Week 4 Flashcards

1
Q

klachten bij ovarium/ endometrium carcinoom

A
  • geen!
  • aspecifiek:
    vage gastro-intestinale klachten
    toename buikomvang (door vocht)
    mictie- of defecatie problemen
  • acute buik door ruptuur van een cyste/ steeldraai
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

incidentie cervixcarcinoom

A

7/100.000 mensen per jaar (680 per jaar)

*200 vrouwen overlijden aan baarmoederhalskanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symptomen cervixcarcinoom

A
  • bloedverlies
  • afscheiding
  • buikpijn
  • ontdekt bij screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diagnostiek cervixcarcinoom

A
  • cytologie; arcinoom pap V
  • colposcopie
  • histologie
  • aanvullende diagnostiek
  • stageren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

colposcopie

A
  • beoordelen of de weefsel-las (sci) zichtbaar is
  • kijken of er afwijkingen zichtbaar zijn
  • bepalen van de plaats van de meest ernstige afwijking, waarvan biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stagering

A
  • Wat is het (aard (invasie))
  • Waar zit het locaal (grootte)
  • Groeit het locaal door?
  • Zijn er afstand metastasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aanvullend onderzoek

A

laboratorium
- routine screenend onderzoek
- tumormarkers SCC, CA125 (adenocarcinomen)

beeldvormend
- (PET)CT scan
- X-thorax
- MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

T stadium cervixcarcinoom

A

1 = beperkt tot baarmoedermond
2 = ‘beperkte’ uitbreiding naar de schede of naar opzij (parametria)
3 = uitbreiding naar onderste 1/3e van schede of vast aan bekkenwand (hydronefrose)
4 = uitbreiding naar blaas/ rectum

*zie plaatje ook nog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

metastaserings patroon

A
  • doorgroei (lokaal t-stadium)
  • lymfogeen (via parametri)
  • (zelden) hematogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

metastaseringspatroon bepaalt behandeling

A
  • laag risico: conus: uterus extirpatie
  • gemiddeld risico: lokaal maar radicaal: Wertheim met kleerdissectie
  • hoog risico: chemo radiatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling cervix carcinoom

A
  • chirurgie (afhankelijk van kinderwens/ lymfangio invasieve groei)
  • ratiotherapie
  • (chemotherapie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CIN laesie behandeling

A
  • LLETZ; large loop excision transformation zone
  • poliklinische behandeling
  • genezing 6 weken
  • minimale invloed zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stadium IA en IB cervixcarcinoom

A

stadium IA1: infiltratie tot 3 mm
stadium IA2: infiltrate 3-5 mm
stadium IB1: invasief carcinoom >5mm diepte stroma invasie en <2 groote omvang
stadium IB2: invasief carcinoom >2cm en < 4cm
stadium IB3: invasief carcinoom >4cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

conus van de cervix

A

groot deel van Cervix wordt weggehaald voor onderzoek

*zie slides plaatje voor beter beeld welk deel weggehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling bij infiltratie meer dan 5mm, tumor max 4cm doorsnede (cervixcarcinoom)

A

radicale trachelectomie of
hysterectomie met pelviene lymfadenectomie

  • Indien properatief tumorpositieve lymfeklieren of doorgroei naar de blaas blijft de uterus in situ en wordt voor een andere behandeling gekozen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

totale vs radicale hysterectomy

A

zie afbeelding voor verschil in slides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uterus sparende behandeling (wat, indicatie, contra-indicatie)

A

Trachelectomie na pelviene klierdissectie
- verwijderen cervix met parametria
- uterus zelf blijft in situ

indicatie: sterke kinderwens
contra-indicatie:
- tumor >2 cm
- technisch onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

behandeling hogere stadia cervixcarcinoom (IB2 en hoger)

A
  • In en uitwendige radiotherapie (daarbij: hormoontherapie; cisplatin)
  • hyperthermie
  • In combinatie met chemotherapie (chemoradiatie) of diepe hyperthermie
  • Soms inductie chemotherapie gevolgd door RT met hyperthermie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

uitwendige radiotherapie cervixcarcinoom (doelgebied/ dosis)

A

doelgebied
- uterus en cervix
- bovenste 2/3 vagina, parametria
- bekken klieren: iliacaal en obturator loge
- lezen en para-aortale klieren

dosis
- 45-50 Gy in 23-28 fracties van 1,8 tot 2 Gy per keer

*lieft in buikliggin in RT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

inwendige radiotherapie cervixcarcinoom (dosis)

A
  • combinatie van intra-uteriene katheter en tweedal ovoiden
  • Spinaal/epiduraal
    anaesthesie

dosis:
- 3 x 7 Gy in laatste weken van de uitwendige bestraling (overall Treatment Time niet >7 weken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bijwerkingen radiotherapie (acuut en laat)

A

Acuut:
- frequentere aandrang ontlasting, diarree, krampen
- frequentere mictie, branderigheid
- huidreactie, mucositis
- haaruitval lokaal
- Vermoeidheid

Laat:
- ovariële dysfunctie (substitutie!)
- darmschade: ileitis terminalis, stricturen, proctitis
- blaasschade: urgency, hematurie, fistel, necrose
- vermoeidheid
- osteoradionecrose sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

risico op ovariumcarcinoom

A

genmutaties: (10-15%)
- BRACA-1, BRCA-2
- lynch syndroom: MLH1, PMS2, MSH2

risico reductie:
- de pil 30-50% risico reductie indien > 3 jaar
- meerdere zwangerschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

beeldvorming echo ovariumcarcinoom

A
  • cystes/ solide; uni- multi oculair / septae (dikte)
  • proliferaties
  • ascites
  • doppler
  • IOTA
  • RMI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

beeldvorming CT ovariumcarcinoom

A

beschrijven van alle kwadranten
- omentum
- klieren
- kleine bekken
- cardiophrenische hoek
- lever
- longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

laboratorium cervixcarcinoom

A
  • algemeen lab (pre-operatief)
  • tumormarkers:
  • CA 125 (prikkeling buikvlies), CEA,
  • A1PF, hCG, LDH (kiemceltumoren)
  • inhibine A en B, estradiol, AMH (seks cord stroma celtumoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

histologie ovariumcarcinoom

A
  • sereus ovarium carcinoom = agressiefste vorm
  • laaggradig endometrioid
  • graad 3 endometrioid
  • heldercellig

*samen 80% van ovarium carcinomen
* zie slides afbeeldingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

origine van ovariumcarcinoom

A
  • eierstok (ovarium)
  • eileider (tuba)
  • buikvlies (extraperitoneaal ovariumcarcinoom)
  • klinisch 1 entiteit: je behandeld alles hetzelfde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ovariumcarcinoom metastasering

A

vroege intraperitoneale metastasering door:
- intraperitoneale lokalisatie van ovaria
- exfoliatieve groei
- versleping van tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

stadia ovariumcarcinoom

A

1A: in 1 eierstok
1B: in beide eierstokken
1C: beide eierstokken en in buikvlies
2A: eierstok en weefsel daaromheen (eileiders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

laag stadium ovariumcarcinoom

A
  • meestal bij toeval gevonden (zelden klachten)
  • 75-90% genezing
  • chirurgie en volledige stagering cruciaal
  • tumor graag belangrijke prognostische factor
  • adjuvante chemotherapie verbetert de overleving van patienten met onvolledige stagering
  • niet bekend of adjuvante chemotherapie overleving verbetert bij patiënten met hooggradige tumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

stageringsoperatie ovariumcarcinoom

A

doel: vaststellen uitzaaiingen
(snee of kijkoperatie)

  • cytologie spoelvloeistof of ascites
  • inspectie en palpatie hele buikholte
  • uterus en annex extirpatie
  • omentectomie
  • stageringsbiopten
  • lymfeklierdissectie/ sampling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

sister mary joseph nodule

A

uitzaaiing ovariumcarcinoom is te zien in navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

hoogstadium stagering ovariumcarcinoom

A
  • 2B: verder uitbreiding in kleine bekken
  • 3A1: retroperitoneale klieren
  • 3A2: microscopische ziekte peritoneaal
  • 3B: peritoneale metastase <2cm, N0
  • 3C: peritoneale metastase >2cm of N1
  • IV; afstandsmetasen (zoals sister mary Joseph)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

prognostische factoren ovariumcarcinoom

A
  • conditie (karnofsky index)
  • FIGO stadium
  • tumorgraad
  • grootte van restlaesies na chirurgie
  • chemotherapie
  • BRCA status
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

standaard behandeling hoog stadium ovariumcarcinoom

A

primaire of interval debulking chirurgie:
- alle zichtbare ziekte wegopereren
- adnexen, uterus, omentectomie
- optimale resectie macroscopische tumor
- indien optimale debulking chirurgie (laesie <1cm) niet mogelijk; zo veel mogelijk proberen te verwijderen

chemotherapie:
- 6 kuren carboplatin en taxol eens per 3 weken, gevolgd door PARP-remmer indien respons

in ontwikkeling:
- HIPEC
- intraperitoneale chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoog stadium ovariumcarcinoom overleving

A

na primair of interval debunking en chemotherapie
- 75% klinisch complete remissie
- 50-75% krijgt recidief
- mediane ziektevrije overleving: 18-24 maanden
- mediane overleving: 36-50 maanden
- mediane overleving na recidief ongeveer 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

endometrium carcinoom

A

baarmoederslijmvlies kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

risicofactoren endometrium carcinoom

A
  • hormoon gebruik
  • obesitas (door vet oestrogeen)
  • infertiliteit in voorgeschiedenis
  • nullipariteit
  • late overgang
  • leeftijd
  • diabetes
  • hypertensie
  • radiotherapie bekken
  • erfelijk (lynch syndroom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

diagnostiek endometriumcarcinoom

A
  • beeldvorming (echografie)
  • weefsel verkrijgen:
    bipot met flexibel buisje (pipelle)
    hysteroscopisch biopt
    curettage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

T stadium endometrium carcinoom

A

T1: beperkt tot corpus
- T1a: endometrium, T1b; myometrium
T2: uitbreiding naar cervix
T3: naar buikholte en/of schede
- T3a; ovaria uitbreiding, T3b; vagina, T3c; lymfe klieren
T4: lokel uitbreiding naar blaas/rectum
- T4a; blaas/ damen, T4b; lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

diagnostisch onderzoek endometrium carcinoom

A
  • routine bloedonderzoek
  • CA 125 vaak verhoogd bij extra-uterien ziekte
  • transvaginale echo
  • MRI/ CT scan op indicatie
  • vrouw onder 70 routine onderzoek op risico lynch syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

behandeling endometrium carcinoom (en incisie types)

A
  • chirurgie (bijna altijd)
  • uterus met adnexa

*zie slides met type incisies
- open
- laparoscopisch
- da vinci
- single site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

aanvullende therapie endometrium carcinoom

A
  • bestraling (inwendig/uitwendig)
  • chemotherapie (chemoradiatie)
  • hormoonbehandeling alleen indien laaggradige tumor met hormoonreceptoren op de cellen en (bewezen) restziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

ontwikkelingen endometrium carcinoom

A

verandering door:
- gebruik te maken van poortwachtersklier procedure
- risico analyse door immunohistochemisch profiel van tumor
- targeted therapie (pembroluzimab)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

leer schema endometrium behandeling

A

LVSI = lymfe vat invasie
TLH-BSO = totale laparoscopische hysterectomie & bilaterale salpingo-overiectomie (uterus/ annexen weg)
brachytherapie = inwendige bestraling

  • zie slides
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

biopsychosociaal model over seks

A

normen:
- maatschappij, geloof, cultuur, verwachting

biologische factoren:
- gevolg ziekte (direct/indirect), gevolg behandeling, neuroendocriene functie, genetica, medicatie

psychologische ziekte:
- lichaamsbeeld, zelfbeeld, aanpassingsvermogen, individuele betekenis seksualiteit, performance angst,

sociale factoren:
- relationele vaardigheden, rolverwisseling, levensfase, betekenis seksualiteit in relatie, partner factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

effecten van kanker op seksualiteit

A
  • vermoeidheid
  • angst
  • pijn
  • depressie
  • zelfbeeld
  • anatomie
  • conditie
  • therapie bijwerkingen
  • partner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

soorten seksuele problemen

A
  • seksuele disfunctie
  • seksuele belevingsproblemen
  • seksuele relatie problemen
  • seksuele aanpassingsproblemen
  • praktische seksuele problemen
  • seksuele integratieproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

bacroft

A
  • cognitie
  • bewustzijn respons
  • perifere opwinding
  • genitale responsen
  • ruggemergcentra
  • Limbisch systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

seksuele bijwerkingen medicijnen kanker

A

erectie
- beta blokkers
- aniarithmica
- antipsychotica
- 5alfa reductase remmer
- spionolacton
- ranitidine
- levodopa (m. parkinson)
- amlodipine
- enalapril
- oxycodone
- hydrochlorothiazide
- anti epileptica
- aromataze remmer
- HIV medicatie

lubricatie klachten
- anticholinergica

zin in seks
- GnRH a(nta)gonisz
- SSRI
- statines
- 5 alpha reductase remmers
- anticonceptiva

ejaculatie of orgasme
- alpha blokkers
- SSRIs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

meest voorgeschreven medicijnen met seksuele bijwerking

A
  • diclofenac
  • simvastatin
  • metoprolol
  • hydrocholoorthiazide
  • amlodipine
  • atorvastatin
  • peridopril

*erectie disfunctie

51
Q

omvang seksuele problemen bij kanker

A
  • 40-100% van kanker Patienten ervaren mate van seksuele dysfunctie
  • problemen verdwijnen niet altijd na behandeling
  • bijna alle kankerbehandelingen kunnen seksuele functie veranderen
  • belangrijke factor kwaliteit van leven
  • 70% van patienten kan verbetering ervaren door interventie
52
Q

kanker therapie man die zorgen voor seksuele problemen

A

chemo/ hormonale therapie:
- erectiele disfunctie, verminder libido, ejaculatie klachten, gynecomastie, penis/testis atrofie, infertiliteit
bestraling / brachytherapie:
- mictieklachten, erectieklachten, darmklachten, penis/testis atrofie
chirurgie:
- mictieklachten, erectieklachten, body image, pijn, ejaculatie klachten, penis verkorting, peniele kromstand

53
Q

wat is RALP

A

prostaat operatie met robot

54
Q

seksuele klachten na RALP

A
  • minder zin in seks door erectieklachten en orgasme klachten
  • neurogene erectieklachten door letsel NVB (slappe penis bij seksuele opwinding)
  • aspermie door wegnemen vesicula seminalis (‘droog’ orgasme)
  • climacturie door wegnemen prostaat en sphincter insufficiëntie (urineverlies bij orgasme)
  • anorgasmie
  • veranderd orgasme gevoel door aspermia en BB veranderingen
  • kleinere penis door wegnemen prostaat en afnemen NPT
  • teleurstelling door minder seksueel functioneren
  • pijn door bekkenbodem hypertonie
55
Q

seksuele klachten na colorectale chirurgie

A
  • Ernstigere klachten na distale resectie (tot 90% na rectale chirurgie)
  • Minder ernstig na niet-oncologische proctocolectomie
  • ernstig als gecombineerd met neoadjuvante (chemo) radiotherapie
  • Risco factoren: stoma, peri-& postoperative complicaties
  • Negatief zelfbeeld
  • Angst voor afwijzing door partner
  • Verlies van seksueel verlangen
  • Erectiele dysfunctie (totale mesorectal resectionTME 37%, abdominoperineale resectie,APR 75%)
  • Ejaculatie klachten (20-50%)
  • Anorgasmie (low anterior resection, LAR 12%, APR15%, TME 6%)
  • Veranderde subjectieve orgasme beleving
  • Fertiliteits klachten
56
Q

seksuele klachten na RPLND

A
  • Beschadiging autonome zenuwen in para-aortale regio
  • Anejaculatie of retrograde ejaculatie tot 100%
  • Zenuw -sparende procedure: 20% ejaculatie klachten
  • Aspermie
  • veranderde subjectieve orgasme beleving
  • Fertiliteits klachten
57
Q

kanker therapie bij vrouw die zorgen voor seksuele problemen

A

Chemo/Hormoon therapie:
- Irregulaire menses, vroege menopause, hot flashes, slapeloosheid, prikkelbaarheid, depressie, vaginale
droogheid, dypareunie, infertiliteit, verminderd libido

Bestraling / brachytherapie:
- bekken fibrosis, vaginale atrofie/stenose, verlittekening, verminderde lubricatie, mictieklachten,
erytheem, oedeem, ulceratie, verminderde elasticiteit, verkorting, toegenomen irritatie van vagina

Operatie:
- lichaamsbeeld, darmklachten, menopause, pijn, verandering in vaginale grootte en gevoeligheid , tepel ver

58
Q

seksuele klachten na gynaecologische radiotherapie vrouwen

A
  • Minder zin in seks door pijn door bekken fibrose
  • Minder zin in seks door ovarium dysfunctie
  • Minder zin in seks door negatief zelfbeeld
  • Lubricatie klachten door vaatletsel (laat effect radiotherapie)
  • Vaginale stenose/verkorting door atrofie
  • Anorgasmie door pijn en atrofie vulva en vagina
  • Dissatisfactie door pijn of bloeding vagina en vulva epitheel
59
Q

counseling bij seksuele disfucntie klachten bij mensen met kanker

A
  • Lifestyle veranderingen, afvallen en fysieke activiteit
  • Medicatie bijstellen
  • Verbeteren intimiteit met partner, sensate focus oefeningen, aanpassen seksueel repertoir (initiatief, positie, timing, solo seks), orgasme gericht ipv erectie gericht
  • Glijmiddel
  • Pelottes
  • Betere lokale stimulatie (evt met vibrator)
  • Phosphodiesterase5 remmers (Viagra ®=Sildenafil, Cialis=tadalafi)
  • Intracaverneuse injecties papaverine-alprostadil-fentolamine (Androskat®)
  • Vacuumpomp met drukring
  • Hormoontherapie
  • Seksuologische therapie, relatietherapie
  • Erectie prothese
  • Fertiliteitspreservatie (evt met Ferticare vibrostimulatie of Electroejaculatie)
60
Q

menopauze is

A

een natuurlijk fenomeen

*er is weinig aandacht voor menopauze transitie en op de effecten bij de vrouw, haar gezin, het werk en maatschapij
*sommige vrouwen ervaren invaliderende klachten

61
Q

klachten van menopauze zijn te behandelen met therapie als:

A
  • <46 jaar: ja, tenzij …
  • 46-50 jaar: geen verhoogd risico, geen bezwaar HST
  • 50-56 jaar: nee, tenzij.. sociaal invaliderende klachten en na zorgvuldig informeren
  • > 56 jaar: liever niet
62
Q

HST

A

hormoon substitutie therapie

63
Q

climacterium, perimenopauze

A

synoniemen voor menopauze

64
Q

begin/ duur van de overgang

A
  • laatste menstruatie heet menopauze
  • mediane leeftijd menopauze 51 jaar
  • pas achteraf vast te stellen (na 1 jaar weet je of het menopauze was)
  • gerelateerd aan leeftijd overgang moeder
  • roken vervroegt overgang 1-2 jaar
65
Q

bekendste overgangsverschijnselen

A
  • menstruatie; onregelmatig, meer bloedverlies (stolsels), langer bloedverlies
  • opvliegers 80%
  • nachtelijk transpireren/ slapeloosheid 60%
  • hartkloppingen
  • moodswings 56%
  • geïrriteerdheid 57%
  • minder zin in vrijgeven
  • hoofdpijn/migraine
  • urine incontinentie
  • vaginale verschijnselen
  • depressi
66
Q

hoe voelt een opvlieger

A
  • een plotseling gevoel van warmte door bloedaandrang naar het gezicht
  • opvliegers zijn tijdelijk en komen spontaan
  • opvliegers kunnen langer blijven, na 5 jaar heeft 26% nog last
  • 60% ondervind het vervelend, 30% heeft hulp nodig hierbij

*temp stijging is ook te zien op scan
* wordt 4-5 graden hoger dan normaal

67
Q

fysiologie opvlieger

A
  • thermoregulatoire dysfunctie op niveau van hypothalamus
  • de thermoneutrale zone is smaller bij vrouwen met opvliegers
    (premenopauzaal wordt overvloedige warmte ‘weggewerkt’ bij stijgen van kerntemperatuur vanaf 0.4gradne

*zie plaatje

68
Q

effect oestrogeen daling op opvliegers

A
  • dalen van estrogeen geeft toename van het cerebrale noradrenaline, waardoor thermoregulatoire zonde versmalt
  • geïnduceerd door dalen oestrogeen spiegel:
    1perifere vasodilatatie: bloed doorstroming naar huid stijgt, gevoel van warmte, stijgen HF
    2 transpiratie: dalen kerntemp
    3 bibberen: als kerntemp onder normaal
  • oestrogenen herstellen ‘thermoneutrale zone’ waardoor opvliegers weer verdwijnen
  • thermoneutrale zone kan verbreden door serotonine
69
Q

opvliegers hebben ook samenhang met

A
  • dieet gewoonte (alcohol, koffie)
  • sociale acceptatie
  • culturele perceptie
  • stress
70
Q

minder bekende overgangsklachten

A

urogenitale verschijnselen:
- droge vagina
- pijn bij vrijgen
- minder libido
- jeuk
- verandering afscheiding
-dysurie
- pollakisurie
- UWI
- incontinentie

effect dalen oestrogeen:
- afname bloedcirculatie in genitale gebied
- afname elastine/ collageen
- vagina epitheel, omliggend bindweefsel, urethra en blaas

71
Q

overige klachten menopauze

A

uiterlijke veranderingen
- gewichtstoename (rond taille)
- huid minder soepel/ vochtarm
- toename beharing (snor, baard, armen, benen)
- dunner worden van beharing
- droge, geïrriteerde ogen

effect op bewegingsapparaat:
- spier/ gewrichtspijn

laatste: !! botontkalking !!

72
Q

lange termijn veranderingen menopauze

A
  • toename hart- vaatziekten
  • toename osteoporose (botbreuken )
  • toename borstkanker
73
Q

gezonde menopauze

A
  • in het nieuwe denken wordt meer aandacht besteden aan de verschillende effecten op welbevinden, werk etc
  • menopauze wordt gezien als dynamische fase met tijd voor bezinning
  • bakens verzetten
  • gezonde leefstijl stimuleren
74
Q

behandeling menopauze klachten

A
  • meest effectief; hormoon therapie
    = oestrogeen substitutie
    + progestageen (moet toegevoegd worden om endometrium te beschermen)
75
Q

risicoprofiel veranderd als je HST krijgt

A
  • mamma carcinoom kans groter
  • cardiovasculair: trombose kans groter, atherosclerose kans kleiner
  • osteoporose: beter
  • thrombose: slecter
76
Q

contraindicaties/ indicatie HST

A

indicatie
- <46 jaar
- ernstige overgangsklachten
- versterkte botontkalking< 50 jaar

contraindicatie:
- borstkanker
- baarmoederslijmvliegkanker
- trombose/ longembolie
- migraine

77
Q

welke hormonen bij HST

A

geen baarmoeder:
- alleen oestrogenen

wel baarmoeder:
- altijd combinatie oestrogenen + progestagenen
(cyclisch of sequentieel)

78
Q

dosering van de hormonen bij HST

A

oestrogenen
- oestradiol 0,5 of 2 mg
- lokaal oestrogenen

progestagenen
- ‘natuurlijk’ progesteron 200mg (12-14 dagen per maand)
- dydrogesteron 10-12mg per dag (14 dagen)

  • leanorgestrel spiraal (mirena)
  • liever niet: medoxyprogesteron
79
Q

toedieningswijze HST

A
  • transcutaan (pleister/gel); oestrogenen
  • oraal
  • vaginaal (creme/ tablet)
80
Q

hoe lang HST

A
  • HST tot 50 jaar geen bezwaar
  • na 50ste elk jaar opnieuw evalueren
  • altijd doorgaan met HST bij ernstige overgangsklachten
81
Q

alternatieven voorbeeldenlijst HST

A
  • clonidine
  • SSRi
  • gabapentine
  • homeopathie
  • phyto-oestrogenen
  • cimicifuga racemosa
  • Chinese kruiden
  • vitamine E en primrose

andes
- yoga, joggen, acupuntuur
- cognitieve therapie
- blokkade ganglion stellate

82
Q

woman’s health initiative 50-59

A
  • 50-59 jaar
  • tennisten 5 jaar HST gebruik
  • equine estrogen (EE) met of zonder medroxyprogesteronacate (MPA) tov placebo (nu oestrogeen en dydrogesteron)

kans op
- hartinfarct +29%
- beroerte +41%
- DVT +11%
- borstkanker +26%

voordelen:
- colonkanker -37%
- heupfractuur -34%

*Qol na eerst jaar beter, na 3 jaar slechter

83
Q

lees slim college

A
  • Bekkenbodemproblematiek: PD

was een PD

84
Q

soa feiten

A
  • infectieziekten, bij seksueel contact overgedragen
  • via sperma, bloed, vaginaal vocht en bij contact van slijmvliezen
  • vaginaal, oraal, anaal contact, seksattributen
  • intraveneus drugsgebruik, zwangerschap, tatoeages
85
Q

SOA gerelateerde syndromen met bijbehorende klachten

A

urethritis
fluor en vaginitis
epididymitis
pelvic inflammatory disease
balanoposthitis
proctitis
genitale ulcera
inguinale lymfadenitits

86
Q

in NL meest voorkomende verwerkers van SOA

A
  • chlamydia trachomatis infectie inclusief lymfgranuloma venereum
  • gonorroe
  • syfilis
  • herpes genitalis
  • HPV infecties/ anogenitale wratten
  • scabies
  • HIV infectie
87
Q

indeling van SOA

A
  • bacterieel (CT, NG, syfilis)
  • viraal (HSV, HBV, HPV, HIV)
  • parasitair (scabies, pediculosis pubis)
88
Q

SOA top 3

A

1 chlamydia trachomatis
2 condylomata acuminata
3 herpes genitalis

89
Q

Deze mensen behoren tot de hoogrisicogroepen voor chlamydia,
gonorroe, syfilis, hepatitis B en hiv

A
  • mannen die seks hebben met mannen (MSM)
  • sekswerkers en klanten (contact in de afgelopen 6 maanden)
  • personen afkomstig uit een soa-endemisch gebied (eerste en
    tweede generatie)
  • personen met veel wisselende seksuele contacten (≥ 3 in de
    afgelopen 6 maanden)
  • personen met een partner uit 1 van de voorgaande groepen
  • Seksueel actieve jongeren < 25 jaar die niet tot deze
    hoogrisicogroepen behoren hebben een verhoogd risico op een
    chlamydia-infectie, maar niet op gonorroe, syfilis, hepatitis B en
    hiv
90
Q

SOA consult anamnese

A

Vraag bij soa-gerelateerde klachten naar:
- begin, aard, duur en beloop van de klachten
- tijd tussen eventueel onveilig seksueel contact en begin van de klachten
seksuele contacten na het ontstaan van de klachten

Vraag bij vaginale klachten of klachten passend bij epididymitis of urethritis naar:
- afscheiding urethra, afscheiding uit de anus
- pijnlijk, branderig, geïrriteerd gevoel bij het plassen, jeuk of irritatie
- koorts, koude rillingen, andere algemene ziekteverschijnselen
- bij een vrouw: afscheiding, contactbloedingen, intermenstrueel bloedverlies, pijn in de onderbuik
- bij een man: pijn en zwelling van de bijbal, roodheid en zwelling van het scrotum

Vraag bij mogelijke proctitis naar:
- bloed, slijm of pus bij de ontlasting
- pijn bij defecatie
- diarree
- loze aandrang
- krampen

91
Q

SOA consult lichamelijk onderzoek/ aanvullend onderzoek

A

lichamelijk
- Als de patiënt geen klachten heeft, is lichamelijk onderzoek niet nodig
- Verricht bij patiënten met soa-gerelateerde klachten lichamelijk onderzoek, zoals inspectie van het anogenitale gebied, speculumonderzoek, vaginaal
toucher en/of (facultatief) proctoscopie.

Aanvullend onderzoek:
- afname ‘kweekmateriaal’
- afname bloed
- urineonderzoek

92
Q

test soa

A

mannen: PCR urine op chlamydia en gonorroe
vrouwen: per vaginale swab of urethra + cervix

93
Q

chlamydia contact, verwekker

A
  • bacterieel
  • chlamydia trachomatis
  • seksueel contact, orogenitaal, moeder-kind
  • incubatietijd 1-3 weken
  • urogentiale infecties en conjunctivitis: serotype D, E, F, G, H, I, J, K
  • trachoom: serotypes A, B en C
  • lymphogranuloma venereum: serotype L1, L2 en L3
94
Q

chlamydia symptomen

A

man
- uretritis, proctitis

vrouw:
- veranderde fluor, contactbloedingen, buikpijn, dyspareunie, cervicitis, uretritis, proctitis

*70-95% van infecties bij vrouwen symptomatisch en >50% bij mannen
* ongeveer 25% van LGV-infecties verloopt asymptomatisch

klachten
- cervicitis
- conjunctivitis

95
Q

chlamydia complicaties

A

vrouw:
- PID-pelvic inflammatory disease
- infertiliteit
- tubair ovarieel abces

man&vrouw:
- SARA: sexually acquired reactive arthritis

man:
- epididymitis

96
Q

diagnostiek chlamydia

A

man:
- NAAT/PCR 1e straal urine

vrouw:
- NAAT/PCR vagniale selfswab

> receptief anale seks <6 maanden/anale klachten: NAAT/PCR proctum

97
Q

behandeling chlamydia

A

Chlamydia trachomatis-infectie
- 1e keus: azitromycine 1.000 mg po, eenmalig
- 2e keus: doxycycline 100 mg po, 2 dd, 7 dagen

Rectale Chlamydia trachomatis-infectie
- Doxycycline 100 mg, 2 dd, 7 dagen

Zwangere vrouwen met Chlamydia trachomatis
- Azitromycine 1.000 mg po eenmalig of amoxicilline 500 mg po 3 dd 7 dagen

LGV
- 1e keus: doxycycline 100 po, 2 dd, 21 dagen
- Alternatief: erytromycine 500 mg po, 4 dd, 21 dagen

**Check of je cliënt op andere soa’s is getest en of dit nodig is.

98
Q

chlamydia/ gonorroe partnerwaarschuwing

A

symptomen? > partner laatste 4-6 weken

asymptomatisch? > partners laat 6 maanden

99
Q

gonorroe contact, verwekker

A
  • bacterieel
  • neisseria gonorrhoeae
  • seksueel contact, orogenitaal, moeder-kind
  • incubatietijd 2 dagen tot 3 weken (gem 8 dagen)
100
Q

gonorroe symptomen

A

vrouw
- 30-60% symptomatisch
- toegenomen fluor, tussentijds bloedverlies, dysurie, proctitis, purulente faryngitis

man
- 10% symptomatisch
- uretritis, pissige afscheiding, proctitis, purulente faryngitis

*rectale gonorroe vaak asymptomatisch, irritatie, jeuk, afscheiding

101
Q

gonorroe complicaties

A

vrouw:
- bartholinitis, PID/ tubair ovarieel abces, EUG

man:
- epididymitis, prostatitis, bij chronische infectie: urethrae stricturen

102
Q

gonorroe diagnostiek

A
  • grampreparaat (sneldiagnostiek man)
  • kweek + resistentie bepaling
    Man:
  • NAAT/PCR 1e straals urine , kweek urethra uitstrijk
    Vrouw:
  • NAAT/PCR selfswab vaginaal

*Receptief anale seks <6 maand/anale klachten/MSM: NAAT/PCR proctum

103
Q

gonorroe behandeling

A
  • Ceftriaxon 500 mg i.m. eenmalig
  • Is een Chlamydia trachomatis nog niet uitgesloten? Dan: PLUS azitromycine 1.000 mg po eenmalig
  • Alternatief: op geleide van gevoeligheidsbepaling (kweek): ciprofloxacine 500 mg po eenmalig of
    Amoxicilline 3.000 mg po eenmalig

Gedissemineerde gonorroe
- Ceftriaxon 50 mg/kg/24 uur iv 7 dagen

*Check of je cliënt op andere soa’s is getest en of dit
nodig is

104
Q

condylomata acuminata contact, verwekker

A
  • viraal
  • HPV 6 en 11
  • seksueel contact, vingers, handdoeken, moeder-kind
  • incubatietijd 1-8 maanden, gemiddeld 3 maanden
105
Q

condylomata acuminata diagnostiek

A
  • klinische diagnose
  • zelden biopt/ HPV typering
  • soms inwendig: protoscopie/ speculumonderzoek/ urethroscopie
106
Q

condylomata acuminata behandeling

A
  • Imiquimod (crème 5%): 3 x per week, om de dag. Max. 6 weken
  • Podofyllotoxine (crème 0, 15%, vloeistof 0, 5%): 2 dd gedurende 3
    achtereenvolgende dagen per week, max. 16 weken
  • Sinecathechine (zalf 10%): 3 dd, max. 16 weken
  • Poliklinische ablatieve behandeling (via dermatoloog) o.a. bij inwendige wratten.
  • Vloeibare stikstof
  • Trichloorazijnzuur
  • Ablatieve laserbehandeling

*Check of cliënt op andere soa’s is getest en of dit nodig is

107
Q

Herpes genitalis contact, verwekker, incubatietijd

A
  • viraal
  • HSV type 1: 20%, type 2: 80%
  • seksueel contact, orogentiaal, moeder-kind
  • incubatietijd 2-12 dagen
108
Q

herpes genitalis symptomen

A
  • soms symptomatisch
  • erosies > blaasjes met helder vocht > indrogen en korstvorming
  • prodromaal soms jeuk of branderigheid
  • regelmatige re-activatie
109
Q

HSV diagnostiek

A
  • NAAT HSV 1/2 op materiaal uit blaasje/ erosie/ korst
110
Q

herpes genitalis behandeling en nazorg

A
  • Valaciclovir 500 mg p.o. 2dd gedurende 5 tot 10 dagen
  • Immuungecompromiteerden: dosis en duur verdubbelen
  • Recidiverend (> 6x per jaar): onderhoudstherapie
    valaciclovir 500 mg p.o. 1dd
111
Q

hepatitis B contact/verwekker

A
  • viraal
  • hepadnaviridae familie
  • seksueel contact, moeder-kind, bloed-bloed (transfusie, zwangerschap)
  • incubatietijd 4 weken- 6 maanden (gemiddeld 2-3 maanden)
112
Q

hepatitis B symptomen

A
  • vaak asymptomatisch
  • 90% spontane genezing, 10% chronisch
  • Dragers 5-10% -> actieve vs inactieve chronische infectie
  • 40.000 dragers in Nederland
  • Presentatie: acute hepatitis (90% genezing, immuun)
  • Symptomen: moeheid, malaise, koorts, icterus
113
Q

hepatitis B diagnostiek

A
  • anti HBc (indien pos HBsAg en andere serologische parameters)
  • indien HBsAg positief verwijzing internist/ infectieloog
114
Q

hepatitis B nazorg/ partnerwaarschuwing

A
  • meldingsplicht
  • bron- en contact opsporing GGD

vaccinatie advies aan personen met hoger risico:
- MSM
- sekswerkers
- seksuele partners/ huisgenoten HBsAg pos personen
- intraveneuze drugsgebruikers

115
Q

syfilis contact, verwekker, incubatietijd

A
  • bacterieel (spirocheet)
  • treponema pallidum
  • seksueel contact, moeder-kind
  • incubatietijd: gem 3 weken tot primaire laesie, 6-12 weken tot secundaire laesie
116
Q

syfilis symptomen

A

stadium I: (3-90 dagen)
- pijnloos ulcus, lymfeklierzwelling
stadium II; (4-10 weken)
- roseolen, exantheem, haaruitval, wratachtige afwijkingen, algemene ziekteverschijnselen
stadium III: (3-15 jaar)
- gummata, neurosyfilis, vasculaire syfilis

117
Q

syfilis diagnostiek

A
  • Verdenking stadium I: donkerveldmicroscopie, kliniek, serologie

De enzyme immuno assays (EIA’s) en chemiluminescence immuno assays
(CLIA’s) zijn twee geautomatiseerde treponemale screeningstesten die in
toenemende mate de handmatig uitgevoerde TPPA- en TPHA-testen hebben vervangen. Een positieve EIA- en/of CLIA-uitslag dient te worden bevestigd met een andere treponemale test (TPHA/TPPA/westernblot).
Een non-treponemale test (RPR) (ook VDRL) volgt ter bepaling van de
ziekteactiviteit

118
Q

syfilis behandeling

A

Stadium I:
- Benzathinebenzylpenicilline (Penidural,Tardocillin) 2.4 milj.
IE i.m. 1x
- alternatief doxycycline 100mg 2dd gedurende 2 weken

Zwangeren& stadium II/III: - Benzathinebenzylpenicilline (Penidural,
Tardocillin) 2.4 milj. IE i.m. dag 1,8 en 15

119
Q

syflis nazorg/ partnerwaarschuwing

A

stadium I
- alle partners laatste 3 maanden
- alle partners laatste 6 maanden
- controle: VDRL/ RPR en klinische follow up

*neurologische afwijkingen of geen goede reactie op therapie: liquoronderzoek op neurosyfilis

120
Q

HIV contact, verwekker

A
  • viraal
  • humaan immunodeficiency virus
  • seksueel contact, bloed-bloed, moeder-kind
  • window fase: tot 3 maanden na laatste risico contact
121
Q

HIV symptomen

A
  • 50-80% griepachtige verschijnselen en/of rash binnen 2-4 weken
  • AIDS: opportunistische infecties, neurlogische ziektebeelden en
    neoplasieën
122
Q

HIV diagnostiek/ behandeling

A
  • combi test serologie HIV-1 en HIV-2 inclusief antigeen
  • HIV sneltest
  • confirmatie: western blot

behandeling
- combinatie antiretrovirale therapie (cART) via HIV behandelcentrum + follow up

123
Q

pediculosis pubis behandeling

A

permetrine 5% creme op pubishaar en haar boven binnenkant van benen

124
Q

scabies

A

Besmettingsweg:
- Langdurig (15 minuten of langer) of frequent direct huid-huidcontact,
het gezamenlijk gebruik van bed, kleding, etc. Bij scabies crustosa kan de besmetting via
in de lucht aanwezige huidschilfers verlopen.

Incubatietijd: 2-6 weken.
- Korter bij een herinfectie (1-4 dagen). - Langer bij immuungecompromitteerde personen (tot 10 weken).

Besmettelijke periode:
- Vanaf het moment dat er mijten op de huid zitten (1-2 weken na
besmetting), tot 12 uur na de start van de eerste behandeling incl. hygiënevoorschriften.
- Een tweede behandeling is noodzakelijk voor een effectieve behandeling.

Maatregelen:
- Gelijktijdige behandeling van nauwe contacten en hygiënevoorschriften.
Voor scabiës crustosa gelden additionele maatregelen.

Symptomen:
- Jeuk, blaasjes, rode bultjes, krabeffecten en ‘gangetjes’ op
voorkeurslocaties.

125
Q

3 middelen tegen scabiës

A

Permetrine, 5%-crème of gel (Loxazol®)
Ivermectine, tabletten à 3 mg, dosering op basis van lichaamsgewicht (200 mg/kg)
Benzylbenzoaat, smeersel 25% FNA