
chronische darmontsteking aan de hele darm
102
Welke 2 absorpties kunnen ALLEEN door het ileum gedaan worden?
vitamine B12 en galzuren
103
Hemorroïden
aambeien
104
2 richtingen van spieren in de oesophagus:
- longitudinale (voor voortstuwing/ propulsie) | - circulaire (voor vermaling/ fregmentatie)
105
Lagen van de wand van het GI tract:
Mucosa: - simpel columnair epitheel (in mond, eosofagus en anus; stratified squamous) - lamina propria (bindweefsel) - muscularis mucosea Submucosa: - bindweefsel (areolair), en de rest Muscularis externa: - circulaire spierlaag - longitudinale spierlaag (bij intraperitoneale organen); Serosa: - visceraal peritoneum; 1 laag squamous epitheel - in de eosophagus is dit adventitia (straf bindweefsel) - bij reteroperitonale organen; serosa + adventitia
106
Vouwen in de maagwand heten
rugae
107
3de spierlaag in de maag:
binnenste schuine spierlaag: voor de roerende beweging
108
In welk deel van de maag zitten vooral de mucous en enteroendocrine cellen? En welk deel pariëtale en hoofdcellen?
onderin/ bovenin
109
De diepte van de gastric pits neemt af aan de ...
uiteinden van de maag
110
Welke second messengers stimuleren de HCl productie?
Acetylcholine (in de cevale fase), Histamine (aangemaakt door ECL-cellen) en Gastrine (aangemaakt door de G-cellen) --> stimuleert ook de ECL-cellen
111
Welke second messengers remmen de HCl productie?
Somatostatin (aangemaakt door de D-cellen) --> remt ook de G- en ECL-cellen
112
Spieren in de vili zijn voor:
- beweging van de vili, zodat ze elkaar minder raken | - samentrekking voor secretie
113
Klieren in het jejunum heten
crypts of Lieberkuhn
114
Welke 2 stoffen worden wel door de maag opgenomen?
Aspirine en alcohol
115
5 stappen in het GI tract
- inname - voortstuwing (peristaltiek) - mechanische afbraak (segmentatie) - vertering - opname - ontlasting
116
Functie van mesentery
Dubbele laag peritoneum, voor; - bloedvaten, lymfe en zenuwen - op plek houden van organen - opslag voor vet
117
intraperitoneale organen
maag, dunne darm en lever