week 1 - omvang en financiering overheid Flashcards
(21 cards)
de drie functies die de overheid vervult door ingrijpen in de economie
1) Allocatie
2) stabiliseren van schommelingen in de conjunctuur
3) herverdeling van vermogen en inkomen
pareto-efficientie
de allocatie van middelen op zo’n wijze dat er vanuit die situatie geen wijziging mogelijk is waarbij iemand in een groep erop vooruitgaat zonder dat een ander in die groep erop achteruitgaat.
Great moderation
Periode voorafgaand aan de grote recessie. De beweging van prijsstijging werd steeds minder en de economische groei werd steeds stabieler. De inflatiecijfers gingen sterk terug.
kapitaalmarkten
markten waar overheden op zijn aangewezen om overheidsschulden te financieren.
Oorzaken van de grote recessie
- problemen subprime hypotheken
- onderlinge verstrengeling banken
- onderlinge verstrengeling banken en overheden
- te lage leverage ratio’s
- globalisering
Leverage ratio’s
(hefboomratio’s) zijn financiële kengetallen die meten in welke mate een bedrijf, bank of financiële instelling gefinancierd is met vreemd vermogen (leningen) ten opzichte van het eigen vermogen
EFSF en ESM
European Financial Stability Facility en European Stability Mechanism: Europese instellingen die liquiditeit en financiële steun verlenen aan die landen om
problemen te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de economie gewoon door kan draaien.
ESM was voorheen EFSF
De europese bankenunie
- Single supervisory mechanism (SSM) –> uniform toezicht
- Single resolution mechanism (SRM) –> niet 1 overheid moet het oplossen, maar het moet gezamenlijk
- Single deposit insurance mechanism –> banktegoeden om ervoor te zorgen dat als een bank in problemen komt dat de tegoeden van mensen raakt.
monetair vs budgettair beleid
Monetair beleid is het beleid van de centrale bank (in Europa: de Europese Centrale Bank - ECB) dat gericht is op het beïnvloeden van de geldhoeveelheid en rente in de economie om prijsstabiliteit en economische groei te waarborgen.
Budgettair beleid is het beleid van de overheid waarbij de overheidsinkomsten (belastingen) en uitgaven (zoals subsidies, investeringen) worden aangepast om economische doelen te bereiken.
Tekort
wat de overheid elk jaar misloopt
schuld
opbouw van alle tekorten in het verleden
Bruto binnenlands product
datgene wat we in Nederland in totaal met elkaar verdienen
Collectieveuitgavenquote
collectieve uitgaven/ bbp
noemereffect
een verandering in de noemer (het onderste getal in een breuk of ratio) invloed heeft op de uitkomst van een verhouding, zelfs als de teller gelijk blijft. Het is vooral belangrijk bij het interpreteren van economische indicatoren.
Collectieve-lastendruk
inkomsten van de collectieve sector gedeeld door het bbp
excess burden
meet de vermindering van welvaart boven de toename van belastingopbrengsten.
–> als het welvaartsverlies kleiner is dan de toename van belastingopbrengsten spreken we van excess benefit.
soorten EMU-saldo
- Feitelijke saldo (feitelijke uitgaven en inkomsten met elkaar vergeleken)
- Conjunctuurgeschoonde saldo –> Corrigeert voor de conjuncturele component van het tekort, berekend als 0,57* output gap
- Structurele saldo –> Corrigeert niet alleen voor de conjuncturele component, maar ook voor incidentele factoren, denk aan opbrengsten en telecomveiling, redding van een bankontwikkeling van structureel saldo is gematigder dan feitelijk saldo
Wet van Wagner
Overheidstaken breiden zich uit naarmate de maatschappij zich ontwikkelt. Hiermee stijgen ook de overheidsuitgaven. Echter, kan de wet niet verklaren dat er vanaf 1985 een daling is van de collectieve uitgaven en ook de verschillen tussen landen kan het niet verklaren.
Plateautheorie
De collectieve uitgaven springen na een ernstige economische of politieke crisis naar een ‘hoger plateau’. Het is lastig om daarna weer naar een ‘lager plateau’ te zakken. Deze theorie kan geleidelijke stijging, latere daling en verschillen tussen landen niet verklaren.
Wet van Baumol
De wet zegt dat je bij de dienstensector nauwelijks productiviteitsgroei kunt zien (vb. verpleegkundigen, dat is alleen arbeidskracht, dus minder productiviteitsgroei). Lonen in de dienstensector houden echter gelijke tred met lonen in de goederensector. Dus waar in de industriële sector productiviteit en lonen tegelijkertijd omhoog kunnen gaan, dan zie je in dienstensector een toenemende onbalans optreden; het wordt steeds duurder en dat kan maken dat collectieve uitgaven steeds meer omhoog gaan (omdat het vaak diensten betreffen). Maar: na verloop van tijd treedt tegenreactie op, bijvoorbeeld vermindering van personeel vanwege toenemende tekorten op begroting.
vliegwiel van Kessler
beschrijft hoe hogere overheidsuitgaven – bijvoorbeeld gefinancierd met hogere belastingen – onbedoelde effecten veroorzaken (zoals hogere loonkosten en meer werkloosheid), wat weer leidt tot extra overheidskosten (bijv. meer uitkeringen).
Zo ontstaat een vicieuze cirkel van steeds hogere uitgaven: een soort multiplier-effect dat zichzelf versterkt.