Week 2 Flashcards

(10 cards)

1
Q

wat is opzet?

A

willens en wetens handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verschil tussen de objectieve zijde en de subjectieve zijde?

A

objectief: de gedragingen of omstandigheden (tastbaar)
subjectief: bestanddelen die innerlijke gesteldheid uitdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opzet met bedoeling

A

hoogste gradatie opzet, willen en weten wat de uitkomst is en dit is het beoogde doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn

A

iets op te koop toenemen om je doel te bereiken. (doel= levensverzekering innen, dood van persoon op de koop toe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorwaardelijke opzet

A

laagste gradatie, dader heeft doel niet beoogd maar is wel bewust van mogelijke gevolgen die zijn daad meebrengt, er is een aanmerkelijke kans dat dit zou gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is culpa?

A

aanmerkelijke onvoorzichtigheid, het niet willen & niet weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer is er sprake van schuld bij culpa?

A

als er: aanmerkelijk, verwijtbaar en onvoorzichtig gehandeld is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onbewuste culpa

A

onoplettend handelen, onnadekend handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bewuste culpa

A

onzorgvuldig, maar gelovend in goede afloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschil Bewuste culpa & voorwaardelijke opzet?

A

voorwaardelijke opzet geloofd niet in de goede afloop, bewuste culpa doet dat wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly