Week 5 Flashcards

(20 cards)

1
Q

wanneer is er srprake van geen vervolging?

A

bij machtiging van een rechter commisaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer is er sprake van vervolging?

A
  • de ovj een strafbeschikking tegen een verdachte uitvaardigt;
  • de ovj een rechter bij de zaak betrekt, die vervolgens een
    beslissing neemt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het opportuniteitsbeginsel?

A

ovj kan van vervolging afzien op gronden van algemeen belang (art 167 sv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een technisch sepot?

A

seponeren wegens gebrek aan bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een beleidssepot?

A

seponeren vanwege dienen algemeen belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een transactie

A

na een beleidssepot met een vooorwaarde transactie:
door bv betalen afzien van vervolging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe heet het als iemand een voorstel aanvaard?

A

buitengerechtelijke afdoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer is vervolging niet mogelijk?

A
  1. leeftijfd onder 12 (art 486)
  2. geen dubbele vervolging
    3.,overlijden verdachte
  3. verjaring van het recht tot vervolgen
  4. transactie mits voldaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil strafbeschikking en transacite

A

transactie is geen strafvaststelling, een beschikking wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke 4 functies heeft een dagvaarding?

A
  1. aanduidingsfunctie
  2. oproepingsfunctie
  3. beschuldigingsfunctie
  4. informatie functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de aanduidingsfunctie

A

aanduiden van de persoon van de verdachte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de oproepingsfunctie

A

oproeping om te verschijnen op een bepaalde datum en tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de beschuldigingsfunctie

A

de tenlastelegging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de informatiefunctie

A

info over welke rechten de verdachte heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat moet de tenlastelegging bevatten?

A
  1. feit
  2. omstandigheden
  3. tijd
  4. plaats
  5. wettelijk voorschrift
    (art 261 sv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een enkelvoudige tenlastelegging?

A

vermelding 1 feit

17
Q

wat is een primair / subsidiair tenlastelegging?

A

een feit op meerder manieren tenlastegelegd

18
Q

wat is een cumulatieve tenlastelegging?

A

meer dan 1 feit

19
Q

wat is een alternatieve tenlastelegging?

A

een feit op elkaar uitsluitende manieren tenlastegelegd

20
Q

wat is het termijn voor het uitspreken van de uitspraka?

A

maximaal 2 weken