Week 2 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Wat zijn indicaties voor een gastroscopie?

A
  • Melena
  • Passageklachten
  • Coeliakie
  • Anemie
  • Ulcus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor worden slokdarm varices veroorzaakt?

A

Levercirrose en portale hypertensie. Het is behandelbaar d.m.v. Banding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan de motiliteit van de slokdarm gemeten worden?

A

Door middel van manometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is reflux in de slokdarm te meten?

A

pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn indicaties voor dunne darm endoscopie?

A
  • Bevolkingsonderzoek
  • Darmkanker
  • Poliepen
  • Ferriprieve anemie
  • IBD
  • Buikklachten
  • Veranderd defaecatiepatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke fasen kan je het slikproces indelen en zijn deze vrijwillig of onvrijwillig?

A
  • Orale fase (vrijwillig)
  • Faryngeale fase (onvrijwillig)
  • Oesofagiale fase (onvrijwillig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit in welke 2 stappen peristaltiek werkt

A

Stap 1: Gelijktijdige inhibitie via cDMN en NO van alle slokdarm delen (inhibitie langer distaal)
Stap 2: Sequentiële excitatie via rDMN en ACh -> spiercontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De nervus vagus is nodig om peristaltiek te creëren. Waar/niet waar.

A

Niet waar, peristaltiek wordt geregeld door het EZS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen multiunit en unitary innervatie van glad spierweefsel?

A
  • Multiunit: 1 neuron -> 1 spiercel. Weinig intracellulaire koppeling. Fijne spiercontrole.
  • Unitary: 1 neuron -> 1 spiercel (ja nog steeds). Veel intracellulaire koppeling. Gecoördineerde contractie. (belangrijk in darmen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen actiepotentialen zijn er in glad spierweefsel?

A
  1. Spike
  2. Plateau
  3. Slow waves (langzame oscillatie tot uiteindelijk drempel bereikt wordt, ritmisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn oorzaken van dysfagie?

A
  • Maligne/benigne slokdarmtumor
  • Ontsteking
  • Extra-oesofageale tumor
  • Hiatus hernia
  • Stricturen
  • Divertikel
  • Motiliteitsstoornis
  • Neuromusculair/systemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is achalasie?

A

Een verlies van ganglioncellen in plexus myentericus met als gevolg dysfunctie van inhibitoire neuronen in de distale oesophagus. Er is geen peristaltiek en relaxatie meer van de LES.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan achalasie verholpen worden?

A
  1. Pharmacologisch
  2. Pneumatische dilatatie (ballon)
  3. (Surgical) myotomie (vaak als nadeel reflux)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke ziektebeelden zijn zuurgerelateerd?

A
  • Gastro-oesofageale reflux
  • Peptische stenose
  • Barret oesofagus / carcinoom
  • Ulcus ventriculi
  • Ulcus duodeni
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er aan de hand bij een hernia diafragmatica?

A

Door een wijdere opening in het middenrif komt de maag gedeeltelijk omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is GERD te behandelen?

A
  • Leefregels: gewichtsreductie en ophogen hoofduiteinde van bed
  • Medicatie: protonpompremmers, eventueel antacida, histamine-2-receptor-antagonisten
  • Antirefluxchirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een ulcus?

A

Een ulcus is een defect in hte epitheel van de maag. Groter dan 5 mm in diameter anders is het erosie. Dringt door tot in de submucosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

NSAIDs kunnen ulci veroorzaken. Waar/niet waar

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe zijn ulcera te behandelen?

A
  • Protonpompremmers
  • Histamine 2 antagonisten
  • Anti helicobacter therapie
  • Staken NSAID evt vervanging door COX-2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welke manieren zijn ulcusbloedingen endoscopisch te behandelen?

A
  1. Injection therapy
  2. Thermal therapy
  3. Mechanical therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat maakt de D-cel en wat maakt de G-cel?

A
  • D-cel maakt somatostatine (remt HCl)
  • G-cel maakt gastrine (stimuleert HCl
22
Q

Wat maakt de enterochromaffine cel?

23
Q

Leg uit hoe gastrine tot meer maagzuursecretie leidt.

A

Gastrine -> EC cel > histamine -> pariëtale cel, histamine in hoge dosis direct pariëtale cel activeren is ook mogelijk. Via stimulatie nervus vagus is ook mogelijk maar niet zo efficiënt.

24
Q

Leg uit hoe somatostatine tot remming van maagzuursecretie kan leiden.

A

Remming: somatostatine -> EC cel remming -> minder histamine afgifte. Somatostatine kan ook direct remmen maar is minder efficiënt.

25
Welk hormoon kan direct maagzuur remmen lokaal?
PGE2, gemaakt uit vetzuren.
25
Hoe kan remming van maagzuur via het duodenum plaatsvinden?
Duodenum zuurder door maagzuur -> afgifte Secretine en GIP en dat remt pariëtale cel. CCK gaat vanuit duodenum naar antrum en zorgt daar wordt afgifte somatostatine afgifte gestimuleerd wat dus indirecte remming is.
26
Wat is een groot nadeel van de secretie van zoutzuur?
Het kost veel ATP
27
Hoe werken histamine 2 receptor antagonisten?
Binding met histamine vindt nog wel plaats maar cAMP activatie treedt niet op waardoor er geen zoutzuur secretie meer plaatsvindt.
28
Wat is het nut van maagzuur?
1. Destructie van pathogene bacteriën en virussen en denaturatie van toxische eiwitten. 2. Verbreking van waterstofbruggen in voedingseiwitten -> ontvouwing -> bevordert hydrolyse door proteases in maag en darm 3. Activering van pepsinogeen tot pepsine en van maag lipase 4. Co-secretie IF nodig voor vitB12 absorptie
29
Wat is de functie van de exocriene pancreas?
1. Secretie van spijsverteringsenzymen in het duodenum. (trypsinogeen, chymo-trypsinogeen, pro-elastase, pro-carboxypeptidases, pancreas lipase, pro-colipase, alfa-amylase) 2. Secretie van bicarbonaat in het duodenum
30
Welke hormoon zorgt voor aansturing van de acinaire cellen? En de ductulaire cellen?
Acinair: CCK/gastrine Ductulair: secretine
31
Wat zijn de functies van de acinaire cel?
1. Enzym synthese 2. Opslag 3. Secretie
32
Wat secreneren acinaire cellen? En ductulaire cellen?
Acinair: Eiwit / enzymen Ductulair: NaHCO3 rijke vloeistof
33
Leg uit wat luminocriene en endocriene regulatie is.
* Luminocriene regulatie: coördineert acinaire en ductulaire secretie * Endocriene regulatie: koppelt HCl toevoer aan HCO3 secretie naar duodenum
34
Hoe zorgt de pancreas ervoor dat het zichzelf niet verteert?
* Zymogenen worden in een inactieve vorm aangemaakt. * Cellulaire sequestratie van zymogenen in granulae * Verpakt samen met trypsin inhibitor (TI) * Zymogeen secretie en activering in gescheiden anatomische compartimenten
35
Wat zet trypsinogeen om in trypsine en waar vindt dit plaats?
Enterokinase in duodenum
36
Wat secreneren alfa cellen en wat secreneren beta cellen in de pancreas?
Alfa: glucagon Beta: insuline
37
Wat is een exocriene pancreasinsufficiëntie?
Verminderde productie en secretie van pancreasenzymen (bijvoorbeeld door aantasting pancreasparenchym)
38
Welke symptomen vallen onder de klinische definitie van acute (necrotiserende) pancreatitis?
1. Symptomen (buikpijn) 2. Serum amylase/lipase sterk >3x ULN 3. Radiologisch beeld
39
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van chronische pancreatitis?
1. Toxisch (alcohol, roken) 2. Tropisch 3. Genetisch 4. Autoimmuun pancreatitis
40
Wanneer ontstaat malabsorptie?
* Wanneer de enzymsecretie is afgenomen met meer dan 90 procent * Lipase secretie daalt sneller dan bijvoorbeeld secretie van proteolitische enzymen
41
Wat zijn de oorzaken van exocriene pancreasinsufficiëntie?
* Obstructie van de ductus pancreaticus (chronische pancreatitis, pancreascarcinoom) * Beschadiging van de intestinale mucosa (coeliakie, M. Crohn) * Dyssynergie pancreassappen en voedsel (Pancreas chirurgie, Roux-an-Y bypass)
42
Wat is een indicatie voor verminderde exocriene pancreasfunctie?
Verlaagde faeces elastase
43
Welke mechanismes kunnen tot malabsorptie leiden?
* Afgenomen pancreassecretie * Asynchronie voedsel en enzymen * Functionele veranderingen
44
Wat zijn de klinische uitingen van exocriene pancreasinsufficientie?
* Buikkrampen * Gewichtsverlies * Steatorroe * Deficiënties van vetoplosbare vitamines
45
Wat is de functie van de endocriene pancreas?
BLoedglucose regulatie d.m.v. hormoonproductie (insuline en glucagon)
46
Wat is het verschil tussen acute en chronische pancreatitis?
Bij acute pancreatitis volledige genezing. Chronische pancreatitis zijn er littekens in functie of in vorm. Hoe ernstiger de acute hoe groter de kans op chronisch. Ook zijn er mensen die recidief een acute pancreatitis krijgen.
47
Klinische presentatie acute pancreatitis:
* Zware epigastrische pijn * Uitstralen naar rug * Misselijkheid en overgeven * Bij gal origine soms ook koliekpijnen * 6-12 uur na binge drinking
48
Wat zijn de oorzaken van acute pancreatitis?
* Obstructies * Toxisch * Trauma * Metabolische abnormaliteiten * Erfelijke condities * Infectie * Vasculaire abnormaliteiten * Overige condities
49
Welke behandelingen zijn er voor acute pancreatitis?
* Supportive * Remove cause * IC * Endoscopic treatment * Radiologic interventions * Surgery
50
Welke etiologische factoren zijn er voor chronische pancreatitis?
* Toxic metabolic * Medications * Toxins * Idiopathic * Genetic * Autoimmune * Recurrent and severe pancreatitis * Obstructive
51
Welke behandelingen zijn er voor chronische pancreatitis?
* Pijn: medicijnen, endoscopisch, chirurgie * Exocriene insufficiëntie: enzymsupplementen * Endocriene insufficiëntie: Insuline injecties * Pseudocysts: endoscopisch, chirurgie