Week 3 Flashcards

(108 cards)

1
Q

wat is het oppervlakte van de huid?

A

1,5-2 m2

(ongeveer 15 kg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel bacterien ongeveer op de huid

A

8x10^6 / cm2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functies van de huid 4 (+2)

A
  • barrière functie
    (micro-organismen, UV licht, schadelijke stoffen)
  • handhaven intern mileu
    (vochthuishouding, temperatuur)
  • doorgeven signalen
    (pijn/ temperatuur voelen)
  • omzetten vitD

overig:
- stootkussen
- intermenselijk contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opbouw van de huid

A

(buiten>binnen)

epidermis

dermis

subcutis (onderhuids bind/vetweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opbouw van de epidermis

A

(buiten > binnen)

stratum corneum
stratum lucidus
stratum granulosum
stratum spinosus
stratum basale

*zie plaatje dikte van de lagen aantekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

typen cellen in epidermis

A
  • keratinocyten (hoorncellen)
  • melanocyten (pigmentcellen)
  • langerhanscellen
  • merkelcellen
  • vrije zenuwuiteinden
  • geen bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

om van stratum basale te verschuiven naar buitenkant

A

duurt ongeveer 4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een melanocyt

A
  • ieder mens heeft ongeveer evenveel melanocyten
  • bij donkerdere huid is aantal melanomen groter en zijn de melanosomen zelf groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaruit bestaat de epidermale-melanocytaire unit uit?

A

keratinocyten + melanocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functies epidermis

A
  • beschermt als barriere
    (micro-organismen, uvlicht, schadelijke stoffen, vochtverlies, mechanisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dermis onderdelen 5

A

papillen > stevigheid
bloedvaten > temperatuur
dikte 1-3 mm
fibroblasen > tussenstof
annexen (huidaanhangsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar ligt de basale membraan in de huid

A

in de dermo-epidermale overgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pappilaire dermis (buitenste laag dermis)

A

retelijsten (vanaf buitenkant dermis gezien)

dermale papillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dermis onderdelen (kleiner) (cellen etc)

A

fibroblasten > dermale matrix
- collageenvezels (trekbaar)
- elastinevezels (rekbaar)

ertussen:
glycosaminoglycanen
chondroitinesulfaat
dermatransulfaat >H2O binding
hyaluronzuur

= stevigheid, soepelheid en volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

typen zweetklieren

A
  • exocriene zweetklieren in dermis:
    thermoregulatie, terugresorptie Na+, homeostase water & electrolyten
  • apocriene klieren dieper in subcutis: androgenen secreet door bacteriën omgezet (lichaamsgeur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dermis functies

A
  • mechanische bescherming
  • thermoregulatie
  • pijn/tastzin
  • aanvoer voedingsstoffen/zuurstof
  • aanvoer ontstekingscellen
  • aanvoer keratinocyten en melanocyten bij wondherstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

subcutis onderdelen

A

vetcellen (lipocyten)
netwerk van bindweefsel
(bloedvaten, zenuwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

subcutis functies 4

A
  • energiereserve
  • isolatie
  • waterreservoir
  • stootkussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

diagnose en huidziekten

A
  1. dermatologisch onderzoek: PROVOKE
  2. kiezen van meest kenmerkende verandering
  3. aflopen DD
    - kiezen diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

PROVOKE

A
  • plaats
  • rangschiking
  • omvang (aantal/grootte)
  • vorm
  • omtrek
  • kleur
  • efflorescenties = bloeiwijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

afmetingen bij omvang

A

miliair = 1-2 mm (gerstekorrel)
lenticulair = 3-10mm (linzenkorrel)
nummulair = 1-3 cm (munt)
kinderhandpalmgroot 3-5 cm
handpalmgroot 5-10 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

groepen van darier

A

1 erhytheem
2 papuleuze dermatosen
3 erythemato(papulo)squameuze dermatosen
4 eczemen
5, 6 vesiculo(bulleuze) dermatosen
7 pustuleuze dermatosen
8 tumoren en zwellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

PROVOK-Efflorescenties voorbeelden

A

macula
dyschromie
erytheem
purpura
teleangiectasia
papula
urtica nodulus - nodus plaque
tumor vesicula - bulla pustula
squama (vervellen)
crusta
comedo (mee-eters)
erosie
excoriatie (schaafwond)
ulcus
lichenificatie (vergroving van het huidreliëf)
rhagade (droge huid met scheurtjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

macula

A

= vlek

omschreven kleurverandering in niveau huid (zonder epidermale of dermate afwijkingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
lichenificatie
vergroving van het huidreliëf
26
erytheem
rode verkleuring die berust op vaatverwijding (wegdrukbare roodheid)
27
purpura
zichtbare bloedingen van huid of slijmvliezen (niet wegdrukbaar)
28
Papula
circumscripte, solide verhevenheid < 1cm ontstaan door cel-, weefsel- of vochttoename; geneest zonder litteken
29
plaque
solide, vlakke verhevenheid “plateau” > 1cm (iha >2cm) in feite “uitgerekte” of ook wel geconflueerde papels
30
urtica
(“galbult”): vlakke, circumscripte, vluchtige verhevenheid van de huid tgv oedeemvorming in de dermis (histamine-reactie!)
31
nodus
circumscripte knobbel of palpabele weerstand in dermis of subcutis >1 cm, al dan niet boven de huid verheven nodulus: als < 1cm
32
vesicula
blaasje zichtbare holte in epidermis <1cm en gevuld met helder vocht
33
bulla
blaar zichtbare holte, intraepidermaal of subepidermaal gelegen, >1cm en gevuld met helder vocht
34
pustula
zichtbare holte gevuld met prulent vocht (pus), meestal intraepidermaal
35
crusta
korst samengesteld uit ingedroogd vocht (serum, pus, bloed) of uit cellen, necrotisch materiaal of vuil
36
squama
schilfers loslatend conglomeraat van hoorncellen
37
excoriatie
(krabeffect) een epidermo-dermaal defect (puntvormige bloedingen zichtbaar)
38
ulcus
zweer defect dat reikt tot in de subcutis met geen of geringe genezing (ontstaan na voorafgaande huidverandering)
39
wondgenezing kan twee kanten op vallen
- regeneratief vermogen (genezing) - littekenvorming
40
3 fases in wondgenezing
1. inflammatoire fase 2. proliferatieve fase 3. remodeller fase
41
inflammatoire fase wondgenezing
duurt: direct tot 2 weken Vasculaire respons – Bloedstelping Cellulaire respons – invasie in wond (leukocyten) – fagocytose micro-organismen (macrofagen) – débridement necrose (enzymen) – aantrekken van fibroblasten (cytokines) – vaatingroei / angioneogenese (groeifactoren)
42
proliferatieve fase
duur: dagen tot weken tot maand - re-epithelialisatie huid-oppervlak - neoangiogenese: nieuwe vaatvoorziening weefsel - vorming grannulatie-weefsel en ECM (collageen) - wondrand-contractie
43
neoangiogenese wat is dat
1 groei van nieuwe vaten 2 anastomosering aan pre-existente vaten 3 koppelen van vaten in wondgebied start door: - hoge concentratie cytokinen, laag O2, melkzuur, VEGF, FGF - Mφ: productie pro-inflammatoire cytokines > VEGF
44
remodeller fase
duur: 2-3 weken na verwonding en duurt min 1 jaar of langer - herschikken van collageenvezels - atresie van bloedvaatjes
45
een litteken kan twee kanten op vallen
- vertraagde wondgenezing - keloid/ hypertrofisch litteken
46
definitie chronische wond
- niet genezend - geen anatomische of functionele integriteit < 3 maanden pathogenese: balans tussen inflammatoire en anti-inflammatoire factoren verstoord
47
aandoeningen die de huid kunnen beschadigen voorbeelden 7
- Vasculaire aandoening: Venen, arteriën, lymfevaten, vasculitis, microangiopathie - Neuropatisch: Perifeer, CNS - Metabool - Hematologisch: Erythrocyten, leukocyten, trombocyten, dysproteinemie, stolling - Maligniteit: Primaire huid maligniteit/benigne, metastase - Infectie: Bacteriën, virussen, schimmels, protozoen - Medicatie - Genetisch defect
48
stagnatie wondgenezing factoren
- in de wond - rond de wond - systemische factoren - externe factoren
49
stagnatie wondgenezing 'in de wond' 5
- bacteriële infectie - inadequate behandeling - slecht wond klimaat - vreemd lichaamsmateriaal - maligniteit
50
stagnatie wondgenezing 'rond de wond' 5
- slechte doorbloeding - oedeem - terugkerend trauma - status na radiotherapie - neuropathie of druk
51
stagnatie wondgenezing 'systemische factoren' 6
- comorbiditeit - hoge leeftijd - slechte voedingstoestand (eiwit, vitamine A/C, zink, Mg) - medicatie (corticosteroïden, NSAID’s) - obesitas - roken en alcohol
52
stagnatie wondgenezing 'externe factoren'
onvoldoende wondzorg of compressietherapie
53
lyme is een lastige ziekte want
lastige Dx, asymptomatisch, late presentatie
54
lyme verwekkers in US en europa
us: borrelia burgdoferi eu: borrelia garinii borrelia afzelii borrelia brugdorferi
55
lyme borreliose feiten (familie, lengte etc)
familie: spirochaetaceae Lang (10-30μm), dun (0.2μm) , spiraalvorm
56
lyme borreliose stadium 1 (gelokaliseerde infectie)
locale infectie * 3-30 dagen na beet * centrifugale uitbreiding > 5 cm * erythema migrans (75% EM) * 75% centrale opheldering (EU) * 30-60% jeuk, brand gevoel * algehele malaise * vermoeidheid, koorts * soms asymptomatisch * lymphocytoom
57
morfologische karakteristieken stadium 1 Lyme
- hematogene laesie - centraal erythema - centrale opheldering - bijtpunt zichtbaar - vesikels, papel, schilfers ** zie plaatje aantekeningen
58
erythema migrans
75% van de patiënten heeft het (EM) schietschijf aspect, men ziet een witte ring met een rode ring erin en een rode ring eromheen
59
lymfocytoma cutis
gladde blauwrode, een tot enkele centimeter grote pijnloze plaque
60
lyme borreliose stadium 1 (gelokaliseerde infectie) symptomen
- spier of gewrichtspijn 41% - koorts 36% - hoofdpijn 33% - vermoeidheid 12% - stijve nek 2% - geen klachten 51%!!!!
61
Lyme borreliose stadium 2 (gedissemineerde infectie)
<1 jaar na infectie (EM) - multipele secundaire huidlaesies - koorts - malaise - vermoeidheid
62
Lyme borreliose stadium 2 (gedissemineerde infectie) gevolgen
- meningitis * radiculitis (inklemming zenuw) * hersenzenuw uitval * artritis * carditis (a-v geleidingsblok) * overige zeldzame manifestaties
63
lyme borreliose stadium 3 (persisterende infectie)
> 1 jaar na infectie of EM - chronisch (6 maanden) - polyneuropathie - encephalopathie - chronische artritis - acrodermatitis chronici atroficans (ACA)
64
encephalopathie
- cognitieve stoornissen - slaapstoornissen - persoonlijkheidsstoornissen
65
epidemiologie lyme
vector: teken (Lxodes) reservoir: herten, knaagdieren voorkomen NL: juni-dec
66
risico lyme afhankelijk van 5
- dichtheid teken - prevalentie geïnfecteerde teken - mate, frequentie en duur expositie - kans op klinische lyme na beet is 1-3% - positiviteit teek geen voorspellende waarde voor infectie
67
waar zitten teken meestal op het lichaam
zie plaatje aantekeningen
68
diagnostiek lyme
- serologie (screenen: ELISA, confirmen: western blot) - kweek (huidlaesies: sensitiviteit 60-80% / neuroborreliose: sensitiviteit 15%) - PCR (neuroborreliose sensitiviteit: 20-100% / huidlaesies sensitiviteit 20-90%, lyme artritis 75-90%)
69
preventie lyme
- tekenbestrijding - vermijden teken habitat - persoonlijke bescherming (lange mouwen, DEET, tekenverwijdering) - profylaxe in gebieden met infectierisico na beet > 4%
70
wel/ geen therapie stroomschema leer 2 groene cirkels
tekenbeet = geen indicatie voor AB EM > 5cm = geen indicatie voor bepalen antistoffen
71
therapie volwassenen tekenbeet verschillende stadia
tekenbeet: - geen AB stadium 1 (EM) - doxycycline 2 dd 100 mg p.o. 10 d - amoxycilline 3 dd 500 mg p.o. 14 stadium 2 - (vroege neuroborreliose): ceftriaxon 1 dd 2 g i.v. 14 - (artritis): doxycycline 2 dd 100 mg p.o 30 stadium 3 - (chronische neuroborreliose): ceftriaxon 1 dd 2 g i.v. 30 dagen
72
is langdurige AB therapie bij lyme goed?
nee het heeft geen voordelige effecten
73
onthouden lyme
- Lastige Dx - Vaak asymptomatisch - Late presentaties NB andere microorganismen overgedragen door teken NB Tick-borne encephalitis (TBE) CAVE gebrek aan kennis medische professionals
74
systemische sclerose 3 problemen en gevolgen
immuuncelactivatie: auto-antistoffen/ inflammatie endotheeldysfunctie: vasculopahtie fibrotisering (verstrakking van de huid): orgaandysfunctie
75
symptomen systemische sclerose
- gastero-oesofaeale ontsteking - cardiale betrokkenheid - digitale ulcera - nierfunctieproblemen - Pulmonale Arteriële Hypertensie (PAH) en intersitiele longziekten (ILD) ** problemen in deze organen ontstaan door fibrotisering
76
vasculopathie pathologie:
- Initiële (onbekende) trigger leidt tot endotheelcel activatie - Endotheelcel schade (endotheel disfunctie) + vasoconstrictieve, thrombogene, mitogene, pro-inflammatoire factoren - (minder) vasodilaterende, anti-thrombogene, anti-mitogene factoren - Disfunctionele angiogenesis (+ VEGF, ET-1) → ET-1 is een belangrijke mediator van vasculopathie gevolg: digitale ulcera en vasculopathie
77
digitale ulcera 6
- 44% van de systemische sclerose patienten - zeer pijnlijk - Verlies van functie - Misvormend - Amputatie - Irreversibel weefselverlies bij 30% van de patiënten met persisterende ulcera
78
gelimiteerde systemische sclerose 5
calcinose (kalkafzettingen) fenomeen van Raynaud slikproblemen gewrichtsklachten teleangiëctasieën
79
diffuse systemische sclerose
uitgebreidere huid betrokkenheid meer nadruk op longbetrokkenheid
80
behandeling fibrose bij systemische sclerose
anti-fibrotische mogelijkheden beperkt EULAR/EUSTAR aanbevelingen - methotrexaat - cyclophophamide - HSCT enige goede optie: - mycofenolaat mofetil? (Cellcept) - nintedanib (remt fibroblav activatie)
81
verschil huidinfecties vs huidmanifestaties van infectieziekten
huidinfecties: - exogeen: van extern reservoir - endogeen: vanuit dragerschap bijv. chirurgische ingreep huidmanifestaties van infectieziekten : - primaire oorzaak elders in lichaam - exanthemen - septische emboliëen
82
huid kan afweren tegen infecties door
- hoornlaag - talg (lipiden) - Antimicrobiele peptiden - huidflora
83
bacteriële huidinfecties verwekkers
Grampositieve kokken - pyodermie * Staphylococcus aureus * Streptococcus pyogenes (meestal groep-A- streptokokken) Gramnegatieve staaf * Pseudomonas aeruginosa
84
pyodermieën soorten
zowel oppervlakkig als diepe infecties zoals: - Impetigo vulgaris/bullosa * Ecthyma * Folliculitis/furunkel/carbunkel * Erysipelas * Cellulitis * Fasciitis necroticans
85
impetigo vulgaris (symptoom, therapie)
symptomen: goudgele kortsen Oppervlakkig, Staphylococcus aureus (90%) Streptococcus pyogenes (10%) * Besmettelijk, jonge kinderen * Primair / secundair Therapie * Lokaal: korsten afwassen, * Flucloxacilline * Strept gr A systemisch
86
Impetigo bullosa (symptomen welke groep hoort de verwekker bij?
symptoom: oppervlakkige blaren * Exfoliatieve toxinen produceren de Staphylococcus aureus – groep II coagulase-positieve stafylokokken
87
SSSSyndrome
Staphylococcal scalded skin syndrome = huidmanifestaties van infectieziekten
88
secundaire infecties bij verstoorde huidbarriere kunnen ontstaan door; (voorbeelden) 8
Eczeem Wonden krabben Chronisch (lymf)oedeem Navelstomp Herpes simplex/zoster Schimmel infecties Parasitaire infectie
89
ecthyma ulcus
Diepere necrotiserende variant van impetigo Vaak streptokokken of PVL-positieve S. aureus
90
folliculitis (provocerende factoren?)
- Oppervlakkige ontsteking haarzakjes * S. aureus * Provocerend: – Trauma (scheren) – Occlusie (bv olie, strakke broeken, zittend werk) – Topicale corticosteroïden * Behandeling: provocerende factoren staken, antiseptica, AB
91
Furunkel / karbonkel
= Acuut necrotiserende ontsteking haarzakje furunkel = steenpuist karbunkel = samenvloeiing van furunkels * Koorts, malaise * S. aureus * Behandeling: Ontlasten, AB, desinfectie
92
erypsilas (waar/ risicofactoren/ therapie)
= acute bacteriele infectie (scherp begrensd erytheemk oedeem en huid is warm) = dermis, subcutis, oppervlakkige lymfevaatjes aangedaan gezicht/ extremiteiten risicofactoren: Verstoorde huidbarrière - Porte d’entree - Oedeem - Veneus, lymfoedeem - Diabetes mellitus therapie - AB: flucloxacilline - oedeem verminderen dmv ambulante compressie na acute fase
93
cellulitis (verwekker, verschil erysipelas, risicofactoren)
(Sub)acute/ chronische bacteriële infectie dermis, subcutis * Meerdere verwekkers: o.a. Streptokokken, S. aureus, soms H.influenzae * Minder scherp begrensd (dan erysipelas) * Patiënt kan erg ziek zijn * Risicofactoren: verminderde lymfe afvloed, arteriële/ veneuze circulatie, huidbarrière, obesitas
94
Necrotiserende fasciitis (risicofactoren/ symptomen)
* Trauma (brandwonden, chirurgie) * IV drugsgebruik - Varicella * Bestaande weke delen infectie - symptomen: Onscherp begrensd erytheem, pijn en zwelling (extremiteiten, romp, perineum - (Fournier's gangreen)) overgaand in roodpaarse tot aan donkerblauwe verkleuring van de huid met formatie van bullae (haemorrhagisch) en zwarte necrose. * Algemeen: Immunosuppressie, DM, ondervoeding, alcoholisme, leeftijd > 60, verminderde nierfunctie, maligniteit, perifeer arterieel vaatlijden
95
necrotiserende fasciitis (verwekker en therapie)
mengflora of mono-microbieel: groep A streptokokken of groep B streptokokken, enterokokken, s. aureus, e.coli therapie: ruime excisie en AB
96
virale huidinfecties verwekkers
- Herpes-simplex-virus type 1 en 2 * Varicella zoster virus * Humaan papillomavirus (HPV) * Molluscum-contagiosum-virus
97
HPV huidinfectie
>150 genotypen bekend * Cutaan / mucosaal * Oncogeen/ niet-oncogeen * A- /Symptomatisch verruca plantaris: type 1 en 4 verruca vulgaris: type 2 en 4 verruca plana: type 3 en 10 condylomata acuminata: type 6 en 11 intra-epitheliale neoplasie: type 16, 18, 31, 33
98
behandeling HPV wratten
* Geen therapie * Salicylzuur * Stikstof * Collodion ad verrucas * Imiquimod 5% crème (immuunmodulerend) * 5-flourouracil crème * Sinecatechineszalf 15% * Laser
99
molluscum-contagiosum
waterwratjes - M.n. bij kinderen, epidemieën * Spontane genezing * Uitgebreid bij constitutioneel eczeem * Volwassenen: vaak genitaal regio * NB uitgebreide infecties op volwassen leeftijd kunnen wijzen op een afweerstoornis
100
HSV type 1 en HSV type 2
voor recidieven bij immuungecompromitteerden en andere ernstige gecompliceerde infecties
101
HSV blijft altijd latent aanwezig in
sensibele ganglia
102
eczema herpeticum
bij patienten met eczeem waarbij het eczeem geïnfecteerd is met herpes
103
dermatomycosen
ringwormen = oppervlakkig of diep Gastheerfactoren: - vochtigheidsgraad en temp huid - onderliggend: endocrien (DM), afweerstoornis
104
onychomycose
schimmelinfectie van de nagels
105
Tina captitis
schimmelinfectie bij de haren overdraagbaar door contact
106
candida huidinfectie
- Commensaal mond (tr. digestivus, vagina) * Afweerstoornis, obesitas, iatrogeen (AB) * Slijmvliezen, plooien * Mond: afschraapbaar * Symmetrisch, schilferkraag, centraal erosie
107
behandeling candida huidinfectie
- Huidplooien schoon en droog * Afvallen (bij overgewicht). * Ernstige intertrigo: iets tussen de plooien (Engels pluksel, scheurlinnen, gazen, alginaten) * Bestrijdt incontinentie. Beschermende cremes, zonodig met antibacteriële, antimycotische, en/of anti- inflammatoire (corticosteroïden) toevoegingen
108
leer schema behandeling gist/schimmelinfectie
slim pag 100