week 4 hoorcolleges Flashcards
(46 cards)
prolaps en incontinentie grootste factoren
- bevalling
- daling van oestrogeenspiegel
prolaps risicofactoren
vaginale bevalling
baren van groot kind >4kg
hoge pariteit (aantal bevallingen)
verhoogd BMI
+fam anamnese
zwaar lichamelijke werk
hysterectomie (baarmoederverwijdering)
eerdere prolapschirurgie
obstructief longlijden (veel hoesten –> verhoogde abdominale druk)
roken (ook veel hoesten)
functie van de bekkenbodem
werking als afsluitmechanisme
ondersteuning van de organen (minder stress op ligamenten)
wat ondersteunt de bekkenorganen
bekkenbodemspieren en endopelviene fascie (ofwel diafragma urogenitale) (wordt gevormd door rami inferiores ossis pubis en 2x rami ossis ischii)
waar is het bekkenbodem aan opgehangen dorsaal, ventraal en lateraal
dorsaal: sacrum
ventraal: os ischii
lateraal: lig. sacrospinale
uit welke 3 delen bestaat de m. levator ani
m. pubococcygeus, m. iliococcygeus, m. puborectalis.
innervatie bekkenbodemspieren
segment S3 en n. pudendus.
verschil man vrouw bekkenbodem
vrouw: 3 openingen in het diafragma
man: 2 openingen
wat is het paracolpium
3 levels van support:
1. m. levator ani en sacro-uteriene ligamenten (belangrijkste ophangsysteem)
2. fascia pubocervicalis
3. fascia rectovaginalis
prolaps vormen
cystocele: verzakking van blaas
top prolaps/descensus uteri: verzakking van corpus uteri
enterocele: verzakking van dunne darm
rectocele: verzakking van rectum
symptomen prolaps
zwaar gevoel, neemt toe loop van de dag.
dyspareunie (pijn seks) of seksuele disfunctie
lage rugpijn
stress incontinentie, urge incontinentie, incomplete lediging van blaas of darmen (defecatie stress).
AO prolaps
gestandaardiseerde vragenlijsten:
UDI 6 over urine incontinentie
PFIQ over sociale factoren.
therapie na prolaps
expectatief beleid
pessarium (ring) tijdelijk of bij patiënten met contra-indicaties voor een operatie.
fysiotherapie om de bekkenbodemspieren te versterken.
operatie met lichaamseigenweefsel of mesh (kunststof matje in de verzakte wand gehecht, maar kan gaan zweren).
ovariumcarcinoom prevalentie
> 60jr vrouw, 1500/jaar, 1100 overlijden/jaar.
75% pas in gevorderd stadium ontdekt.
hoogstadium tumoren: 75% kans op remissie, 50-75% recidief, mediane ziektevrije overleving is 18-24 mnd, mediane overleving 36-60mnd. mediane overleving na recidief 2 jr.
overiumcarcinoom symptomen en beschermende/risicofactoren
symps: geen specifieke vroege symps, late syndromen: pijn, dikker worden van de buik. evt. mictie of defecatieproblemen.
beschermende factoren: minder ovulaties - pil >3jr gebruik 30-50% risicoreductie, verder ook zwangerschappen.
risicofactoren: hogere leeftijd en genmutaties, (BRCA1/2, Lynch syndroom MLH1/PMS2/MSH2/MSH6).
diagnostiek ovariumcarcinoom
gynaecologisch onderzoek
daarna vaginale echografie, CT-scan en meting serum Ca-125.
(echografie: cysteus/solide, uni/multilocair, dikte septa, proliferaties, ascites. CT: kwadranten omentum, klieren, kleine bekken, cardiophrenische hoek, lever, longen, etc.).
dopplermeting, IOTA-meting (=international ovarian tumor analysis) of RMI (=risk of malignancy index)
tumormarkers, voorafgaand chirurgie of chemo. als follow-up kijken of behandeling aanslaat. niet bewijzend voor een tumor.
algemeen bloedonderzoek, algemene markers: CEA en Ca-125, kiemceltumoren: A1FP en hCG en LDH, sex cord stromal celtumoren: inhibine A/B en oestradiol en/of AMH.
histologie maakt de diagnose definitief.
4 verschillende histologische typen (80% ovariumcarcinomen):
laaggradig endometriumcarcinoom, graad 3 endometriumcarcinoom, clear cell ovariumcarcinoom, sereus ovariumcarcinoom.
metastases ovariumcarcinoom
door de intraperitoneale lokalisatie van ovaria, exfoliatieve groei, en versleping van tumorcellen metasteren ovariumcarcinomen makkelijk. tumorcellen worden meegenomen door de vochtstroom in de buik en hechten zich dan.
lever, darmen. (vanaf hier kunnen ze zich verder metasteren).
metastasen in de navel: sister mary joseph nodule. evt. bij hoog stadium ovariumcarcinoom.
omental cake: hele omentum ingenomen door tumor.
ovariumcarcinoom stagering
stagering: cytologie spoelvloeistof of ascites, inspectie en palpatie hele buikholte, uterus en adnexextirpatie, ormentectomie, stageringsbiopten, lymfeklierdissectie/sampling.
laag stadium (t/m stadium IIA): tumor bevindt zich in het orgaan van origine, toevalsbevinding.
hoog stadium (vanaf stadium IIB): aanwezigheid tumorweefsel in de buikholte of op de tuba. behandeling: debulking chirurgie.
wanneer chemotherapie en bijwerkingen ovariumcarcinoom
bij metastasen.
bw: mucositis, haaruitval, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, spierijn, gewrichtspijn, neuropathie, nierfunctiestoornissen, beenmergdepressie.
prognostische factoren ovariumcarcinoom
conditie (Karnofsky index)
TNM/FIGO stadium
tumorgraad
groote van restlaesies na chirurgie
chemotherapie
BRCA-status –> groter risico op ontstaan maar ook betere respons na chemotherapie.
nieuwe behandeling ovariumcarcinoom
PARP-remmers
targeted therapy
HIPEC (hypertherme intraperitoneale chemotherapie)
intraperitoneale chemotherapie (na chirurgie)
endometriumcarcinoom prevalentie en symptomen
komt vaker voor dan ovariumcarcinoom, vaak in laag stadium gevonden. sprake van progressie van hyperplasie naar maligniteit. toename van incidentie.
symps: postmenopauzaal bloedverlies is voornaamste klacht. bloedverlies tijdens seks of tussen menstruaties,
risicofactoren endometriumcarcinoom
hormoongebruik bij alleen oestrogenen, combopil dus niet.
obesitas
infertiliteit in voorgeschiedenis (anovulatoire cycli)
nullipariteit
late overgang (meer exposure aan oestrogenen)
leeftijd
diabetes
hypertensie
radiotherapie aan de bekken
erfelijk (Lynch syndroom).
roken juist LAGERE kans, omdat rokers oestrogenen sneller omzetten
AO endometriumcarcinoom
echografie en weefsel via biopsie met een flexibel buisje (=pipelle), hysteroscopische biopsie (in uterus kijken), of curretage (met lepeltje weefsel wegschrapen).
routine bloedonderzoek C-125 (bij verhoging is CT scan geïndiceerd), MRI scan of CT scan op indicatie, vrouwen <70jr moeten ook Lynch syndroom onderzoek doen.