W3 HC.2 Adaptieve immuunrespons Flashcards

1
Q

Aantigeen (pathogenen) worden blootgesteld aan immuunsysteem, aan welke cellen?

A
  • ILC (innate lymfoïde cellen) -> zet APC in gang
  • APC (antigeen presenterende cel) -> zet CD4+ in gang
  • CD4+ (T-helpercellen) -> zet volgende cellen in gang:
    -> CD8+ (cytotoxische T-cel)
    -> B-cel
    -> Macrofagen

B-cel leidt tot vorming immuunglobulinen (Ig) die antigenen kunnen neutraliseren.
CD8+ en Macrofagen hebben responsen die er ook voor zorgen dat pathogenen uitgeschakeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kinetiek van immuunresponsen

A

Innate afweer (beschikbaar) 0-4hr
Innate afweer (geïnduceerd) 4-96 hr
Adaptieve afweer >96 hr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stappen in een anti-virus respons

A
  1. Productie van Type I interferonen (IFN-a, IFN-b), TNF-a en IL-12
  2. NK-cel-gemedieerde dood van geïnfecteerde cellen
  3. T-cel-gemedieerde dood van geïnfecteerde cellen.
    -> Het probleem wordt dus pas opgelost als de adaptieve immuniteit is geactiveerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De centrale rol van CD4+ Th activatie

A
  1. Ag wordt opgenomen door APC
  2. APC deelt antigen op in peptiden
  3. Peptiden worden gepresenteerd op HLA-II aan CD4+
  4. CD4+ (T-helpercel) activeert de volgende celtypen:
    - Macrofagen
    - B-cel
    - CD8+ (Cytotoxische T-cel)

Deze activatie/initiatie vindt plaats in secundaire lymfoïde organen (lymfeklieren, milt, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe essentieel zijn lymfeklieren?

A

naieve CD4+ Th cellen: ~150x10^9 / #verschillend TcR: ~25x10^9

= ong. 6000 naieve CD4+ T cellen met een specifieke TcR

-> Dus niet heel veel, maar lymfeklieren zijn cruciale ‘meeting points’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DC contact met T-cellen in lymfeklier in stappen:

A
  • Langerhanscellen (e.a. APC) migreren naar drainerende lymfeklieren.
  • Dendritische cellen (DC) ontmoet > 500 T-cellen/uur (interatie ~3-5 min.) in de lymfeklier.
    -> Geen Ag = geen match
    -> Met Ag = match
  • Bij match: transiënte interacties <10 / stabiele interactie: enkele uren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DC-T interactie: 3 signalen:

A

Signaal 1 = Activatie:
Tussen TCR en MHC-II (met CD4 als stabilisator en versterker van de interactie (CD8 bij MHC-I))
-> Signaal voor activatie van T-cel

Signaal 2 = Survival:
Tussen CD28 en CD80/CD86
-> Signaal waardoor T-cel blijft overleven

Signaal 3 = Differentiatie:
Tussen cytokines (IL-6, IL-12, IL-23, IL-4)
-> Signaal voor differentiatie van T-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dit is een criss-cross activatie in antigeenpresentatie, wat bedoelen ze hiermee?

A

Door deze interactie wordt zowel de DC als de T-cel geactiveerd.

  • HLA-II zorgt voor activatie TCR (signaal 1)
  • Signaal 1 zorgt voor activatie, maar ook voor opregulatie CD40L op T-cel
  • CD40L heeft interactie met CD40 op DC
  • Die interactie zorgt in DC voor toegenomen expressie van CD80/CD86
  • CD80/CD86 heeft interactie met CD28 (signaal 2)
  • Alle signalen samen zorgen voor een toegenomen productie van cytokines, waardoor signaal 3 ontstaat

Dus nu heb je geactiveerde APC + geactiveerde Th

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DC-T intimunniteit: de immunologische synaps:

A

Centraal gelegen: TCR-MHC
Perifeer gelegen: ICAM1-LFA1 (als een ring om TCR-MHC heen)
-> Deze interactie versterkt binding tussen APC en lymfocyt en versterkt TcR-signaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voor T-cel activatie zijn alle 3 de signalen nodig!

A

Alleen 1: Apoptotische T-cel of Anerge T-cell (ongevoelig voor het signaal)
Alleen 1+2: Ongedifferentieerde T-cellen: alleen proliferatie
1+2+3: Effector T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Essentiële rol van DC maturatie (antigeen presentatie capaciteit)

A

Circulatie weefsels lymfeklier (in rust):
- Onrijpe DC
- Tolerantie, dat houdt in:
-> Wel veel endocytose
-> Lage expressie MHC-II
-> Lage costimulatie (CD80/CD86)

Microbiële factoren (TLR-ligand) en geactiveerde T-cel (CD40L) zorgt voor activatie van DC, dit leidt tot geactiveerde rijpe DC

lymfeklier (ontsteking):
- Geactiveerde rijpe DC
- Immuniteit, dat houdt in:
-> Endocytose neemt iets af
-> Hoge expressie MHC-II
-> Hoge costimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regulatie van T-celactivatie door CTLA-4

A
  • Bij activatie T-cel (signaal 1+2) wordt CTLA-4 geactiveerd
  • CTLA-4 kan net als CD28 binden met CD80/86
  • Affiniteit CTLA-4 is echter hoger dus als dit molecuul tot expressie komt, vormt dit rem op T-cel activatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Type en status van APC is bepalend voor T-cel differentiatie

Effector Th-cellen:
- Inducerend cytokine
- Transcriptie factor
- Geproduceerd cytokine

A

Effector Th cellen:
Th17
- Inducerend cytokine: TGF-b, IL-6
- Transcriptie factor: RORyT
- Geproduceerd cytokine: IL-6, IL-17

Th1
- Inducerend cytokine: IL-12, IFN-y
- Transcriptie factor: T-bet
- Geproduceerd cytokine: IL-2, IFN-y

Th2
- Inducerend cytokine: IL-4
- Transcriptie factor: GATA-3
- Geproduceerd cytokine: IL-4, IL-5

Regulatoire T-cellen
Treg
- Inducerend cytokine: TGF-b
- Transcriptie factor: FoxP3
- Geproduceerd cytokine: TGF-b, IL-10

Tr1/Th3
- Inducerend cytokine: IL-10
- Transcriptie factor: ?
- Geproduceerd cytokine: IL-10, TGF-b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bepaalt Th cel differentiatie?

A
  1. Pathogeen triggert APC -> PRR (zorgt voor bepaald cytokineprofiel) -> dit leidt T-cel in richting tot bepaalde cytokinepathway
  2. Omgeving celtypen -> cytokinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cytokine milieu bepaalt Ig subklasse switch

A

B-cel met:
- IL-21, IL-6 -> IgM
- IFN-y, IL-21 -> IL-21, IL-6 -> IgG
- IL-10, TGF-b -> IL-21, IL-6 -> IgA
- IL-4, IL-13 -> IL-21, IL-6 -> IgE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Immuuneffector mechanismen -1- antistoffen
Ab functies:

A

Fab:
- Neutralisatie (agglutinatie)
Fc:
- Complement activatie*
- Opsonisatie* -> fagocytose
- Sensitisatie* van mestcellen, NK-cellen en fagocyten

  • na binding van Ag
17
Q

Immuun effector mechanismen -2- cellulaire mechanismen

A
  • Activatie PMN (neutrofielen)
  • Activatie Macrofagen
  • Activatie NK-cellen
  • Activatie gammadelta T
  • Activatie CTL (cytotoxische T-cel)
  • Activatie Th1 -> macrofagen hyperactivatie
18
Q

Route van de lymfocyten -> B-cellen

A

B cellen recirculeren tussen bloed > lymfeklier > lymfe > bloed

  • Indien naar lymfeklier follikel:
    -> activatie > deling > plasmablasten > merg LK (kortlevende plasmacel) waar ze antistoffen maken
  • Indien follikelcentrum reactie:
    -> geheugencellen > efferente lymfe > recirculeren
    -> langlevende plasmacel > beenmerg
19
Q

Route van de lymfocyten -> T-cellen

A

Naïve T-cellen recirculeren tussen bloed > lymfeklier > lymfe > bloed

Geactiveerde T-cel:
- Geheugen T-cel:
-> Effector geheugen T-cel (CCR7-): circuleert tussen bloed en weefsel
-> Centrale geheugen T-cel (CCR7+): recirculeert tussen bloed en lymfeklier
(bij secundaire respons migreert deze naar weefsel)

  • Effector T-cel: migreert naar weefsel
    -> Als ze klaar zijn gaan zo óf in apoptose óf worden ze weefsel-residente geheugen T-cel
20
Q

Chemokinen: lokalisatie in de lymfeklier

A
  • CXCL13 voor B-cellen
  • CCL19/CCL21 voor T-cellen
21
Q

Chemotactische factoren bepalen de migratie van immuuncellen de lymfeklier in.

A

!!! Nog doen

22
Q

S1P-R expressie bepaalt LK emigratie

A

!! Nog doen

Stimulatie van S1P-R -> internalisatie + afbraak S1P-R -> ongevoelig voor emigratie -> ophoping in lymfeklier -> lymfopenie -> geen migratie naar locatie van (auto-) immuunrespons

23
Q

TAKE HOME

A
  • Activatie van naïeve T-cellen heeft 3 signalen nodig: Ag, costimulatie en cytokines
  • Differentiatie/ polarisatie van CD4+ Th cellen wordt gestuurd door APC en het cytokinemilieu
  • Het cytokinemilieu wordt gecreëerd door innatte responsen (incl. ILC) gestimuleerd door pathogene prikkel.
  • Migratie van lymfocyten wordt gestuurd door chemotactische factoren, en is essentieel voor functie adaptieve respons.