Week 2 Flashcards

(73 cards)

1
Q

Diagnostiek bovenste deel tractus digestivus

A

gastrocopie
X oesophagus passagefoto
CT
manometrie
pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn indicaties voor een gastrocopie?

A

reflux
maagzweer
passageklachten
onverklaarde anemie
melena
coeliakie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er gemeten bij een manometrie

A

de drukgolf in de oesophagus (UES en LES)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet een manometrie eruit bij achalasie?

A

er is geen goede contractiegolf en de LES relaxeert niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de fases van het slikproces?

A

orale fase (vrijwillig)
faryngeale fase (niet vrijwillig)
oesophagiale fase (niet vrijwillig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de beschermende functies van de bovenste slokdarmsfincter?

A

beschermt de luchtpijp tegen voedsel en maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de beschermende functies van de slokdarm?

A

verwijderen van het reflux materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de beschermende functies van de onderste slokdarm sfincter?

A

beschermt de slokdarm tegen maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de betekenis van peristaltiek?

A

gelijktijdige inhibitie gevolgd door sequentiële excitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden de peristaltische bewegingen gecoördineerd?

A

door het AZS en in het bijzonder het EZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor patroon vertoont glad spierweefsel?

A

unitary innervatie patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dysfagie is…

A

passageklachten van de slokdarm
GEÉN slikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn oorzaken van dysfagie?

A

tumor
ontsteking
motiliteitsstoornis/neuronaal probleem
divertikel
middenrif breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor aanvullende onderzoeken kan je uitvoeren bij dysfagie?

A

endoscopie
manometrie
pH-metrie
slikvideo
CT/MRI scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Achalasie is…

A

een neuromusculaire stoornis van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het probleem bij achalasie?

A

er is verlies van ganglioncellen in de plexus myentericus, wat leidt tot een dysfunctie van de inhibitoire neuronen in de LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De kenmerken van achalasie zijn…

A

geen peristaltiek (dus geen transport vd bolus)
geen relaxatie van de LES (dus stase van voedsel en dilatatie van LES)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de behandeling voor achalasie?

A

doel: dilatatie van de kringspier
1. ballon plaatsen dmv endoscopie
2. doorsnijden van de kringspier met kijkoperatie
3. injecteren van botuline toxine
4. medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kan je de reflux klachten na een operatie (achalasie) herstellen?

A

door het aanleggen van een fundoplicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar moet je onderscheid tussen maken bij een patiënt die binnenkomt met slik/passageklachten?

A

slikstoornis
globus gevoel
verstoorde voedselpassage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een ulcus is…

A

een wond in het epitheel met diameter >0,5 cm, doordringend tot in de submucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Klinische consequenties van H. Pylori zijn..

A

primair: chronische actieve gastritis
secundair: ulcus, atrophische gastritis, maagkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is tegenwoordig de meest voorkomende oorzaak van ulcera in de maag?

A

NSAIDs/aspirine
H.Pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Behandeling maagbloeding

A

injectietherapie (adrenaline)
thermische therapie (coagulatie met gold probe)
mechanische therapie (clip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarom worden maagzuurremmers gebruikt om een ulcus te genezen/bij acute bloeding?
omdat de stolling is beter bij een hoge pH
26
Wat is de medicamenteuze behandeling bij een ulcera?
zuurremmers anti H.pylori therapie staking NSAIDs of vervanging door COX2 selectief NSAID
27
Wat is de medicamenteuze behandeling bij H.pylori infectie?
PPI (protonpompremmers) met twee antibiotica
28
Waarom zijn er twee antibiotica nodig bij H.pylori infectie? (en PPI)
omdat: antibiotica minder effectief is in een zuur millieu er ontstaat snel resistentie bij monotherapie er is een slechte penetratie van antibiotica in de mucuslaag
29
Risicofactoren zure reflux
hernia diafragmatica roken overgewicht
30
Consequenties zure reflux
reflux oesophagitis barrets slokdarm adenocarcinoom
31
Wat zijn de functies van maagzuur?
destructie van pathogene bacterien en virussen en denaturatie van toxische eiwitten verbreken van waterstofbruggen in voedingseiwitten activering van pepsine en maag lipase co secretie intrinsic factor
32
Welke cel zorgt voor de HCL-secretie?
pariëtale cel
33
Potentiële nadelen van maagzuur zijn...
beschadiging maagwand/oesophagus ongewenste chemische reacties
34
Cephale fase
vindt plaats wanneer je eten ziet/ruikt/voelt 30-40% van de maagzuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd
35
Gastrale fase
wordt geïnduceerd door rek van de maagwand en afbraakproducten van voedsel meer dan 50% van de zuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd
36
Intestinale fase
er vindt remming van maagzuursecretie plaats minder dan 10% van de zuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd
37
Medicijnen die de maagzuursecretie kunnen remmen zijn...
histamine/H2- receptor antagonisten protonpomoremmer (omeprazol)
38
Hoe kunnen NSAIDs leiden tot maag ulcera?
NSAIDs remmen COX1 (wat zorgt voor de synthese van PGE2), waardoor de beschermende werking van PGE2 verdwijnt
39
Wat is de functie van de exocriene pancreas?
secretie van spijsverteringsenzymen in het duodenum secretie van bicarbonaat in het duodenum
40
De exocriene pancreas bestaat uit 2 type weefsel:
de acini: produceren enzymen, geactiveerd door CCK/gastrine de ducti: produceren bicarbonaat, geactiveerd door secretine
41
Wat is enterokinase?
enterokinase zit exclusief in het duodenum en heeft één substraat (tripsinogeen), wat tripsine activeert tripsine activeert weer alle andere spijsverteringsenzymen
42
Waar wordt vitamine B12 eerst aan gebonden in de maag? en waarom?
een R-eiwit, omdat de affiniteit van B12 voor dit eiwit het grootst is
43
Hoe wordt vitamine B12 herkend door de receptor?
door de binding aan intrinsic factor in de dunne darm
44
Wat kan (vooral bij ouderen) een oorzaak zijn van vitamine B12 deficientie?
een tekort aan intrinsic factor, waardoor vitamine B12 niet meer kan worden opgenomen. Dit wordt veroorzaakt door verlies van parietale cellen
45
Wat is nodig voor de opname van vetten?
galzout en een goede pancreasfunctie
46
Voor de opname van welke stoffen is vitamine D an belang?
calcium en fosfaat
47
Wat houdt emulgatie in?
door middel van gal worden de grote vetdruppels kleiner gemaakt, om zo het oppervlakte waar de lipases op inwerken te vergroten
48
Wat zijn symptomen bij een verhoogd bilirubine?
geelzucht, donkere urine, verkleurde feces, jeuk
49
Bilirubine is...
het pigment in de gal wat ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen
50
Welke stoffen komen verhoogd vrij bij schade van de hepatocyt?
ASAT en ALAT
51
Wat is nodig om vetoplosbare vitamines op te nemen?
gal
52
Ferritine is...
de stof waar Fe2+ aan bindt, zodat het niet meer beschikbaar is (irreveribele binding)
53
IRP zorgt voor...
een versnelde afbraak van de stof ferritine, en dus stimulatie van de opname van ijzer vanuit het darmlumen
54
Ferroportine is...
een ijzertransporter in de basaalmembraan, als deze actief is gaat Fe2+ de cel uit. Dit zorgt voor een verlaging van de ijzerconcentratie en een verhoging van de activiteit van IRPs
55
Hoe remt hepcidine de ijzeropname?
doordat de intracellulaire concentratie van Fe2+ stijgt waardoor de IRPs worden geinactiveerd
56
TFR1 receptor
bindt alleen transferrine dat is gebonden aan Fe3+ bindt ook HFE (human hemochromatosis protein)
57
TRF2 receptor
bindt HFE, waaroor hepcidine in de bloedbaan terecht komt
58
Hemochromatose
is een ziektedie wordt gekenmerkt door ongeremde ijzerabsorptie, door een mutatie in het HFE gen
59
Wat is portale hypertensie?
stuwing in het portale systeem waardoor er vocht uittreedt
60
Kenmerken van portale hypertensie zijn...
grotere milt met een verlaagd trombocytengehalte spataders (vooral bij de slokdarm) ascites
61
Een hoog ferritine gehalte betekent...
dat er veel ijzer is opgeslagen in de organen
62
Acute ondervoeding
er is sprake van een normale lengte, maar er is enorm veel gewichtsverlies
63
Chronische ondervoeding
het gewicht is voor de lengte normaal, maar het gewicht en de lengte is voor de leeftijd te laag
64
Wat houdt de eb fase in?
dit zijn de eerste uren na een acute ondervoeding. er is een verlaagd metabolisme en een verminderd zuurstofgebruik ten gevolge van shock
65
Waar bestaat de vloed fase uit?
katabole fase herstelfase
66
Wat houdt de katabole fase in?
er is een verhoging van het metabolisme en de zuurstofconsumptie (hypermetabolisme): spierweefsel afbraak, functieverlies van vitale organen, vertraging in herstel en afweer
67
Wat houdt de herstel fase in?
dit is een anabole fase waarin het verhoogde metabolisme geleidelijk normaliseert eetlust, motiliteit en fysieke activiteit nemen toe en er is dus weer een toename van spiermassa en eiwitsynthese
68
Wat is het afkappunt voor ondervoeding bij kinderen?
<-2 SD
69
Wat zijn de criteria voor ondervoeding bij volwassenen?
onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand BMI <18,5
70
Wat is het meest geschikt om direct een indruk te krijgen van de voedingsstoestand?
bovenarmomtrek (BAO) acute ondervoeding is uitgesloten bij >-1 SD vals gewicht beïnvloed deze meting niet
71
Waar kan een huidplooimeting worden gedaan?
biceps triceps subscapulair supra-iliacaal
72
Omstandigheden met een verhoogd risico op ondervoeding:
verminderde voedselinname verhoogde voedingsbehoefte abnormaal verlies van voedingsstoffen behandelingen met verhoogd risico
73
DD ondervoeding:
psychosociale problemen organsiche eetproblemen malabsorptie braken onderliggende ziekten