Week 4 Flashcards

(29 cards)

1
Q

wat doet de kantonrechter?

A

oordeelt over overtredingen (art 382 sv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doet de politierechter?

A

oordeelt over de meeste misdrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doet de meervoudige kamer

A

oordeelt alleen over ingewikkelde of ernstige zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wie heeft de leiding over het opsporingsonderzoek?

A

het Openbaar ministerie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is onschuldpresumptie

A

verdachte is altijd onschuldig tot anders bewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn rechten van de verdachte

A
  1. zwijgrecht
  2. recht op rechtsbijstand
  3. recht op kennisneming processtukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de fasen van proces bij een verdachte

A
  1. opsporingsonderzoek
  2. onderzoek ter terechtzitting
  3. zitting (270 sv)
  4. beraadslaging en uitspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke wetsartikelen moeten er geraadpleegd worden bij de beraadslaging en uitspraak?

A

348 sv : voorvragen
350 sv : materiele vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer wordt er gesproken van een vervolging?

A

wanneer een rechter op initiatief van de ovj een beslissing neemt : begint meestal bij dagvaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe ingrijpender de actie …

A

hoe hoger de autoriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de beginselen van de behoorlijke procesordeh

A
  1. beg zuiverheid van oogmerk
  2. vertrouwensbeginsek
  3. gelijkheidsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het beginsel van zuiverheid van oogmerk?

A

bevoegdheden zijn er om te gebruiken bij een bepaald doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe heet het als iemand misbruik maakt van zijn bevoegdheid?

A

detournement de pouvoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer is er sprake van verdenking?

A

als er naar aanleiding van een redelijk vermoeden een onderzoek wordt gestart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk arrest hoort bij het legaliteitsbeginsel?

A

muilkorf arrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke actoren spelen tijden het strafproces een rol?

A
  1. verdachte
  2. slachtoffer
    3, opsporingsambtenaren
  3. ovj
    5, rechter
17
Q

wanneer wordt je aangemerkt als verdachte?

A

degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit

18
Q

in welk artikel staat iets over de verdachte?

19
Q

wanneer is iemand een slachtoffer?

A

degene die rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit, vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. (art 51)

20
Q

wat is een opsporingsambtenaar?

A
  • officieren van justitie & ambetnaren van politie (art 141 sv)
21
Q

waar is de ovj verantwoordelijk voor

A
  1. opsporing & bevelen ambtenaren
  2. processen verbaal lezen van ambtenaren
  3. afdoen zaak
22
Q

wat is een rechter?

A

een rechter is onafhankelijk en onpartijdig (art 6 lid 1 EVRM)

23
Q

bevoedheid subject

A

tegen wie mag de bevoegdheid worden ingezet?

24
Q

grond bevoegdheid

A

wat is het doel vna de inzet van de bevoegdheid

25
geval bevoegheid
in welke gevallen mag de bevoegheid gebruikt worden?
26
duur bevoegdheid
hoe lang mag de bevoegdheid worden ingezet?
27
autoriteit bevoegdheid
door wie mag de bevoegdheid worden ingezet?
28
wat is een dwangmiddel?
verdachte wordt gedwongen onderzoekshandelingen te ondergaan
29
welke bevoegdheden moet je vaststellen?
1. subject 2. grond 3. geval 4. duur 5. autoriteit