Week 4 Flashcards
(48 cards)
Leerdoel 4
De anatomie van de onderste extremiteit vanaf de knie distaalwaarts beschrijven.
Leerdoel 4
Beschrijven hoe de diagnose fractuur wordt gesteld.
Leerdoel 4
De verschillende typen fracturen identificeren.
Leerdoel 4
De verschillende soorten fractuurbehandeling benoemen.
Leerdoel 4
Overwegingen benoemen bij het kiezen van de voor de patiënt meest geschikte behandeling bij fracturen.
Leerdoel 4
Uitleggen welke cellen en processen een rol spelen bij de aanleg en reparatie van bot.
Leerdoel 4
Het verschil tussen primaire en secundaire botgenezing beschrijven.
Leerdoel 4
Beschrijven welke complicaties bij gesloten en open letsels, waaronder fracturen, van de extremiteiten kunnen voorkomen
Leerdoel 4
Beschrijven wat er mis gaat bij tumorvorming in bot.
Leerdoel 4
Beschrijven hoe de diagnose ligamentletsel gesteld wordt en waar de behandeling op gebaseerd is.
Leerdoel 4
Beschrijven hoe overbelastingsletsels van de onderste extremiteit ontstaan en hoe deze behandeld worden.
Leerdoel 4
Beschrijven welke aandoeningen van de enkel en voet kunnen voorkomen en hoe deze behandeld worden.
HC 4
de definitie van overbelasting door sport uitleggen
HC 4
minimaal 2 verschillen aangeven tussen acuut en geleidelijk ontstane sportblessures
HC 4
de 3 basisprincipes van behandelingen uitleggen voor overbelastingblessures van spier-, pees- en botweefsel
HC 4
enkelletsels in het algemeen, en in het bijzonder het traumamechanisme in de enkelregio besproken. Wat zijn symptomen? Hoe ziet de differentiaaldiagnose eruit? Welke vormen van aanvullend onderzoek zijn er en welke zet je in? En wat is het behandelplan na het stellen van de diagnose?
HC 4
meest frequent voorkomende aangeboren afwijkingen van onderbeen en voet aan de orde, zoals klompvoeten, hakvoeten en “kommavoeten”. Zowel de pathogenese, de diagnostiek en de behandeling worden uiteengezet.
HC 4
Over holvoeten (cavusvoeten) wordt de belangrijke relatie met neurologische pathologie benadrukt.
HC 4
De pathogenese en behandeling van bijzondere platvoeten wordt verhelderd.
HC 4
welke diagnostiek essentieel is bij complexe letsels
HC 4
je leert de meest gangbare classificaties van weke delen en ossale letsels.
ZO 4
pathogenese compartimentsyndroom?
de weefseldruk in een afgesloten spiercompartiment wordt groter dan de capillaire perfusiedruk (+/- 30 mmHg);
Als gevolg raakt de circulatie en functie van de weefsels gecompromitteerd => ischemie als gevolg.
* uitscheiden histaminen => verhoging vasculaire permeabiliteit
* Plasma lekt uit de capillairen en de bloedviscositeit neemt toe met relatief ‘sludgen’ van de erythrocyten in de kleine capillairen, waardoor de ischemie verder toeneemt.
* De myocyten lyseren en de extracellulair vrijgekomen myofibrillaire proteïnen vormen osmotisch actieve partikels die water onttrekken aan het arteriële bloed dat het compartiment binnenstroomt, zodat de weefseldruk verder stijgt.
* De stijgende weefseldruk comprimeert de veneuze en lymfatische afvloed zodat de weefseldruk nog verder stijgt. De verminderde weefselperfusie verergert de spierischemie en dientengevolge het oedeem.
* Deze vicieuze cirkel van progressief verslechterende weefselperfusie gaat door tot volledige tamponade van het compartiment is opgetreden.
Vanaf 6-10 kan irreversibele schade optreden
ZO 4
etiologie compartimentsyndroom?
-
Externe restrictie van het compartiment:
a spalk, circulair gips, verband; circulaire 3e graads brandwond; gelokaliseerde compressie; military antishock trousers (MAST); strakke skischoenen. -
Interne volumetoename in het compartiment:
a fractuur; bloeding; crushletsel; vloeistofinjectie in compartiment; schotverwonding; postischemische zwelling; rhabdomyolyse; drugs/alcohol misbruik en coma.
meest voorkomend: fracturen
ZO 4
klinisch beeld compartimentsyndroom?
- Stadium 1: Gestoorde 2-puntsdiscriminatie
- Stadium 2: Paresthesieën
- Stadium 3: Hypesthesie
- Stadium 4: Paralyse
- Stadium 5: Ontbreken arteriële pulsaties
Ischemie => hevige pijn.
Langer bestaande ischemie => zenuwgeleidingsstoornissen waarbij de sensibele zenuwen eerder zijn aangedaan dan de motorische.
toename weefseldruk tot boven de systole => verdwijnen de perifere pulsaties.