Week 1 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Leerdoel 1

de belangrijkste aspecten van beeldvorming van het houdings- en bewegingssysteem benoemen.

A
  • röntgen: weinig weke delen/pezen/ligamenten zichtbaar
  • CT: weinig weke delen/pezen/ligamenten zichtbaar
  • Echografie: weke delen goed zichtbaar, dynamisch onderzoek; bot, lucht en diepgelegen structuren minder zichtbaar
  • MRI: Weke delen/pezen/ligamenten/kraakbeen/bot-en wekedelentumoren; minder goed verkalkingen en kleine botbreuken
  • Doorlichting/fluoroscopie
  • Arthrografie: detectie kraakbeen en labrumscheur

Rongten/CT/DECT> Dectectie botafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leerdoel 1

aspecten van diagnose en behandeling van aandoeningen van het houdings- en bewegingssysteem benoemen.

A

Lichamelijk onderzoek (staand en liggend!): inspectie, actief bewegingsonderzoek (nulgradenmethode), passief bewegingsonderzoek, palpatie, stabiliteitsonderzoek, speciale testen, neurologische en vasculair onderzoek

Aanvullend onderzoek: röntgenfoto, MRI, CT, botscan, echo, lab, kweek

Behandeling is conventioneel of chirurgisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leerdoel 1

de belangrijkste groepen (chirurgische) ingrepen aan het houdings- en bewegingssysteem benoemen.

A
  • Gewrichten: Arthroscopie, arthroplastiek (kunstgewricht), resectiearthroplastiek, arthrodese (verstijven), arthrolyse (losmaken), arthrocentese (gewrichtspunctie), synovectomie
  • Botten: Osteotomie, osteosynthese (verbinden), verlengen/distractieosteogenese, inkorten, resectie, excochleatie, bottransplantatie, nettoyage
  • Pezen: Hechting, verlenging, nettoyage, vastzetten
  • Ligamenten: Hechting, reïnsertie, reconstructie, shrinking
  • Fasciae: Fasciotomie, fasciectomie, fascieplastiek
  • Bursae: Bursectomie, drainage bursa, injectie bursa
  • Spieren: Resectie
  • Zenuwen: Decompressie, transpositie, hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leerdoel 1

de belangrijkste groepen (conventionele) ingrepen aan het houdings- en bewegingssysteem benoemen.

A
  • Expectatief
  • Supervised neglect
  • Fysiotherapie
  • Pijnstilling
  • Antiflogistica (NSAID’s, corticosteroïden)
  • Orthese
  • Orthopaedische schoenen
  • Injectie
  • Immobilisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leerdoel 1

de topografische, functionele en toegepaste anatomie van de plexus cervicobrachialis, de schoudergordel, de bovenarm en de elleboog herkennen en benoemen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

HC 1

inzicht in de calcium en fosfaat regulatie

A

Calcium: Prikkelgeleiding / Spiercontractie, Immuunrespons, Bloedstolling, Botstevigheid

Fosfaat: Energiehuishouding, DNA / RNA, Botstevigheid

Gereguleerd door: Vitamine D, PTH en FGF23
▪ Vitamine D verhoogt Ca, verhoogt fosfaat
▪ PTH verhoogt Ca, verhoogt/verlaagt fosfaat
▪ FGF23 verlaagt fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HC 1

Begrijp hoe biomechanica kan helpen om de spier- en gewrichtskrachten die ons in evenwicht (en beweging) houden, in te schatten.

A

Gebruiken is aanpassen;
door gebruik van botten gaat deze eigenschappen (vorm, dichtheid) aannemen om de beoefende beweging beter te kunnen uitvoeren;
spieren worden groter, andere verhouding rode:witte spiervezels om genoeg spierkracht te geven.

te veel of te lange disbalans leidt tot maladaptie of decompensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HC 1

embryologie van spieren en innervatie

A

spieren ontstaan uit myotomen, zenuwen vanuit ruggenmergsegmenten;
met elk myotoom loopt gelijk een zenuw mee;
1 spier opgebouwd van meerdere myotomen;
dus 1 spier ook aangestuurd door meerdere rugsegmenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HC 1

4 gewrichten van de schouder?

A

gleno-humeraal
acromio-claviculair
sterno-claviculair
scapulo-thoracaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HC 1

klinische testen voor rotator cuff disease?

A
  • abductie schouder: positief bij pijn tussen 60-120 grade
  • internal rotation test: positief wanneer positie niet behouden kan worden
  • external rotation test: positief wanneer volledige exorotatie niet kan worden behouden
  • drop arm test: positief wanneer patient de arm niet langzaam kan laten zakken vanuit abductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

HC 1

klinische testen voor instabiliteit (luxatie) schouder?

A
  • apprehesion test: positief bij pijn
  • relocation test: positief bij opluchting van pijn
  • anterior release test: postief bij pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HC 1

Fysische grootheden benoemen die van betekenis zijn voor de sterkte en stijfheid van botten en collageenbindweefsel.

A

Botten:
* stijfheid (spanning <=> rek)
* taaiheid bot
* vloeigrens en breekpunt

Collageenbindweefsel:
* afhankelijk van type (trek)kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HC 1

Aangeven hoe botten en collageenbindweefsel reageren op een belasting

A

Gedrag onder belasting van het weefsel wordt bepaald door:
 Orientatie van de vezels
 Eigenshappen collagene en elastische vezels
 Verhouding collagene en elastische vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

HC 1

Een analyse geven van het krachtenspel door het opstellen van een vrijlichaamsdiagram

A

Krachten in het lichaam:
 Compressiekracht
 Trekkracht
 Afschuifkracht

  1. Definieer een coordinaat systeem.
  2. Snij denkbeeldig op die plaats waar je de krachten wilt weten.
  3. Teken de belasting die van buitenaf werkt op het losgesneden deel.
  4. Zoek tegengesteld gerichte reactiekrachten – meestal op het benige structuren.
  5. Bepaal of alle krachten leverd een moment en als die momenten linksom of rechtsom draaeind zijn.
  6. Zoek die spierkrachten (samen met die reactiekracht) die het total moment gelijk aan nul kan maken.
  7. De grootte van de spierkracht volgt uit de evenwichtsvergelijkingen (∑ 𝐹 = 0 en ∑ 𝑀 = 0)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HC 1

uit welke elementen bot is opgebouwd

A
  • Drie celtypen: osteoblasten, osteocyten, osteoclasten
  • Bot matrix
  • Calcium kristallen

osteoid: ongemineraliseerd botmatrix
* collageen type I
* bot-vormende proteines
* na circa 10 dagen mineralisatie

Mesenchym cel => osteoblast => osteocyt
Monocyt => osteoclast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HC 1

het samenspel tussen bot-aanmaak en bot-afbraak

A

Botremodelling: Resorptie (osteoclasten) gekoppeld aan bot-formatie (osteoblasten)
* apoptose osteoclast geinduceerd door IL-6 en IL-11 van osteoblast
* calcitonine remt afbraak osteoclast
* synthese osteoblast geinduceerd door BMP en TGFb van apoptotische osteoclast
* PTH remt opbouw osteoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

HC 1

microscopische bewerkingstechnieken van bot

A

vanwege hardheid bot geen normale bewerking mogelijk;
* Ontkalking
* Inbedden plastic (geen ontkalking)

Daarna kleuringen, afhankelijk van vraagstelling

 Hematoxyline & Eosine (HE) – cel morphologie
 Goldner – mineralisatie status
 Thionine – mineralisatie status
 Zure fosfatase (osteoclasten
 Tetracycline (mineralisatie snelheid)

18
Q

HC 1

de meest voorkomende botziekten

A

Osteomalacie (volwassene)/rachitis (kind): tekort aan actief vit D of ongevoelig ervoor
* gestoorde mineralisatie
* verbreding kraakbeenzones, verminderde groei
* hypocalciemie, botpijn, fracturen

Hyperparathyreoidie: calcium- en botmetabolisme aangedaan door verandering in PTH concentraties => verhoogde botafbraak
* licht verhoogd serum calcium
* wisselende fosfaatspiegels

osteoporose: afwijking van het gehele skelet gekenmerkt door een verlaging van de botmassa en een verlies in de onderlinge samenhang van botbalkjes

morbus Paget: sterk verhoogde botremodelling
* kenmerkend is verhoogd alkalisch fosfatase

Fibreuze dysplasie: gezond bot wordt vervangen door fibreus bot

Hypofosfatasia: gestoorde fosfaathuishouding leidt tot verstoorde mineralisatie bot

Osteogenesis imperfecta: gestoorde collageen type I synthese

Osteopetrose: aandoeningen door insufficiënte
osteoclastactiviteit

Ziekte van Buchem: tekort aan sclerostine, waardoor te veel synthese van bot

osteoporose: Bot afbraak > Bot aanmaak => verlaging botmassa

19
Q

ZO 1

De student kent de namen en het verloop van de grote vaten van de bovenste extremiteit;

A

Namen: zie Goodnotes en memoraid
Verloop (proximaal-distaal): truncus brachiocephalicus - a. subclavia - a. axillaris - a brachialis - a. ulnaris/a. radialis - arcus palmaris

20
Q

ZO 1

De student kent de plaatsen waar de bloedvaten oppervlakkig liggen en dus bereikbaar voor : a) afdrukken bij bloedingen en b) puncties, zowel veneus als arterieel;

A

Bloedvaten liggen oppervlakkig meestal rondom gewrichten;
samen gelegen met zenuwen (= vaatzenuwstrengen);
ook vaak tussen spiergroepen.

21
Q

ZO 1

Fysische grootheden benoemen die van betekenis zijn voor de sterkte en stijfheid van collageen bindweefsel

A

drie grootheden voor het vaststellen van de sterkte en de taaiheid (ductiliteit) van een structuur:
* de belasting die de structuur kan hebben voordat deze bezwijkt, het breekpunt;
* de vervorming die mag plaatsvinden tot het punt van bezwijken, de rek bij breken;
* de energie die kan worden opgenomen voordat breuk optreedt: de materiaalvormveranderingsenergie.

stijfheid: elasticiteitsmodulus = spanning / rek
stijfheid: dikte = d^4

22
Q

ZO 1

wat is anisotroop?

A

Bij anisotroop materiaal zijn de mechanische eigenschappen niet in alle richtingen gelijk.
- Zowel corticaal als spongieus bot zijn anisotroop.
- Men kan verwachten dat de sterkte en de stijfheid het grootst zijn in de richting waarin bot doorgaans wordt belast.

23
Q

ZO 1

wat betekent belastingssnelheid?

A

De belastingssnelheid is klinisch van veel betekenis, omdat deze zowel het breukpatroon alsook de mate van beschadiging van zacht weefsel bij een fractuur beïnvloedt.
- Wanneer een bot breekt, komt de opgeslagen energie vrij.
- Bij een geringe belastingssnelheid kan de energie dissiperen door de vorming van één enkele scheur; het bot en de zachte weefsels blijven praktisch intact en er is nauwelijks of in het geheel geen verplaatsing.
- Bij een grote belastingssnelheid kan de grotere hoeveelheid opgeslagen energie echter niet vlug genoeg via één enkele scheur verdwijnen en treden verbrijzeling en uitgebreide beschadiging van het zachte weefsel op.
- Bot wordt sterker en stijver en slaat meer energie op met toenemende belastingssnelheid.

Fracturen worden onderscheiden op de hoeveelheid energie die bij breuk vrijkomt: lage, hoge en zeer hoge energie.

24
Q

ZO 1

Hoe is collageen opgebouwd?

A

collagene vezels
- geven sterkte en stijfheid aan het weefsel

**elastische vezels **
- zorgen voor de rekbaarheid onder belasting

reticulaire vezels
- voegen volume toe

grond-substantie
- gelatineus materiaal dat de wrijving tussen de vezels vermindert.

25
# ZO 1 Aangeven hoe elastische vezel en collagene vezels reageren op een belasting
**de structurele oriëntatie van de vezels** - afhankelijk van de functie van het weefsel zijn de vezels parallel of gekruist gerangschikt - grote trekbelasting als vezels parallel liggen aan belastingskracht (bv pezen) **de eigenschappen van de collagene en de elastische vezels** - Collageen: bij het begin van de belasting een beetje verlenging, maar worden snel stijf bij grotere belasting tot de vloeigrens wordt bereikt. Daarna vindt niet-elastische vervorming plaats tot aan de uiteindelijke breuk. - Elastisch: grote verlenging op onder kleine belastingen. Bij een grotere belasting worden ze plotseling stijf en breken abrupt zonder vervorming **de verhouding tussen de collagene en de elastische vezels** - 90% van collageen bestaat uit collagene en elastische vezels. de verhouding hiertussen bepaalt de mate van rekbaarheid - afhankelijk van de functie verandert de verhouding
26
# ZO 1 Aangeven dat bot op verschillende manieren belast wordt en dat dit effect heeft voor de mechanische eigenschappen van bot.
* Spieractiviteit wijzigt het 'in vivo'-spanningspatroon in bot. * Levend bot toont vermoeiing wanneer de belastingsfrequentie het herstel belet dat nodig is om breuk te voorkomen. * Bot vertoont omvorming (remodellering) in antwoord op de mechanische eisen die eraan worden gesteld, hetgeen betekent dat het wordt afgezet wanneer dat nodig is en geresorbeerd waar het niet nodig is (**wet van Wolff**).
27
# ZO 1 Indeling van letsels aan ligamenten?
**eerste categorie**: verwaarloosbare klinische symptomen. - enige pijn gevoeld, maar klinisch kan geen gewrichtsinstabiliteit worden vastgesteld. - Microbreuk van de collagene vezels kan echter hebben plaatsgevonden. **tweede categorie**: hevige pijn en klinisch wordt enige gewrichtsinstabiliteit geconstateerd. Voortgaande breuk van de collagene vezels heeft plaatsgevonden, waarbij een gedeeltelijke ruptuur van het ligament ontstond. Vaak wordt de gewrichtsinstabiliteit die het gevolg is van een partiële breuk van een ligament gemaskeerd door spieractiviteit, hetgeen een reden is om het klinisch testen van de gewrichtsstabiliteit onder narcose uit te voeren. **derde categorie**: hevige pijn tijdens de verwonding, en minder pijn naderhand. - Klinisch vindt men dat het gewricht geheel instabiel is. - De meeste collagene vezels zijn gebroken, maar enkele kunnen nog intact zijn, waardoor het ligament uiterlijk weliswaar continuïteit vertoont, maar niet in staat is enige belasting te dragen.
28
# ZO 1 de betekenis voor de gezondheid aangeven van lichaamsondersteuningsvlakken.
**Prevenie van pijn en ongemak:** Door het juiste oppervlak te kiezen, kun je pijn en ongemak voorkomen, bijvoorbeeld door de druk gelijkmatig te verdelen en de gewrichten te ontlasten. **Verbetering van de houding:** Lichaamsondersteuningsoppervlakken kunnen helpen je houding te corrigeren, wat kan bijdragen aan een betere gewrichten en spieren. **Verbetering van het lichaamsbewustzijn:** Door bewust te zijn van hoe je lichaam op verschillende oppervlakken steunt, kun je je lichaamsbewustzijn verbeteren. **Fysiotherapeutische toepassingen:** Op bepaalde oppervlakken oefeningen uitvoeren kan helpen bij revalidatie en verbetering van de spierkracht, flexibiliteit en coördinatie.
29
# ZO 1 de biomechanische criteria opsommen waaraan een goede schoen en een goede stoel moet voldoen.
Schoen: * Gematigde hakhoogte * Goede vering van het rubber hak * Een sluiting hoog op de wreef met veters of een riempje; * Een stevige omsluiting van de hiel tot onder de enkel; * De bal van de voet op het diepste punt van de schoen en ter plaatse een buigzame zool; * Een geringe hakhoogte; * Goede passing rondom tenen, wreef en hak. Stoel: * armleuningen, rugleuning en zitting. * De vorm moet dusdanig zijn dat bij passief zitten zo min mogelijk spierspanning nodig is. * Bij het actief zitten streeft men juist naar spiergebruik, hetgeen minder lang kan worden volgehouden.
30
# ZO 1 Voor- en nadelen van een ziekenhuisbed
Voordelen: - Bed in hoogte instelbaar - vrije voetruimte onder het bed (voor verpleging) - voldoende bevestigingspunten - voldoende duwbeugels Nadelige biomechanische aspecten: - Ten eerste rust het lichaam ter plaatse van het bekken in deze positie niet op de zitbeenknobbels, maar op het verhoudingsgewijs meer drukgevoelige stuitbeen. - Ten tweede geldt dat de romp, wanneer men langdurig in bed zit, langzamerhand over de liefdevol opgeschudde kussens naar beneden glijdt, het nachthemd omhoog kruipt en ondergoed strak trekt in het kruis. - Als laatste ondervindt men ter plaatse van de lendenen geen steun in de rug. Kyfosering van de lumbale wervelkolom is het gevolg. - Bij een stroeve zitting gaat men de afschuifkracht werkend op de huid en de daaronder liggende weefsels na enige tijd als hinderlijk ervaren.
31
# ZO 1 Welke manieren om bij grijpen of knijpen en bij het tillen of ondersteunen de pijn in gewrichten te reduceren?
* zorg voor een zo gering mogelijk moment om het gewricht * zorg voor geringe buiging van het gewricht
32
# ZO 1 een patiënt met een tenniselleboog uitleggen welke handelingen oorzaak zijn van de aandoening
= overbelasting van de aanhechting van de polsextensoren bij de elleboog
33
# ZO 1 wat is thoracic outlet syndrome (TOS)?
**Compressie van een vaat-zenuwstreng** (a.clavicula/v.clavicula/plexus brachialis), waardoor beschadiging van een van de delen*: - boven de clavicula: tussen de m. scalenus ant. en m.scal. medius (achterste scalenuspoort) - tussen eerste rib en clavicula (costoclaviculare ruimte) - tussen thorax en m. pectoralis minor (pectorale poort) ontstaat door verkeerde lichaamspositie/beweging. Behandeling is dan ook fysiotherapie om juiste houdingen te leren ## Footnote Bij het overgrote deel (95%) ontstaat schade aan de zenuwbundel; minderheid heeft arteriele/veneuze compressie
34
# ZO 1 Hoe ontstaan varices? ## Footnote varices = spataderen
In grote lijnen bestaan er twee soorten venen: oppervlakkige (**epifasciale**) en diepe (**subfasciale**) **venen**, die door middel van **perforerende** (door de fascie heen) **venen** met elkaar inverbinding staan. De stroomrichting van twee venensoorten: **altijd oppervlakkig => diep**. - Deze richting wordt gehandhaafd door kleppen in de vv. perforantes. Wanneer deze kleppen in het been **insufficiënt** worden, blijft het veneuze bloed (wat door tegenwerkende zwaartekracht toch al moeite heeft om naar craniaal te stromen) in de oppervlakkige venen ‘staan’.
35
# ZO 1 Wat zijn loges in de onderste extremiteit? en welke vaten horen hierbij?
**Peroneus loge**: geen **Oppervlakkige dorsale loge**: geen - tussen huid en fascia cruris: v. saphena parva **Diepe dorsale loge**: vasa tibialia posteriora, vasa peronea **Ventrale ‘extensoren’ loge**: vasa tiabialia anteriora
36
# ZO 1 Beschrijf het verschil (topografisch en functioneel) tussen de radices en rami ventrales en dorsales
****uit de wervelkolom ontspringen de **radices**, verantwoordelijk voor sensibele innervatie: - **truncus superior**: samengevoegde radices van C5 en C6 - **truncus medius**: radices van C7 - **truncus inferior**: samengevoegde radices C8 en Th1 Daarna ontstaan de **fasciculi** uit de trunci*; - **Fasc. lateralis** uit tr. sup. en medius - **Fasc. medialis** uit de tr. inferior - **Fasc. posterior** uit alle drie de trunci **Dorsale** en **ventrale rami** zijn verantwoordelijk voor motorische innervatie: - ventraal: innerveren de anterolaterale delen van de romp en de ledematen - dorsaal: innerveren de diepe rugspieren en de huid van de achterste deel van het hoofd, nek en rug ## Footnote De namen lateralis, mediallis en posterior zijn gegeven in relatie tot de a. subclavia
37
Wat is het logesyndroom? en welke zenuwen zijn aangedaan?
Als de druk in een spiercompartiment te hoog wordt, kan de bloedtoevoer naar de spieren en zenuwen blokkeren, wat ernstige schade kan veroorzaken. afhankelijk van welke loge is aangedaan, kunnen verschillende zenuwen aangedaan zijn: - Peroneus loge: n. peron. supf. - Oppervlakkige loge: - - Diepe loge: n. tibialis - ‘extensoren’ loge: n. peron. prof.
38
# ZO 1 wat is een dermatoom?
Een dermatoom is een specifiek gebied dat sensibel wordt geinnerveerd door één radices ## Footnote Kort gezegd: sensibel huidgebied
39
# ZO 1 wat is een verzorgingsgebied van een zenuw?
Een verzorgingsgebied is een specifiek gebied dat motorisch wordt geinnerveerd door één rami. ## Footnote Kort gezegd: motorisch huidgebied
40
# HC 1 welke bevinden bij lichamelijk onderzoek bij een acute spierruptuur?
* rekpijn * pijn bij palpatie * aanspanpijn
41
# HC 1 Ossale bankart laesie?
Posterieure dislocatie van de schouder, waarbij er een scheur in het labrum is met beschadiging van het bot