Week 1 HC Flashcards

(42 cards)

1
Q

Wat is fecundity?

A

Het vermogen om een levend geboren kind op de wereld te zetten
–> samenhang duur fertiele fase en aantal beschikbare genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is infertiliteit?

A

het absoluut onvermogen om een zwangerschap te bewerkstelligen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke vormen van infertiliteit zijn er?

A
  • azoospermie: afwezigheid zaadcellen in sperma
  • anovlatie
  • afsluiting tuba fallopii
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is subfertitliteit?

A

verminderd vermogen om tot een zwangerschap te komen
–> probleem van het paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leefstijlfactoren die invloed hebben op de vruchtbaarheid:

A
  • leeftijd
  • alcohol
  • roken
  • aantal werk uren
  • fysieke activiteit
  • lengte cyclus
  • maternaal geboortegewicht
  • eerdere zwangerschappen
  • opleidings niveau
  • gewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorwaarden voor conceptie

A
  • aanwezigheid zaadcel
  • aanwezigheid eicel
  • fusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is oligomenorroe?

A

onregelmatige en minder fequente menstruaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

amenorroe

A

afwezigheid van menstruaties voor een duur > 4 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

menorrhagie

A

regelmatig, maar langdurige en overvloedige menses welke hb- ondermijnend kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

metrorrhagie

A

geen herkenbaar cyclus patroon aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dysmenorroe

A

pijnlijke menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

organische oorzaak cyclusstoornis

A

(meestal variatie in bloedverlies)
- uterus myomatosus (fibroids)
- endometrium/cervix pathologie
- stollingsafwijking
- iatrogeen (antistolling, IUD)
- MIomen
- ingang baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

regulatoire menstruatie stoornis

A

variatie in cyclus duur:
- hormonale oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

diagnostiek belangrijk

A
  • zwangerschap uitsluiten
  • oorzaak probleem: orgaan of hormonaal?
  • mastodynie (pijn in borsten)
  • stemmingsschommelingen
  • afscheiding mid- cyclisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

punten anamese

A
  • leeftijd
  • cyclus anamnese
  • puberteit en ontwikkeling
  • lichaamsgewicht
  • hirsutisme: overbeharing = tekort oestrogeen/ overschot steroide andorgenen
  • huidafwijkingen: vette huid: PCOS, dunne huid: oestrogeen te kort
  • stress en overmatige fysieke bealsting
  • medicatie gebruik, chronische ziekte, schilklierleiden
  • galactorroe, hoofdpijn, visusklachten
  • familie anamnese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tanner stadia

A

vagina en borsten, loopt dat normaal met puberteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lo syclusstoornissen

A
  • anatomie en aanleg
  • puberteitsontwikkeling: tanner
  • BMI en WHR
  • hirsutisme/huidafwijkingen: beharing met ferriman- gallway sscore
18
Q

aanvullend onderzoek

A

lab:
- standaard: FSH, LH en oestradiol
- op indicatie: androgenen, steroiden SHBG, tsh/ft4

of echoscopie

19
Q

orzaken bij anovulatie

A
  • endocriene disbalans
  • ovarieel
  • uterien
  • hypothalaam
20
Q

secundaire amenorroe

A

uitblijven van eerder wel aanwezige menstruatie
–> na 4-6 maanden aanleiding voor verder onderzoek

21
Q

primaire aamenorroe

A

uitblijven van eerder niet aanwezige menstruatie
- 14 + afwezigheid groei en ontwikkeling secundaire gelsslachtkenmerken
- 16 + aanwezigheid groei en ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken

22
Q

WHO classering anovulatie

A

1: centrale oorzaak: laag FSH/LH en laag oestradiol
2: normaal FSH, normaal/ verhoogd LH en normaal oestradiol
–> vmeest voorkomend, PCOS
3: perifere oorzaak, hoog FSH/LH en laag oestradiol, overgang, eierstokken

23
Q

WHO1

A

presentatie: amenorroe, vaak secundair

oorzaken:
- hypothalamus aanleg
- hypothalame functiestoornis
- hypofyse functiestoornis

gevolgen:
- korte termijn: infertiliteit
- lange termijn: osteoporose en cardiovasculaire complicaties

24
Q

WHO2

A

presentatie:
- oliho- of amenorrhoe
- overggewicht
- hyperandrogenisme
- polycysteus ovarium syndroom

oorzaken: multifactoreel

gevolgen:
- korgte termijn: subfertiliteit/anovulatie, hyperandrogenisme
- lange termijn: DM-2, endometrium carcinoom, cardiovasculaire aandoeningen, depressief

25
WHO3
persentatie: amenorrhoe oorzaken: - verooudering - turner - iatrogeen (bestraling, chemotherapie) gevolgen: - korte termijn: infertiliteit/ annovulatie - lange termijn: osteoporose, bijnierinsufficientie, cardiovasculaore complicaties
26
meiose 1
homologe chormosomen moeten over dochtercellen verdeeld worden maar de chromatiden blijven nog aan elkaar
27
meiose 2
homologo chromatiden worden uit elkaar getrokken
28
waar is chormosoomparing afhankelijk van?
- beweging van chromosomen, bouquet formation: - maken en herstellen van DNA dubbelstrengsbreuken --> klein deel wordt gerepareerd dan ontstaat cross over
29
belangrijk voor meiose
- homologe chromosomen moeten paren - cross-overs worden gevormd - 1 haploide set van chromosomen per dochtercel na meiose 1
30
gebeurtenissen bij groei oocyt
- synthese van mRNA en rRNA voor vroeg embryonale fase (klievings deling) - vorming zona pellucida: soort gellaag: hart als zaadcel er is - gap junctions in zone pellucide voor stoffen transport tussen oocyt en granulose cellen - vorming corticacle granula maken stoffen voor hard worden pellucida - verwerven van competentie tot meiose hervatting
31
genetische variaties door
- SNP's - diploid genoom - recombinatie - CNV's - inversies - repeats - epigenetica
32
veranderingen in genoom kunnen tot ziekte leiden door:
1: hoeveelheid: - Mist genetisch materiaal (deletie) - Teveel aan genetisch materiaal (duplicatie/ gain) 2: functiegen/ eiwit: - Disruptie structuur gen (translocatie, inversie, insertie) - Verandering in aminozuurvolgorde (missense, frameshift, STOP codon) - Effect op mRNA (nonsens mediated decay) - Effect op splicing - Gain op functie
33
numerieke chromossom afwijkingen
- down: trisomy 21 - klinefelter: XXY - trisomie 13 - trisomie 18 - turner syndroom X0
34
kenmerken autosomaal dominante overerving
- Meerdere generaties - Heterozygoot heeft fenotype - Mannen en vrouwen aangedaan - 50% kans op aandoening voor nageslacht
35
opeens in stamboom maar toch dominant
- de novo mutatie - verlaagde penetrantie
36
kenmerken autosomaal recessief
- enkele generatie/ gezin aangedaan - heterozygoot is drager - homozygoot is aangedaan - mannen en vrouwen evenvaak -
37
pleiotropie
1 mutatie kan meer dan 1 fenotypisch effect geven
38
kenmerken x- gebonden dominant
- geen man- man - moeder aangedaan: kind 50% - vader aangedaan: dochters aangedaan - vrouwen milder
39
kenmerken x- gebonden recessief
- geen man- man - moeder drager: zoon kan aangedaan en dochter kan drager - vader aangedaan: dochter = drager - vaker mannen
40
y gebonden
- alleen mannen - aangedane mannen hebben aangedane vader - alle zoons van aangedane vader
41
genomische imprinting
- Verschil in expressie van genen afhankelijk van meternale of paternale afkomst - Epigeneische modificatie
42
mitochondriale overerving
alleen moeders naar kind, maar een klein deel wordt doorgegeven