VTT 1-20 Flashcards
(20 cards)
1
Q
Bakken
A
Hebben…gebakken
2
Q
Beginnen
A
Zijn…begonnen
3
Q
Begrijpen
A
Hebben…begrepen
4
Q
Bezoeken
A
Hebben…bezocht
5
Q
Bijten
A
Hebben…gebeten
6
Q
Blijven
A
Zijn…gebleven
7
Q
Breken
A
Hebben…gebroken
8
Q
Brengen
A
Hebben…gebracht
9
Q
Denken
A
Hebben…gedacht
10
Q
Doen
A
Hebben…gedaan
11
Q
Dragen
A
Hebben…gedragen
12
Q
Drinken
A
Hebben…gedronken
13
Q
Eten
A
Hebben…gegeten
14
Q
Gaan
A
Zijn…gegaan
15
Q
Genezen
A
Zijn…genezen
16
Q
Geven
A
Hebben…gegeven
17
Q
Hangen
A
Hebben…gehangen
18
Q
Hebben
A
Hebben…gehad
19
Q
Helpen
A
Hebben…geholpen
20
Q
Kiezen
A
Hebben…gekozen