Vragen Flashcards Preview

Meten en Diagnostiek 2 > Vragen > Flashcards

Flashcards in Vragen Deck (22)
Loading flashcards...
1
Q

Waar is de variantie een maat voor? En zijn er waarden die de variantie niet kan aannemen?

A

De variantie is een spreidingsmaat, de mate waarin de (geobserveerde) waarden onderling van elkaar verschillen.
> de variantie kan nooit negatief zijn, omdat dit gekwadrateerde waarden behelst.

2
Q

Noem twee modellen voor polytome scores:

A
  • Nominal respons model (NRM)

- Graded respons model (GRM)

3
Q

Wat betekend DIF?

A

Differential Item Functioning.
> Wanneer individuen met dezelfde onderliggende trek, maar uit verschillende subgroepen niet dezelfde kans hebben om een item goed te maken.

4
Q

Wat is het voordeel als je multiple choice items analyseert met een nominal respons model (NRM) ipv met een dichotome analyse?

A

Je kunt dan onderzoeken of de distractors (de onjuiste alternatieven) naar behoren functioneren of verschillende groepen de vragen op een verschillende manier beantwoorden
> Bij een dichotome analyse wordt van tevoren aangenomen dat alle incorrecte antwoorden even incorrect zijn. Met een NRM kun je onderzoeken of dit klopt.

5
Q

Als een test van 10 items wordt onderworpen aan een principale componenten analyse en de eerste Eigenwaarde is 4.0, wat betekent dit?

A

Dit betekent dat de 1e component 4.0/10 x 100 = 40% van de variantie van alle 10 items verklaart.

6
Q

Wat geven de componentenladingen (bi) aan in een principale componenten analyse?

A

Deze geven aan hoe zwaar item i meeweegt voor PCi. Het is de correlatie tussen een item en zijn bijbehorende PC.

7
Q

Wat wil je bereiken als je een PCA oplossing roteert?

A

Je wilt ervoor zorgen dat de componentenladingen van de items zo hoog mogelijk zijn voor één specifieke principaal component en juist zo laag mogelijk op de andere principale componenten.

8
Q

Wat wordt in de ‘factoranalyse’ cmmunaliteit genoemd?

A

De hoeveelheid variantie van één item dat door alle factoren verklaard wordt.

9
Q

Welke mogelijkheid biedt itemresponstheorie wél en factoranalyse niet?

A

Adaptief toetsen.

10
Q

Wanneer zou je een ACS gebruiken?

A

Analysis of covariance structures (ACS)

> Wanneer je van te voren al een idee hebt over het aantal factoren en de factorstructuur.

11
Q

Wat gebeurt er met de predictieve accutaresse als de base rate verandert maar de rest gelijk blijft?

A

Predictieve accutaresse wordt beter

12
Q

Wat is de specificiteit?

A

Hoeveel van de mensen goed gekozen van de mensen die het hebben?

13
Q

Base rate neglect is een fout die een diagnosticus in de praktijk maakt door onvoldoende rekening te houden met…

A

…de prevalentie van een bepaalde aandoening

14
Q

Neem aan dat 300 individuen solliciteren voor een baan, waarvan 25% vrouw was. Van de mannelijke aanmeldingen werd 30% aangenomen. Hoeveel vrouwen zouden er aangenomen moeten worden zodat adverse impact tegen de vrouwen niet voorkomt?

A

Antwoord: 18 vrouwen

75 vrouwen
225 mannen

> 225 x 0.3 = 67.5 dus 77 mannen aangenomen
Hoeveel vrouwen?
4/5 x 0.3 = 0.24
75 x 0.24 = 18 vd vrouwen

15
Q

Hoe bereken je met verklaarde variantie de communaliteit bij twee onderliggende factoren?

A

De twee correlaties in het kwadraat en optellen (de som van twee verklaarde varianties krijg je dan).

16
Q

Vanaf welke waarde is de communaliteit goed?

A

0,2

17
Q

Wat gebeurt er met de discriminatie parameter in de Gutmann scaling?

A

De a-parameter is oneindig.

> stijle ICC

18
Q

Wat is het verschil in verklaarde variantie tussen de PCA en de factoranalyse?

A
Niet alle variantie verklaren bij factoranalyse in tegenstelling tot PCA omdat de meetfout wordt meegerekend.
Gedeelde variantie (PCA) vs unieke (mf) variantie (factoranalyse).
> Bij de factoranalyse wordt voor alle items een unieke meetfout berekend.
19
Q

Wat wordt bedoelt met reflectieve items en wat is het tegenovergestelde?

A

Itemscores reflecteren de latente trek score.
De latente trek is direct en causaal

Soms: formatief. De items bepalen de testuitkomst en niet andersom.

20
Q

Welk model kan sociale wenselijkheid of faking good in kaart brengen?

A

3PL

21
Q

In het één factor model zijn de factorladingen op te vatten als de correlaties tussen de tests (indicatoren) en de commen factor. Welke parameters in welk model hebben een soortgelijke interpretatie?

A

De discriminatie parameter in het 2PL model.

> discriminatie parameters even aan hoe sterk een item samenhangt met het construct.
lage a = lage samehang
hoge a verandert kans veel (sterke samenhang)

22
Q

Geef een uitleg van de rwg, de Multi Trait-Multi Method assesment, paired comparison en Method of Equal Appearing Intervals.

A

rwg
> intervalschaal
> beoordelaars
> rwg = schatting van de reductie in error variantie van een groep beoordelaars

Multi Trait-Multi Method
>test construct validieit
- convergent
- divergent
> verschillende tests
> begripsvaliditeit

Paired comparison
> item tot respons samenhang
> vergelijking 1 item met de rest
> met de ijssmaken

Method of Equal Appearing Intervals
> interval niveau info over items
> SME’s categoriseren uitspraken
> gem en SD