Week 1 HC1 Flashcards

(18 cards)

1
Q

Wat zijn de drie maatschappelijke verantwoordelijkheden van de arts?

A

Inzetten voor:
1. Preventie (gezondheidsbevorderaar)
2. Participatie (patiënt ondersteuner)
3. Kwaliteitsverbetering (veilige, doelmatige, toegankelijke en duurzame zorg).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier vragen/parameters staan centraal in de populatiebenadering?

A
  1. Hoe staat het met de volksgezondheid in NL?
  2. Diagnostiek: hoe gezond of ziek is de populatie?
  3. Preventie en therapie: wat kan eraan gedaan worden?
  4. Toekomst: hoe worden keuzes in het gezondheidsbeleid gemaakt, wat is de rol van artsen en wie is hierbij betrokken?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke factoren wordt ziektelast ingedeeld (A) en welke vijf factoren veroorzaken de grootste ziektelast? (B)

A

A: Ingedeeld in
1. Gedrag
2. Persoonsgebonden factoren
3. Vermijdbare factoren
4. Milieufactoren

B:
1. Roken (9,4%)
2. Ongezonde voeding (8.1%)
3. Hoge bloeddruk (6.7%)
4. Hoge bloedsuikerspiegel (6.6%)
5. Luchtverontreiniging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke gegevensbronnen worden gebruikt om welke delen van volksgezondheid in kaart te brengen?

A
  • Ziekte en aandoeningen → Zorgregistraties en epidemiologisch onderzoek
  • Sterfte en doodsoorzaken → Bevolkings- en doodsoorzakenregister
  • Functioneren en kwaliteit van leven → Gezondheidsenquêtes

Al deze parameters zijn samengenomen in de samengestelde volksgezondheidsmaten welke wordt uitgedrukt in DALY’s (disability adjusted life years).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen incidentie en prevalentie en waar wordt dit door bepaald?

A

Incidentie = aantal nieuwe ziektegevallen per tijdseenheid; prevalentie = totaal aantal ziektegevallen op een bepaald moment.

Verschil wordt bepaald door duur van de aandoening. Prevalentie is het product van de incidentie en de duur van de aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ziekten hebben de hoogste incidentie en welke hoogste prevalentie in Nederland?

A
  • Hoogste incidentie: bovenste luchtweginfecties, maagdarminfecties, letsel door ongevallen, influenza
  • Hoogste prevalentie: Nek- en rugklachten (meest voorkomend), artrose, angststoornissen, diabetes mellitus, visusstoornissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren in 2023 de meest voorkomende doodsoorzaken? (Gerangschikt van meest naar minst voorkomend)

A

Dementie, longkanker, beroerte, coronaire hartziekten, hartfalen, ongevallen, COPD, dikkedarmkanker, infecties onderste luchtwegen, hematologische maligniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In Nederland is er sprake van oversterfte. Wat betekent oversterfte en wat zijn mogelijke oorzaken?

A

Oversterfte = meer sterfgevallen dan verwacht.
Oorzaken: COVID-19, uitgestelde zorg en toename in accidentele valpartijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de levensverwachting voor mannen en vrouwen in Nederland en waar wordt onderscheidt in gemaakt bij de levenserwachting?

A
  • Mannen: 80,1 jaar
  • Vrouwen: 83,1 jaar.

Onderscheidt tussen:
- Totale levensverwachting
- Levensverwachting zonder chronische ziekten
- Levensverwachting in goed ervaren gezondheid
- Levensverwachting zonder beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verschilt levensverwachting tussen opleidingsniveaus?

A

Mensen met een lagere opleidingsniveau hebben vaker een of meerdere beperkingen, waardoor hoger opgeleidere een langere gezonde en totale levensverwachting hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een ziekte kan op verschillende niveaus gevolgen hebben voor het functioneren. Wat zijn de drie niveaus van functioneren volgens het ICF-model?

A
  1. Stoornissen → Orgaanniveau (bv. slechtziendheid)
  2. Beperkingen in activiteiten → Persoonsniveau (bv. niet kunnen lezen)
  3. Participatieproblemen → Sociaal niveau (bv. geen kantoorwerk meer kunnen doen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de belangrijkste volksgezondheidsmaten?

A

Levensverwachting bij de geboorte en de gezonde levensverwachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een DALY en hoe wordt deze berekend?

A
  • DALY (Disability Adjusted Life Years) = maat voor ziektelast. Het wordt internationaal gebruikt om gevaren voor de volksgezondheid vast te stellen.
  • Wordt berekent a.d.h.v. years of life lost (YLL) en years lived with disability (YLD).

YLL = verloren levensjaren door sterfte. YDL = verloren gezonde levensjaren door beperkingen en handicaps

  • Formule: DALY = YLL + YLD.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke ziekten hebben de hoogste DALY’s in Nederland?

A
  1. Coronaire hartziekten (271.000)
  2. Beroerte (248.000)
  3. Diabetes mellitus (201.000)
  4. COPD (188.000)
  5. Artrose (166.000).
  6. Longkanker
  7. Letsel en ongevallen
  8. Dementie
  9. Nek en rugklachten
  10. Angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verschilt Nederland in ziekte- en sterftepatronen van andere Europese landen?

A
  • Minder hart- en vaatziekten, minder ongevalletsel; meer kanker, meer COPD (door roken)
  • Geen duidelijk verschil in beperkingen en kwaliteit van leven
  • Lagere sterfte bij kinder- en middelbare leeftijd, hogere sterfte rond geboorte en ouderen.
  • Levensverwachting mannen bovengemiddeld, vrouwen gemiddeld, geen duidelijk verschil in gezonde levensverwachting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de ziektelast in percentages van:
- Roken
- Ongezonde voeding
- Weinig beweging
- Alcohol gebruik
- Hoge bloeddruk
- Hoge bloedsuikerspiegel
- Overgewicht
- Cholesterol
- Lage botdichtheid
- Stoffen/omgeving
- Psychische belasting
- Fysieke belasting
- Buitenmilieu
- Binnenmilieu

A
  • Roken = 9.4%
  • Ongezonde voeding = 8.1%
  • Weinig beweging = 2.3%
  • Alcohol gebruik = 1.5%
  • Hoge bloeddruk = 6.7%
  • Hoge bloedsuikerspiegel = 6.6%
  • Overgewicht = 3.7%
  • Cholesterol = 0.9%
  • Lage botdichtheid = 0.7%
  • Stoffen/omgeving = 3.0%
  • Psychische belasting = 0.9%
  • Fysieke belasting = 0.7%
  • Buitenmilieu = 3.5%
  • Binnenmilieu = 0.5%

Bij roken wordt de ziektelast beschreven op 9,4%. Dit betekent dat 9,4% van de ziektelast wordt bepaald door roken.

17
Q

Wat moet een arts invullen bij het overlijden van zijn patient en wat is belangrijk om rekening mee te houden? (Noem een voorbeeld)

A

De arts vult bij overlijden de doodsoorzaak in in een doodsoorzaakverklaring. In de statistiek is het belangrijk om uit te gaan van de primaire/onderliggende doodsoorzaak.

VB: Patient overlijdt aan hartinfarct veroorzaakt door hyperkaliemie door nierfalen. De primaire doodsoorzaak voor de statistiek is dan nierfalen.

18
Q

Persoon X heeft vanaf leeftijd 20 een beperking waardoor hij in een rolstoel belandt. Dit geeft hem een gezondheidsverlies van 40%. Zijn levensverwachting neemt met 20 jaar af van 80 naar 60 jaar.

Bereken de DALYs voor deze patient.

A

DALYs = YLL + YDL

YLL = 20 x 1 = 20 jaar
YDL = 0.4 x 40 = 16 jaar

=36 DALYs = ziektelast