Week 4 Flashcards

(33 cards)

1
Q

In welke darmlagen zit de ontsteking bij M. Crohn?

A

In de volledige darmwand, transmurale inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke klinische verschijnselen kunnen volgen aan M. Crohn?

A
  • Buikpijn, diarree, vermoeidheid en gewichtsverlies
  • Fistelvorming
  • Perianale ziekte en proximale ziekte
  • Malabsorptie
  • extra-intestinale manifestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 lokalisaties zijn er bij colitis ulcerosa?

A
  • Proctitis
  • Linkszijdige colitis
  • (pan)colitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke klinische verschijnselen volgen aan colitis ulcerosa?

A
  • Diarree
  • Bloed en slijm
  • Toename defecatiedrang
  • Algemene ziekteverschijnselen
  • Pijnlijke darmkrampen voor defecatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn factoren die meespelen aan de ontwikkeling van IBD?

A
  • Omgeving
  • Genen
  • Microbioom
  • Immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er sprake van diarree?

A

meer dan 3 of gelijk aan 3 ongevormde ontlastingen per dag of een vloeibaar volume van meer dan 200 g/dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk lichamelijk onderzoek doe je na diarree?

A
  • Abdominale massa
  • Hoog klinkende of afwezige peristaltiek
  • Gewichtsverlies
  • Spierverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten van diagnostiek kunnen gebruikt worden voor IBD?

A
  • Bloed en ontlasting
  • Endoscopie met biopten
  • MRI
  • CT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is calprotectine?

A

Calprotectine is eiwit dat aanwezig is in cytoplasma van neutrofiele granulocyten en monocyten. Wanneer die cel kapot gaat is het calprotectine in de ontlasting te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de extra-intestinale manifestaties van IBD?

A
  • Artritis
  • Huidproblemen
  • Oogproblemen (uveïtis)
  • PSC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de behandeldoelen bij IBD?

A
  • Inductie remissie
  • Onderhouden remissie
  • Voorkomen en behandelen van complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk enzym speelt een belangrijke rol in de omzetting van azathioprine naar een actieve metaboliet?

A

TPMT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk gedeelte van de dikke darm komt een carcinoom het meeste voor?

A

Aan de linkerkant, colon descendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit ontstaan CRCen?

A

Vooral uit adenomateuze poliepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risicofactoren voor dikke darmkanker?

A
  • Roken en alcohol
  • Overgewicht
  • Weinig beweging
  • Voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke risicofactoren zijn geassocieerd met CRC?

A
  • Overgewicht
  • Weinig beweging
  • Diabetes mellitus
  • IBD
  • Eten van minder fruit, groente en vezels
  • Meer eten van rood en bewerkt vlees
  • Meer antibiotica/medicatie gebruik
17
Q

Wat zijn de II meest voorkomende symptomen van CRC?

A
  • Veranderd ontlastingpatroon
  • Buikpijn
18
Q

Hoe werkt TNM stadiëring?

A

T: Lokale diepte en penetratie
N: hoeveelheid lymfeklieren waarin tumor aanwezig is
M: Metastasen op afstand

19
Q

Wat meet een FIT test?

A

FIT meet de globine van het hemoglobine in de ontlasting. Meet dus bloed.

20
Q

Wat is de definitie van bloedarmoede?

A

Tekort aan hemoglobine

21
Q

Van welke factoren is de mate van opname en afgifte van O2 afhankelijk?

A
  • O2-spanning
  • pH
  • Temperatuur
  • 2,3-DPG
22
Q

Waar vindt vroeg in het leven de erythropoiese plaats?

A
  • 3e week: dooierzak, chorion
  • 6e week: lever, milt
  • 5e maand: beenmerg
23
Q

Waar vindt bij een kind de erythropoiese plaats?

A

Wervels, platte beenderen, lange pijpbeenderen

24
Q

Waar vindt bij een volwassene de erythropoiese plaats?

A

Wervels, platte beenderen, bovenste gedeelte humerus en femur.

25
Welke hormonale factoren zijn betrokken bij hematopoiese?
* EPO productie in de nier * Overige hemopoetische factoren * Schildklier hormoon * Testosteron
26
Welke bouwstenen zijn belang voor het maken van erytrocyten?
* IJzer * vitamine B12 * Foliumzuur (B11)
27
Wat zijn de gevolgen van malabsorptie van vet?
* Steatorrhea * Gewichtsverlies * Verminderde groei * Vit ADEK deficiënties
28
Wat zijn de gevolgen van malabsorptie van eiwitten?
* Groeifalen * Afname spiermassa * Oedeem
29
Wat zijn de gevolgen van malabsorptie van koolhydraten?
* Gewichtsverlies * Osmotische diarree * Stinkt * Zuur
30
Wat zijn de gevolgen van stoornissen in vocht en elektrolyt-transport?
* Elektrolytstoornis * Groeifalen door zouttekort * Dehydratie
31
Wat zijn de 3 voorwaarden om coeliakie te kunnen hebben?
1. Patiënt moet gluten eten 2. Patiënt moet HLA (DQ2 of DQ8) hebben om gluten te presenteren 3. Patiënt moet via tTG glutamine deamineren tot glutamaat
32
Hoe stel je de diagnose coeliakie?
* Via familie anamnese en afbuigende lengte en gewicht, evt anemie * Bloedonderzoek: HLA aanwezig, 10x verhoogde antistoffen tegen tTG en anti-endomysium * Anders ook nog duodenumbiopten mogelijk
33
Wat is de prevalentie van coeliakie in Nederland?
1/100