Week 2 Flashcards

1
Q

Rechtssubjecten

A

de personen of entiteiten die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen aan het rechtsverkeer in de internationale rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtssubjectiviteit/rechtspersoonlijkheid

A

duidt op de status die het mogelijk maakt dat personen deelnemen aan het rechtsverkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soevereine gelijkheid

A

staten zijn juridisch gelijk aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 5 manieren kan een persoon die naar internationaal recht rechtssubjectiviteit bezit, aan het rechtsverkeer deelnemen?

A
  • Internationale rechtshandelingen verrichten, zoals het sluiten van verdragen;
  • Internationale rechten bezitten;
  • Rechten op internationaal niveau afdwingen, bijvoorbeeld in een procedure voor een internationaal tribunaal;
  • Internationale verplichtingen hebben;
  • Op internationaal niveau aansprakelijk worden gesteld voor schending van verplichtingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen het hebben van volledige of beperkte rechtssubjectiviteit?

A

Een persoon met volledige rechtssubjectiviteit bezit de bekwaamheid om op elk van de 5 manieren aan het rechtsverkeer deel te nemen of daarin te worden betrokken.

Een persoon met beperkte rechtssubjectiviteit heeft een aantal, maar niet alle, van deze bekwaamheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie zijn de belangrijkste actoren?

A

de Staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie bezitten volledige rechtssubjectiviteit?

A

Staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie bezitten beperkte rechtssubjectiviteit? (6)

A
  • Internationale organisaties (let op: geen NGO’s! > geen rechtspersoonlijkheid)
  • De facto-regimes
  • Bevrijdingsbewegingen
  • Multinationale ondernemingen
  • Natuurlijke personen
  • Overige subjecten (bijv. De Mensheid, volkeren, minderheden, inheemse volkeren, de Heilige Stoel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 dingen zijn van belang om te bepalen aan welke personen de internationale rechtsorde rechtssubjectiviteit moet toekennen?

A
  1. In belangrijke mate bepaald door politieke overwegingen.
  2. Het effectiviteitsbeginsel is van bijzonder belang. Mede als gevolg van het ontbreken van een centraal gezag erkent het recht in het algemeen de feitelijke uitoefening van macht en gezag als grondslag voor rechtsposities.
  3. Erkenning speelt een belangrijke rol in de vraag of een staat, organisatie of andere persoon voldoet aan de criteria. Staten kunnen elk voor zich bepalen of zij een bepaalde persoon al dan niet als rechtssubject beschouwen en op die basis rechtsbetrekkingen willen aangaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het belangrijkste definiërende kenmerk van Staten?

A

dat zij, onafhankelijk van andere staten, publiek gezag uitoefenen over een grondgebied en de daar levende bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaan Staten in het algemeen?

A

op grond van een feitelijke situatie waarin zij gedurende enige tijd effectief gezag uitoefenen over de bevolking op een bepaald grondgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Internationale organisaties/intergouvernementele organisaties

A

Meestal opgericht door staten om publieke taken uit te voeren
> Bijv. VN, EU, Raad van Europa

Ondanks eigen bevoegdheden, rechten en verplichtingen, functioneren ze niet geheel los van staten en zijn in de praktijk in vergaande mate afhankelijk van staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Specialiteitsbeginsel

A

Organisaties hebben geen algemene rechten en plichten en geen algemene bevoegdheid om rechtshandelingen in de internationale rechtsorde te verrichten. Zij hebben uitsluitend die bevoegdheden, rechten en plichten die staten uitdrukkelijk dan wel impliciet aan hen hebben toegerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De facto-regimes

A

Niet-statelijke entiteiten die feitelijk effectief gezag uitoefenen over een deel van het grondgebied van een bestaande staat en de daar levende bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 kenmerken de facto-regimes

A
  • Het betreft in de meeste gevallen groeperingen die tegen de staat in opstand komen om autonomie te verkrijgen binnen de staat of om zichzelf af te scheiden en een zelfstandige staat te vormen.
  • Zwakke juridische status
  • Erkenning van zekere mate van internationale rechtssubjectiviteit, uiterst beperkt > bescherming bieden aan burgers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kunnen staten en internationale organisaties kunnen worden gedwongen om een beperkte rechtssubjectiviteit van de facto-regimes te erkennen?

A

Staten en internationale organisaties kunnen gedwongen zijn een beperkte rechtssubjectiviteit van de facto-regimes te erkennen om ze te onderwerpen aan internationale verplichtingen.

  • Als internationaal recht geen verplichtingen aan dergelijke entiteiten zou opleggen, zou de bevolking in het desbetreffende gebied geen internationale juridische bescherming hebben.
  • De reikwijdte van de bevoegdheden, rechten en plichten van de facto-regimes is echter uiterst beperkt, de rechtssubjectiviteit beperkt zich tot wat nodig is om deze groeperingen te onderwerpen aan minimale regels die burgers bescherming bieden.
    >Algemene regel is dus ook dat overeenkomsten die de facto-regimes met staten sluiten, geen internationaal publiekrechtelijke status hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bevrijdingsbewegingen

A

Groeperingen die vechten tegen een koloniale mogendheid of een bezettende macht.

  • Hoeven geen effectief gezag te hebben
  • Hebben verdergaande rechtssubjectiviteit dan de facto-regimes, op grond van het algemeen gevoelde onrecht van koloniale overheersing en bezetting, en hebben het recht op zelfbeschikking: het recht om zelf over hun politieke lot te beslissen, eventueel in de vorm van onafhankelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Non-gouvernementele organisaties (NGO’s)

A

Private organisaties die grensoverschrijdend opereren.

  • Géén internationaal rechtssubject!
  • Wel belangrijk voor de naleving van het internationaal publiekrecht:
    > Zij kunnen ideële doelstellingen hebben (Greenpeace International, Amnesty > International)
    > Of belangen van het bedrijfsleven (Internationale Kamer van Koophandel) of werknemers (internationale vakbondsorganisaties) behartigen.
  • Rol is vaak geformaliseerd binnen internationale organisaties (mogen vaak bij internationale vergaderingen aanwezig zijn, bereiden vaak policy briefs voor, en hebben soms spreektijd)
  • Beheerst door het nationale recht van de staat waar zij zijn gevestigd
  • Via mobilisatie van hun achterban en de publieke opinie, maar ook door technische expertise, kunnen NGO’s belangrijke invloed uitoefenen op de totstandkoming en naleving van internationaal recht.
  • Anders dan intergouvernementele organisaties kent de internationale rechtsorde NGO’s geen internationale rechtssubjectiviteit en dus ook geen internationale rechten of verplichtingen toe. NGO’s worden beheerst door het nationale recht van de staat waar zij zijn gevestigd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Multinationale/transnationale ondernemingen

A

Ondernemingen die in meer dan één staat economisch actief zijn.

> Zij genieten in beginsel uitsluitend rechtssubjectiviteit in de nationale rechtsorde, in het bijzonder van de staat van nationaliteit (=staat waar zij zijn geregistreerd/land waar de onderneming op basis van deze criteria is gevestigd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uit welke 2 overwegingen hebben multinationale ondernemingen een zekere status in de internationale rechtsorde verkregen?

A
  1. De staten hebben er belang bij dat in hun rechtsorde geregistreerde ondernemingen in andere staten worden beschermd tegen onteigening of andere maatregelen die de waarde van hun investeringen zouden bedreigen.

2.Multinationale ondernemingen onttrekken zich door de verspreiding van macht en kapitaal in vergaande mate aan nationaal recht.

Problematisch: kunnen zich grotendeels aan nationaal recht onttrekken, hebben wel rechten, maar weinig (geen) plichten in de internationale rechtsorde!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Natuurlijke personen

A
  • In de Nederlandse rechtsorde zijn natuurlijke personen van rechtswege rechtssubject en genieten zij burgerlijke rechten.
  • In de internationale rechtsorde missen natuurlijke personen deze voorgegeven juridische positie.
  • Vroeger hadden natuurlijke personen geen enkele internationale rechtspersoonlijkheid.
    Na WO2 is een rechtsontwikkeling tot stand gekomen die wel degelijk op internationaal niveau directe rechten en plichten voor individuen creëert.
  • Internationaal recht bepaalt nu dat individuen bepaalde individuele rechten hebben, zonder afhankelijk te zijn van de internationale rechtsorde.
    > In een beperkt aantal gevallen hebben individuen ook de procedurele mogelijkheid hun rechten op internationaal niveau af te dwingen.
  • Internationale rechtssubjectiviteit van individuen is wankel.
  • De meest fundamentele rechten van individuen behoren tot het internationaal gewoonterecht en gelden wereldwijd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Protectoraten

A

Staten die tijdelijk, geheel of ten dele, onder het gezag van één of meer andere staten of internationale organisaties worden geplaatst.
> Blijven in juridische zin, met juridische soevereiniteit, bestaan, ook al kunnen ze zelf gedurende een zekere tijd geen gezag meer uitoefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Soevereiniteit

A

Het exclusieve gezag dat een staat toekomt ten aanzien van zijn grondgebied en de daar levende bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Interne soevereiniteit

A

Bevoegdheid van de staat om zelf zijn eigen rechtsorde en bestuursvorm in te stellen, zonder rekening te moeten houden met andere instellingen.
- De vrijheid om eigen politieke, sociale en economische orde te kiezen

25
Q

Externe soevereiniteit

A

De bevoegdheid van de staat om zelf, maar wel in overeenstemming met het internationale verdragenrecht, zijn rechtsverhoudingen met andere staten te organiseren.
- (Juridische) onafhankelijkheid van andere staten
- Het recht om te participeren in de internationale rechtsorde
>Het sluiten van verdragen of lid worden van een internationale organisatie is een uiting van soevereiniteit

26
Q

Par in parem non habet imperium

A

alle staten zijn formeel gelijk en hebben in gelijke mate aanspraak op de rechten die voortvloeien uit hun soevereiniteit.

27
Q

Algemene Vergadering van de VN:

A

Elk Lid heeft 1 stem
> Maar: juridische gelijkheid betekent geen politieke gelijkheid
-Bijv. politieke/economische verschillen, veto-recht VN-Veiligheidsraad

28
Q

Montevideo criteria van een staat:

A

Regionaal verdrag tussen Zuid- en Noord-Amerikaanse staten, maar artikel 1 wordt beschouwd als behorend tot het gewoonterecht.
1. Een gedefinieerd grondgebied
2. Een permanente bevolking
3. Een regering met effectief gezag
4. De mogelijkheid om internationale betrekkingen met andere staten aan te gaan

29
Q

Gedefinieerd grondgebied

A

> Geen eisen aan omvang
- Geschillen over de titel op grondgebied (bijv. de Krim in Oekraïne, Kasjmir, Nagorno Karabach)
- Grondslagen van titel op grondgebied:
-Terra nullius (ontdekking)
-Effectieve bezetting
-Verdragsbepalingen (cessies)

30
Q

Permanente bevolking

A
  • Geen minimumaantal onderdanen
  • Het beginsel van nationaliteit vormt de juridische band tussen de staat en diens bevolking
  • Over het algemeen twee gronden van toekenning van de nationaliteit:
    1. Het afstammingsbeginsel (jus sanguinis)
    2. Het territorialiteitsbeginsel (jus solis)
  • Vaak bestaat de bevolking van een land uit meerdere volken, die samenleven in staatsverband
31
Q

Regering met effectief gezag

A
  • Gezagsstructuur: staatshoofd, regering, volksvertegenwoordiging, rechtsprekende organen
  • Geen algemene eisen aan de inrichting van de gezagsstructuur (bijv. democratie)
    > Maar: regionale verdragen of internationale organisaties kunnen wel eisen stellen aan lidmaatschap
  • Als een regering geen effectief gezag meer kan uitoefenen of aan de basisbehoeftes van de bevolking kan voldoen, blijft het een staat, maar wordt het aangeduid als fragiele of falende staat.
32
Q

Mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan

A
  • Volgt uit andere drie criteria
  • Mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan zonder juridische inmenging van andere staten; vergt dus enige onafhankelijkheid
  • Criterium heeft zijn oorsprong in het kolonialisme: voormalige koloniën hadden wel een bepaalde vorm van autonomie, maar niet de mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan
  • Hedendaags ook nog relevant > staten die uit meerdere landen bestaan
33
Q

Nationale regels moeten in overeenstemming zijn met vier beginselen:

A

1) Iedereen heeft recht op een nationaliteit
2) Staatloosheid moet worden vermeden
3) Niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen
4) Een huwelijk, of een ontbinding daarvan, mag geen invloed hebben op de nationaliteit van de andere echtgenoot

34
Q

Het afstammingsbeginsel (jus sanguinis)

A

een staat dient erin te voorzien dat zijn nationaliteit van rechtswege kan worden verkregen door kinderen van wie een van de ouders op het tijdstip van de geboorte zijn nationaliteit heeft.

35
Q

Territorialiteitsbeginsel (jus soli)

A

een staat dient erin te voorzien dat zijn nationaliteit kan worden verkregen door kinderen die op zijn grondgebied worden geboren en die bij de geboorte geen andere nationaliteit verkrijgen.

36
Q

De belangrijkste manieren waarop staten tot stand komen zijn

A
  • Afscheiding
    Onder bijzondere omstandigheden kan een georganiseerde bevolkingsgroep die gezag uitoefent over een deel van het grondgebied van een bestaande staat zich afscheiden en een nieuwe staat vormen.
    > Weinig ruimte voor afscheiding zonder instemming van ‘moederstaat’ (beginsel van territoriale integriteit/eenheid van de staat)
    > Gelegitimeerd in de context van dekolonisatie
  • Ontbinding
    Nieuwe staten kunnen ook ontstaan door het uiteenvallen van een bestaande staat in twee of meer nieuwe staten.
    Terwijl bij afscheiding van de staat op wiens grondgebied een nieuwe staat tot stand komt, blijft voortbestaan, houdt bij ontbinding het centrale gezag op te functioneren.
  • Aansluiting
    Nieuwe staten kunnen ook ontstaan door aansluiting van twee of meer bestaande staten. Hier kunnen zich twee varianten voordoen:
    1) Een staat sluit zich aan bij een andere staat -> absorptie.
    2) Twee zelfstandige staten sluiten zich aan tot één nieuwe staat.
  • Verovering
    Niet meer rechtsgeldig!
37
Q

Vier criteria of een nieuwe staat tot stand is gekomen

A
  1. Uitoefening van effectief gezag over een bepaald grondgebied met een bevolking
  2. Legaliteit (totstandkoming van een nieuwe staat mag niet in strijd zijn met fundamentele regels van internationaal recht)
  3. Het beginsel van zelfbeschikking (het volk heeft het recht om in vrijheid zijn eigen politieke status en economische, sociale en culturele ontwikkeling te bepalen)
  4. Erkenning door andere staten (= een eenzijdige handeling waarbij een staat aanvaardt dat een nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming en daarom de status van zelfstandige staat toekomt).
38
Q

Interne zelfbeschikking

A

het recht moet worden uitgeoefend binnen de grenzen van een bestaande staat.

39
Q

Externe zelfbeschikking

A

stichting van een eigen staat door een volk:
-Volkeren die waren onderworpen aan kolonisatie.
-Volkeren die zijn onderworpen aan buitenlandse bezetting.

40
Q

Fragiele staten

A

Staten die geen geweldsmonopolie hebben, daardoor geen publiek gezag meer kunnen uitoefenen en ook niet goed binnen de internationale rechtsorde kunnen functioneren.

41
Q

Uitdrukkelijke erkenning

A

bijv. een formele brief, gericht aan de regering van de nieuwe staat.

42
Q

Impliciete erkenning

A

kan blijken uit het sluiten van een bilateraal verdrag of het vestigen van een diplomatieke vertegenwoordiging in de nieuwe staat.

43
Q

Erkenning kan juridisch relevant zijn, want (3):

A

-het is relevant bij de beoordeling of een entiteit de voornaamste kenmerken van staten bezit.
-erkenning geeft een praktische betekenis aan de rechtssubjectiviteit van de staat.
-erkenning kan een correctief effect hebben.

44
Q

Internationale organisaties

A
  • Samenwerkingsverbanden van 2 of meer staten
  • Opgericht om bovennationale belangen te behartigen die niet door individuele staten kunnen worden gerealiseerd
  • Hebben eigen (beperkte) rechtssubjectiviteit en kunnen zelfstandig rechtshandelingen verrichten
  • Hebben geen grondgebied of bevolking, dus grote verschillen met een staat
    > Bijv. Verenigde Naties, World Health Organization, International Civil Aviation Organization
45
Q

Drie typen organen kunnen worden onderscheiden:

A
  1. Organen die bestaan uit leden (vooral staten). Over het algemeen de belangrijkste organen binnen een organisatie. Zij bepalen het beleid en kunnen (bindende) besluiten nemen.
  2. Organen die de bevolking van de leden vertegenwoordigen. De Europese Unie heeft het Europees Parlement, dat direct de bevolking (de ‘Unieburgers’) vertegenwoordigt.
  3. Onafhankelijke organen, zoals secretariaten en tribunalen.
46
Q

Verenigde Naties:

A
  • Opgericht in 1945 dmv VN-Handvest
  • Hoofdkantoor in New York, nevenvestigingen in Genève en Wenen
  • 193 Leden
  • Doelstellingen: vrede en veiligheid, mensenrechten, armoedebestrijding, gezondheid, milieubescherming
  • Belangrijkste organen;
    -Algemene Vergadering (AVVN) > 193 leden
    -Veiligheidsraad (VN-Veiligheidsraad) > 15 leden, waarvan 5 permanent met veto
    -Internationaal Gerechtshof (IGH) > 15 rechters
    Gespecialiseerde organisaties, bijv. WHO, FAO
47
Q

De VN heeft zes hooforganen:

A
  1. De Algemene Vergadering
    Het belangrijkste vertegenwoordigende orgaan van de VN. Alle VN-lidstaten maken op gelijke voet deel uit van dit orgaan.
    Het is een politiek orgaan -> forum voor discussies en politieke besluitvorming ten aanzien van alle onderwerpen die binnen de doelstellingen van de VN vallen.
  2. De Veiligheidsraad
    Bestaat uit 15 leden. Vijf leden hebben een permanent lidmaatschap, de overige 10 leden rouleren.
    De Veiligheidsraad is permanent in functie en kan op ieder moment bijeenkomen.
    De taak van de Veiligheidsraad: de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
  3. De Economische en Sociale Raad
    Bestaat uit 54 leden. De taak van de Raad: het bevorderen van samenwerking op (onder meer)
    economisch, sociaal en cultureel gebied.
  4. De Trustschapsraad
  5. Het Internationaal Gerechtshof
  6. Het Secretariaat
48
Q

De Europese Unie heeft ook een aantal instellingen (5):

A
  • De Europese Raad
    • De Raad van Europa (van ministers)
    • De Europese Commissie
    • Het Europees Parlement
    • Het Hof van Justitie
49
Q

Wat is de meest gebruikelijke wijze waarop een internationale organisatie wordt opgericht?

A

bij verdrag

50
Q

Rechtspersoonlijkheid van IO’s

A
  • Hoewel vroeger alleen staten erkende rechtssubjecten waren, worden internationale organisaties nu ook zo erkend > internationale organisaties hebben dus ook (beperkte) internationale rechtspersoonlijkheid
  • Soms wordt deze rechtspersoonlijkheid expliciet benoemd in het oprichtende verdrag
  • Sommige oprichtingsverdragen van internationale organisaties benoemen dit niet expliciet, zoals in het geval van de Verenigde Naties
51
Q

Reparations for Injuries AO

A
  • VN-bemiddelaar Folke Bernadotte vermoord in Jeruzalem (1948)
  • Verschillende werknemers van de VN gedood en/of verwond in (lid)staten
  • VN-Handvest zegt niks over internationale rechtspersoonlijkheid
  • De Algemene Vergadering van de VN verzocht het Internationaal Gerechtshof advies (advisory opinion) te geven over de vraag of de VN de noodzakelijke internationale rechtspersoonlijkheid had om voor personeel dat tijdens de uitoefening van officiële functies gewond raakt, van de verantwoordelijke staat schadevergoeding te eisen
    > Antwoord: ja, de VN heeft rechtspersoonlijkheid, want deze blijkt uit de intenties van de oprichters en de functies van de VN > implied powers doctrine
    >Rechtspersoonlijkheid van de VN wijkt wel af van die van de staat
52
Q

Bevoegdheden IO’s

A
  • Vergeleken met staten zijn de bevoegdheden van internationale organisaties beperkt
  • Bevoegdheden die expliciet zijn toebedeeld > attributiebeginsel
  • Impliciete bevoegdheden > niet impliciet toebedeeld, maar wel noodzakelijk voor het functioneren van de organisatie
  • De reikwijdte van zowel expliciete als impliciete bevoegdheden van internationale organisaties wordt bepaald door het specialiteitsbeginsel > organisaties hebben alleen die bevoegdheden die zijn verbonden aan het doel waarvoor de organisatie is opgericht
    > Vandaar dat we spreken van beperkte rechtssubjectiviteit
53
Q

Door wat wordt bepaald wie lid mag worden van een internationale organisatie?

A

Wordt in eerste instantie bepaald door het oprichtingsverdrag. Tot de leden van de organisatie behoren in ieder geval de staten (en internationale organisaties) die de organisatie hebben opgericht.

54
Q

Open organisaties

A

staan open voor alle staten in de wereld -> VN.

55
Q

Gesloten organisaties

A

lidmaatschap van gesloten organisaties is voorbehouden aan staten die aan bepaalde criteria voldoen > bijv. van geografische aard of leden die voldoende zijn betrokken bij het doel van de organisatie.

56
Q

Twee voorwaarden toetreding van de Unie (hetzelfde geldt voor andere organisaties):

A
  1. De Unie moet naar haar interne recht daartoe bevoegd zijn.
  2. Het oprichtingsverdrag van de andere organisatie moet openstaan voor toetreding door de Unie.
57
Q

attributiebeginsel/beginsel van bevoegdheidstoedeling

A

Internationale organisaties hebben bevoegdheden die hen in het oprichtingsverdrag expliciet zijn toebedeeld

58
Q

specialiteitsbeginsel

A

Op grond van het specialiteitsbeginsel hebben organisaties uitsluitend bevoegdheden die verbonden zijn aan het doel waarvoor de organisatie is opgericht.