Week 3 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Welke 3 signalen zijn er bij de dendritische cel en T-cel interactie?

A
  1. Activatie dmv MHC
    -CD40L vorming op Th-cel en daardoor binding met CD40 op de DC wat leidt tot stap 2.
  2. Co-stimulatie dmv CD80/86 op de APC en CD 28 op de T-cel en dit zorgt voor overleving van de T-cel
  3. Signaal afkomstig van cytokinen en die zorgen voor differentiatie en sturing.

Al deze signalen zijn dus nodig. Alleen signaal 1 zorgt voor anerge cellen (tolerantie), signaal 1 en 2 zorgt alleen voor proliferatie en alleen alle drie de signalen bij elkaar zorgen voor een effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stappen zijn er in een anti-virus respons?

A

Eerst productie van type 1 IFN, voor anti-viraal programma en replicatie virus te remmen met piek op 2 dagen.
Dan activatie NK cellen. met piek op 5-6 dagen.
Daarna pas T-cel gemedieerde respons met piek op 7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is tolerantie in de immunologie?

A

Het niet reageren op een antigeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van CTLA-4 en waar bindt het aan?

A

CTLA-4 is een remmende receptor die wordt gemaakt door de T-cel na activatie. Maakt een verbinding met CD80/86 waar het een hogere affiniteit voor heeft, daarom remming immuunrespons bij expressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bepaalt Th-cel differentiatie?

A

De dendritische cel maakt obv het type antigeen andere cytokinen vrij die er voor zorgen dat de Th-cel anders gedifferentieerd wordt. Ook de omgeving is belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke route lopen verschillende soorten T-cellen in het lichaam?

A

Naive T-cel recirculeert tussen bloed en lymfe, tot het geactiveerd wordt. De geheugen T-cel wordt een effector geheugen T-cel (CCR7-) die recirculeert tussen weefsel, bloed en lymfe of een centrale geheugen T-cel (CCR7+) en deze recirculeren tussen bloed en lymfe. Beiden kunnen na secundaire respons eindigen in de weefsels als effector T-cellen.
De effector T-cel zit in de weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is sphinogosine-1-fosfaat?

A

Stof die in hoge concentratie aanwezig is in bloed en lymfe, maar laag in weefsels. De receptor is aanwezig bij lage concentratie in de lymfeklier en wordt dan getransporteerd naar de lymfe. In de lymfe is de receptor niet aanwezig op de membraan.
Deze receptor kan je farmacologisch beinvloeden en zal er geen migratie zijn van de lymfeklier naar de lymfe en dus bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kleur is gram positief en gram negatief?

A

Gram positief betekend dat er een paarse kleur aan hangt en gram negatief betekend dat er een roze kleur aan hangt.
Voor bacterieen vooral en schimmels en gisten kan ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de voor en nadelen van microscopisch onderzoek (met kleuring) en op welke micro-organismen zijn ze te gebruiken?

A

Te gebruiken voor Bacterieen, parasieten en schimmels
en gisten.
Voordelen:
-Meerdere micro-organismen samen
-Snel
-M.n. in steriele materialen (bv liquor) grote waarde
-Ook niet kweekbare micro-organismen aantoonbaar

Nadelen:
-Weinig sensitief
-Voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling andere techniek nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een kweek?

A

Het opkweken van bacterieen en gisten en schimmels tot je ze met het blote oog kan zien.
Dit kan op vloeibaar en vast medium (agar).
Wel belangrijk te weten waar het vandaan komt.
De keuze voor de kweekmethode en het medium is afhankelijk van het materiaal en de vraagstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn selectieve en electieve kweekmedia?

A

Electief betekend dat het de determinatie vergemakkelijkt

Selectief betekend dat je oninteressante flora remt. (bv schimmel kweek doe je antibiotica bij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Maldi-TOF?

A

Een automatische analyser voor bacterieen en schimmels.
Je doet een beetje bacterie kolonie uitstrijken en daar doe je matrix overheen. Dit doe je in een vacuumbuis en daar straalt een laser op. Hierdoor ioniseert dit en kan je een massaspectrometrie doen. Er is dus een as voor de hoeveelheid en een as voor de tijd (zwaardere ionen duurt langer). Een database bepaalt vervolgens waar het over gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn factoren die het resultaat van een kweek kunnen beinvloeden?

A

-Of er al anti-microbiele therapie is gegeven (bv antibiotica)
-Afname en transport van patient materialen (bv hoelang ligt iets opgeslagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is serologie en waarvoor is het bruikbaar?

A

Meten van de immunologische respons van de gastheer tegen het micro-organisme

In de actute fase van de infectie is in het algemeen - na enkele dagen tot weken - micro-organisme specifiek IgM aantoonbaar (IgM = immediate)

Later ook IgG (vaak levenslang)

Bacterieen, virussen, parasieten en schimmels en gisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt serologie?

A

Op een assay zit een antigeen, daarop doe je bloed van de patient.
Als er geen antilichamen gevormd zijn spoelt dit alles gelijk weg en is de test negatief.
Als de patient wel al antilichamen gevormd heeft bindt dit primaire antilichaam aan het antigeen. Daarna is er weer een was stap en wordt een secundair antilichaam aangebracht met daaraan een enzym. Als dit antilichaam dus kan binden zal door het enzym substraat worden omgezet, en kan je dit detecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de nadelen van serologie?

A

Nauwelijks geschikt voor acute infectie; meestal 2e serum nodig
-Antistoffen na dagen tot weken meetbaar
-Enkele meting zegt niet genoeg (3x stijging zien 2e keer)
-Aanvraag voor specifieke pathogenen
-Geen antibiogram
-Kruisreactiviteit (pathogenen onderling, maar ook bv rhesusfactoren)
-Invasief onderzoek

17
Q

Wat zie je bij een chronische ontsteking onder de microscoop?

A

-Infiltratie van mononucleaire ontstekingscellen (lymfocyten, macrofagen/histiocyten)
-Geen (of hooguit enkele) neutrofiele granulocyt(en) in het infiltraat
-Weefseldestructie
-Bindweefselvorming met angiogenese en collageen afzetting (fibrose)

18
Q

Wat zijn residential tissue macrophages?

A

Macrofagen die vroeg in het leven al direct naar het weefsel zijn vertrokken (bv kupffercells in de lever).
‘Normale’ macrofagen zijn monocyten die eerst in het bloed zaten en nadat ze uitgetreden zijn zijn het macrofagen.

19
Q

Wat is de vicieuze cirkel bij chronische ontsteking?

A

Als de macrofaag geactiveerd is zal deze cytokines aan blijven maken (IL-12 (zorgt voor inflammatie)), waardoor Th-cellen geactiveerd raken die weer IFN-y aanmaken waardoor er weer macrofagen geactiveerd worden en deze ook geactiveerd blijven.

20
Q

Wat is een granulerende ontsteking (granulatie weefsel)?

A

Kan opgevat worden als de overgang van de acute ontstekingsreactie naar herstel van weefselbeschadiging door littekenvorming

Histologie:
-Veel jonge bloedvaten (door VEGF)
-Fibroblastenproliferatie
-Gaat in latere fasen over in celarm bindweefsel (litteken)
-Kan samengaan met/grenzen aan gebieden met acute ontsteking

21
Q

Hoe worden fibroblasten aangezet tot het maken van ECM?

A

Onder invloed van cytokinen van veel verschillende cellen (oa macrofaag, T en B cel en mest cellen). Geen 1 op 1 relatie, denk aan pleiotroop effect en cytokine netwerken.

22
Q

Wat is de granulomateuze ontsteking?

A

Een chronische ontsteking met een geactiveerde macrofaag met epitheloid aspect (maakt zich wat groter).
Histologische uiting als granuloom

Wordt ook wel een type IV hypersensitiviteitsreactie genoemd onder invloed van CD4+ T-cellen (tuberculose, lepra, sarcoidose)

Vreemdlichaamstype door asbest, silica, prothese restjes, haar (dus endogeen en exogeen)

23
Q

Waar bestaat een granuloom meestal uit?

A

Uit macrofagen, soms reuscellen, lymfocyten (vooral T-cellen), plasmacellen en een muur van fibroblasten.

24
Q

Wat is de definitie van shock?

A

Een shock is een acute levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden. De doorbloeding en dus de O2 voorziening van het hart, hersenen en andere organen komen hierdoor in het gedrang wat snel resulteert in het afsterven van cellen.

25
Wat kan je zien bij het lichamelijk onderzoek van iemand die in diepe shock is?
Neurologisch: -Rusteloos, gespannen, loom, verward, net niet helemaal aanspreekbaar Cardiovasculair: -Sneller HF, onregelmatige pols, lage cardiac output en lage bloeddruk. Huid: -Klam, bleek en koud Long: -Snelle oppervlakkige ademhaling (kost minder energie) Metabolisme: -Lage temp, dorst, acidose (misselijk en braken), weinig plassen, droge slijmvliezen
26
Wat zijn compensatie mechanisme om meer zuurstof te krijgen bij shock?
-De zuurstof extractie neemt toe -Verschuiving O2 dissocitatiecurve (door acidose en hyperthermie en stijging 2,3 DPG) -Vasoconstrictie 'niet essentiele' gebieden -Anaerobe verbranding
27
Welke soorten shock zijn er?
-Cardiogene shock -Distributieve shock (de vaten zijn groter) -Obstructieve shock (aan de rechter kant van de circulatie) -Hemorrhagische of hypovolemisch (brandwonden) shock
28
Welke soorten distributive shock zijn er?
-Anafylactische shock -Neurogene shock (dwarslaesie) -Septisch -Toxisch Hebben normale of hogere cardiac output
29
Welke soorten obstructieve shock zijn er?
-Longembolie -Harttamponade (ventrikel wordt dichtgedrukt en kan daardoor niet meer goed pompen) -Spannings pneumothorax (duwt hart dicht)
30
Hoe bepaal je of iemand sepisis heeft.
Verdenking infectie is quick sofa: Korte vervanging voor de SOFA (sepsis assesment) 3 criteria: -AF >22/min -EMV <13 - Systolische RR <100 mmHg 2/3 criteria is positief, dan ga je ook kijken of er orgaanschade is. Positief is volledige SOFA en >2 is sepsis
31
Wat is de behandeling van septische shock?
1. Oorzaak wegnemen 2. Vocht: start 30 ml/kg!! 3. Kweken 4. Antibiotica 5. Als vocht niet werkt, vasopressors (noradrenaline)
32
Wat zijn bijwerkingen van agressieve vloeistoftherapie?
-IV volume overbelasting -> risico op hartfalen -Longoedeem -Hersenoedeem -Gastro-intestinale oedeem -> risico op ischemie -Massaal oedeem huid -> risico op decubitus