Week 2 Flashcards

(48 cards)

1
Q

Onder het ligamentum inguinale verlopen meerdere structuren. Welke structuren passeren van lateraal naar mediaal?

A

N; nervus femoralis
A: arterie femoralis communis
V: vena femoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het gebied onder het ligamentum inguinale kan opgedeeld worden in compartimenten, oftewel lacuna. Welke zijn er en welke structuren verlopen hierin?

A

lacuna vasorum - mediaal - arteria en vena femoralis en n. genitofemoralis
lacuna musculorum - lateraal - nervus femoralis en m. iliopsoas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke zenuw wordt vaak aangedaan bij een femoropopliteale bypass operatie en zorgt bij uitval voor een dof gevoel proximaal op het bovenbeen?

A

n. genitofemoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke fascie die je moet doorboren om bij de arteria femoralis communis te komen ligt in de bovenbeen de vena saphena magna?

A

de fascie van cribrosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke drie structuren lopen door het kanaal van hunter?

A

n. saphenus
vena femoralis
a. femoralis superficialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke structuren vormen de begrenzingen van het kanaal van hunter?

A

Ventraal: m. sartorius
Dorsomediaal: adductor longus en magnus
Lateraal: vastus medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heet de a. femoralis superficialis als hij distaal uit het kanaal van hunter treedt?

A

a. poplitea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als bij een femoropopliteale bypass operatie per ongeluk de n. saphenus wordt doorgehaald, waar verwacht je dan gevoelsuitval?

A

aan de binnenzijde (mediaal) van je onderbeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soms wordt bij een femoropopliteale bypass operatie aan de laterale zijde geprobeerd de a. poplitea te vinden. Welke zenuw kan hierbij beschadigd raken? Welke gevolgen heeft dit?

A

n. peroneus communis. Bij beschadigde n. peroneus krijg je een klapvoet en gevoelsuitval laterale onderbeen en voetrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De aanvliegroutes om een femoropopliteale bypass aan te kunnen leggen worden aangeduid met P1, P2 en P3. Waar liggen deze gebieden?

A

P1: suprapatellair
P2: vanaf bovenrand patella tot tibiaplateau
P3: onder tibiaplateau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is in het onderbeen de eerste aftakking van de a. poplitea? Hoe heet de slagader die verderloopt?

A

de a. tibialis anterior takt af
de a. tibiofibularis loopt door en vertakt vrij snel vervolgens in de:
a. tibialis posterior en a. fibularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke zenuw loopt met de a. tibialis anterior mee?

A

de n. peroneus/fibularis profundus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Net boven de bifurcatie van de a. femoralis communis takken twee kleinere vaten af. Welke zijn dit?

A

de a. circumflexa en de a. pudenda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Doordat de a. poplitea bij P2 alleen bereikbaar is via dorsaal, wordt deze plek vaak niet gebruikt bij een bypass operatie. Wanneer wordt P2 wel gebruikt?

A

Bij een aneurysma in de a. poplitea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indien de bypass bij P3 ingestoken wordt, wordt mediaal van de tibia een incisie gemaakt om de a. tibialis anterior te proberen te vinden. Voor welke 2 structuren moet je hier opletten?

A

n. saphenus en vena saphena magna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als de bypass op de voet bevestigd moet worden, kan dit bij de a. tibialis posterior. Verloopt de a. tibialis posterior langs de mediale of laterale malleolus?

A

mediale malleolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sorteer de kenmerken van motorische uitval bij perifere of centrale localisatie

A

Centraal: zwakte, hypertonie, hoge reflexen, pathologische voetzoolreflex, lateralisatie of onder een bepaald niveau
Perifeer: zwakte, atrofie (hypotonie), lage reflexen, verdeling is gevarieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke verschijnselen verwacht je bij een stoornis in de motorische voorhoorn? noem een voorbeeld

A

ALS: puur motorische stoornissen, ook in hersenzenuwkernen, geen sensibele stoornissen, geen pijn, multifocale assymetrische zwakte (geen duidelijk patroon),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke verschijnselen verwacht je bij een stoornis in de perifere plexus of zenuwwortel? noem een voorbeeld

A

Hernia. motorische stoornissen, sensibele stoornissen, pijn, zwakte in 1 dermatoom/myotoom of ledemaat (soms indien hernia sacraal, pijn/doof gevoel in beide billen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke verschijnselen verwacht je bij een stoornis in de perifere zenuw? noem een voorbeeld

A

verschil in mononeuropathie (CTS) en polyneuropathie. meestal motorische stoornissen, meestal sensibele stoornissen, soms maar lang niet altijd pijn, zwakte is naar aangedane zenuw. polyneuropathie bevindt vaak distaal

21
Q

welke verschijnselen verwacht je bij een stoornis in de neuromusculaire overgang? noem een voorbeeld

A

myasthenia gravis. motorische stoornissen, geen sensibele stoornissen, geen pijn, zwakte is oculair/proximaal in grote spieren.

22
Q

welke verschijnselen verwacht je bij een stoornis in de spier? noem een voorbeeld

A

spierdystrofie. motorische stoornissen, geen sensibele stoornissen, soms pijn, zwakte is symmetrisch proximaal.

23
Q

Wat is het verschil in klachten bij een aangedane plexus of wortel?

A

bij een wortel (hernia) is de pijn naar 1 myotoom/dermatoom, bij de plexus (amyotrofische schouderneuralgie) is de pijn vlekkerig, houdt zich niet aan 1 dermatoom

24
Q

Waar moet je op letten bij myasthenia gravis patiënten?

A

myasthene crisis, zwakte van de ademhalingsspieren

25
hoe kan het onderscheid gemaakt worden tussen een neuromusculaire overgangsstoornis of een spierstoornis? Er zijn twee kenmerken
Bij een aandoening van de neuromusculaire overgang zijn vaak de ogen ook aangedaan, kenmerken zijn dan ptosis en dubbelzien
26
wat is het teken van gowers en bij welke aandoening hoort dit?
iemand kan niet overeind komen / gaat met handen op de bene steunen om overeind te komen door spierzwakte bovenbenen. spierdystrofie.
27
Bij neurologische stoornissen kan er EMG onderzoek gedaan worden. Naar welk onderdeel wordt gekeken bij iedere aandoening?
Polyneuropathie: geleiding Plexus en wortel: geleiding Neuromusculaire overgang: herhaaldelijke stimulatie Motorische voorhoorn: naaldonderzoek Spier: naaldonderzoek schade motorisch axon: naaldonderzoek
28
geef de goede diagnose bij de volgende kenmerken: motorische stoornissen, geen sensibele stoornissen, geen pijn, asymmetrisch patroon
motorische voorhoorn
29
geef de goede diagnose bij de volgende kenmerken: veel pijn, sensibele stoornissen, motorische stoornissen, klachten in 1 dermatoom
zenuwwortel
30
geef de goede diagnose bij de volgende kenmerken: tintelende pijn in hand, geen motorische stoornissen
zenuw (mononeuropathie)
31
geef de goede diagnose bij de volgende kenmerken: wisselende combinatie van motorische en sensibele stoornissen, soms pijn. Start van klachten is distaal in handen en tenen
Zenuw (polyneuropathie)
32
geef de goede diagnose bij de volgende kenmerken: veel pijn, zowel motorische als sensibele stoornissen, niet in één dermatoom maar vlekkerig verspreid
plexus
33
waar od niet waar: de meeste mensen krijgen ALS doordat het in hun familie voorkomt
niet waar, 90% krijgt de sporadische ALS
34
waar berust de nieuwe theraie voor ALS op?
gentherapie, met een stukje RNA dat complementair is aan het toxische gen. wordt via injectie gegeven, iedere paar manden
35
als er sprake is van areflexie, waar kan dan het probleem zitten?
motorische voorhoorn, wortel/plexus, zenuw
36
welke parameter verhoogt in het bloed bij de ziekte van Duchenne?
creatinekinase
37
Als er sprake is van fasiculaties is er een verstoring in het perifere zenuwstelsel. Op welke plekken kan dit zijn?
motorische voorhoorn of zenuw
38
Als er sprake is van zwakte met een perifere oorzaak dan valt er iets te zeggen over of het ontstaan erfelijk of verworven is. Hoe is die verdeling?
symmetrisch = erfelijk asymmetrisch = verworven
39
Bij ALS is er sprake van zowel centrale als perifere motorneuron schade. Welke kenmerken passen bij centraal en welke passen bij perifeer?
Centraal: hyperreflexie, hypertonie, spasticiteit, Perifeer: fasiculaties, atrofie, zwakte, krampen
40
Waardoor ontstaat de ziekte van Guillan Barre?
door een virale of bacteriële infectie raken de myelineschedes ontstoken. Autostoffen tegen myelineschede, iemand kan er van genezen tho
41
.
.
42
Als iemand last heeft van een sensibele stoornis, welke locaties kunnen dan aangedaan zijn?
wortel/plexus of zenuw
43
Wat zijn de symptomen van iemand met guillain barre?
eerder een infectie gehad (verkoudheid, diarree, voedselvergifitiging), nu toenemende spierzwakte, distale gevoelsstoornissen
44
Welk deel van het perifere zenuwstelsel is aangedaan bij guillain barre syndroom?
myelineschedes van de zenuwwortel
45
Als je een dof gevoel hebt aan de mediale zijde van je onderbeen, welke zenuw en welk segment is dan aangedaan?
n. saphenus, L4
46
als je een dof gevoel hebt op de rug van je voet, welke zenuw is dan aangedaan en welk ruggenmergsegment?
n. peroneus / fibularis superficialis, L5
47
door welke zenuw worden de adductoren van het bovenbeen geinnerveerd?
n. obturatorius
48