Week 5 ZO's/VO's Flashcards

(69 cards)

1
Q

Wat zijn de klassieke symptomen van een linkszijdige tumor (rectum, sigmoid)?

A
  • veranderd defaecatiepatroon
  • rectaal bloedverlies
  • krampen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de klassieke symptomen van rechtszijdige carcinomen (caecum, colon ascendens)?

A
  • moeheid
  • anemie (veroorzaakt door chronisch gering bloedverlies via de geulcereerde tumor).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er bij de overgang van normaal weefsel in de darm to een adenoom?

A

Activatie van oncogenen, K-ras in 12p12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er tijdens de progressie van adenoom tot adenocarcinoom in darmweefsel?

A

Verlies van tumosuppressorgenen en activatie en verlies van talrijke kanker-gerelateerde genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 4 T’s die horen bij de TNM classificatie van coloncarcinoom

A

T1: Tumor reikt tot in de submucosa.

T2: Tumor reikt tot in de muscularis propria.

T3: Tumor groeit door muscularis propria/in omgevend vetweefsel.

T4: Tumor groeit door het peritoneum of in omringende organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 3 N’s van de TNM classificatie bij coloncarcinoom

A

N0: Geen regionale lymfekliermetastasen.

N1: Metastase in 1 tot 3 regionale lymfeklieren of een tumordeposit

N2: Metastase in > 3 regionale lymfeklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de twee M’s in de TNM classificatie van coloncarcinoom

A

M0: Geen metastasen op afstand.

M1: Metastasen op afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Naar welk orgaan metastaseren carcinomen van de dikke darm het meest frequent?

A

Lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kan een positieve benzidine-reactie in de faeces op wijzen?

A

Een positieve benzidine-reactie in de faeces wijst op (maar is niet bewijzend voor!) occult bloedverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke behandeling pas je in eerste instantie toe bij de diagnose colon adenocarcinoom?

A

Chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deze patient heeft een klinisch T3 carcinoom. Welke chirurgische ingreep laat je verrichten?

A

Hemicolectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is exofytisch?

A

Het groeit het lumen in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is endofytisch?

A

Het groeit het weefsel in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de 5-jaars overleving van een coloncarcinoom zonder metastasen?

A

De 5-jaars overleving van een coloncarcinoom zonder lymfeklier- of orgaanmetastasen is meer dan 90%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe lang duurt de ontwikkeling van adenoom naar carcinoom bij een patiënt van 60 jaar?

A

15-20 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke tumormarker is vrij algemeen, maar bij carcinomen van de tractus digestivus sterk verhoogd?

A

CEA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt adjuvante therapie in?

A

Dit is postoperatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het 5-jaars overlevingspercentage van longkanker?

A

Het 5-jaars overlevingspercentage van longkanker is ongeveer 13%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is iets een sarcoom?

A

Kwaadaardige tumoren uitgaande van mesenchymale cellen (o.a. bindweefsel, vetweefsel, bloedvaten en bot) worden sarcomen genoemd. (zoals rhabdomyoSARCOOM op een van de vorige bladzijden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is iets een carcinoom?

A

Kwaadaardige tumoren die ontstaan uit epitheliale cellen (“dekweefselcellen”) carcinomen worden genoemd, zoals het plaveiselcelCARCINOOM op een van de vorige bladzijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 2 dingen moeten aanwezig/zichtbaar zijn bij plaveiselcelcarcinomen?

A
  1. Desmosomen aanwezig moeten zijn en / of
  2. Verhoorning zichtbaar moet zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 3 dingen moeten (niet per se allemaal tegelijkertijd) aanwezig zijn bij adenocarcinomen?

A
  1. Vorming van klierbuis-achtige structuren moet zijn, of
  2. Vorming van papillaire structuren zichtbaar moet zijn, of
  3. Er kan worden aangetoond dat de cellen ‘slijm’ (mucopolysacchariden) produceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe heet een tumor van glad spierweefsel?

A

Leiomyosacroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk subtype mammacarcinoom heeft de slechtste overleving?

A

Ductaal adenocarcinoom niet nader gespecificeerd (NOS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Wat zijn de 2 oorzaken van progressie bij een tumor?
Selectie/groeivoordeel van een agressievere component van de tumor. Extra groei-bevorderende mutaties.
25
Wat is in het Bloom & Richardson graderingsyteem het meest reproduceerbare element?
Delingsactiviteit
26
Welke 3 karakteristieken van een tumor worden door de patholoog vastgesteld?
1. Typering 2. Differentieatiegraad 3. Stadiëring
27
Welke soort longkanker heeft de slechtste overleving?
Kleincellig anaplastisch carcinoom
28
Waaruit ontstaan sarcomen?
Het mesoderm (gladde spiercellen, endotheelcellen, kraakbeencellen, vetcellen)
29
Wat zijn adeno-squameuze carcinomen?
Carcinomen die ontstaan deels uit plaveiselcellen en deels uit kliervormende cellen
30
Wanneer is een carcinoom ongedifferentieerd?
Als geen van de eisen voor óf een adenocarcinoom óf een plaveiselcelcarcinoom aanwezig zijn
31
Welke 3 soorten maligne tumoren vallen onder hematopoietische tumoren?
1. Lymfocytaire leukemie 2. Myeloïde leukemie 3. Maligne lymfoom
32
Wat houdt graderen in?
Het bepalen van de mate van differentiatie van een maligne tumor
33
Wat is de beste gradeingsstrategie?
Het aantal categorieën zo kiezen dat er klinisch relevante verschillend tussen de groepen ontstaan
34
Op welke 3 parameters wordt gescoord volgens het Bloom & Richardson graderingssysteem voor adenocacinomen?
1. Mate van buisvorming door tumorcellen 2. Mate van celkern polymorfie (variatie, grootte, aspect nucleoli) 3. Delingsactiviteit
35
Wat betekent de letter P die bij TNM classificatie kan worden toegevoegd?
Dat betekent dat de stagering is bepaald op basis van pathologisch onderzoek
36
Wat is een micrometastase?
Wanneer er maar enkele tumorcellen in de lymfeklier aanwezig zijn
37
Wat is het Vogelstein model?
Het model beschrijft de opeenvolgende genetische veranderingen die leiden tot de ontwikkeling van colorectale kanker.
38
Wat is de definitie van een adenoom?
Goedaardige woekering van klierbuizen (klierepitheel) of van endocriene cellen (bijvoorbeeld hypofyse adenoom of bijnieradenoom)
39
Hoe onderscheidt een adenoom van de dikke darm zich van een adenocarcinoom?
Bij een adenoom vindt geen invasie van stroma plaats, bij een adenocarcinoom wel
40
Wat zijn 2 familiaire polyposis syndromen naast lynch en FAP?
Syndroom van Gardner en syndroom van Turcot
41
Welke erfelijke darmtumoren vertonen vaak microsattelietinstabiliteit?
Bij Lynch
42
Welke erfelijke darmtumoren vertonen vaak verlies van chromosoom 5q?
Bij FAP
43
Welke 3 mismatch repair genen zijn het meest frequent betrokken bij Lynch syndroom?
MLH1, MSH2 en MSH6
44
Waarin verschillen op moleculair niveau het ductaal en het lobulair mamma carcinoom?
E-cadherine expressie
45
Wat is de functie van E-cadherine?
Cel-cel adhesie
46
Welke ionen zijn belangrijk voor de functie van E-cadherine?
Calciumionen
47
Aan welke eiwitten binnen de cel is E-cadherine gekoppeld?
Catenines
48
Aan welk eiwit buiten de cel is E-cadherine gekoppeld?
Homotypische verbinding met E-cadherines
49
Door middel van welke gespecialiseerde membraan structuur zijn epitheel cellen met elkaar verbonden?
Adhesion belts en desmosomen.
50
Kun je aangeven wat het verschil in gedrag zou kunnen zijn tussen E-cadherine positieve en E-cadherine negatieve tumoren?
E-cadherine positieve tumoren groeien meer in grote velden en minder invasief. E-cadherine negatieve tumoren groeien meer als losse cellen.
51
In welke soort mammacarcinoom is E-cadherine positief/is er heterogene expressie?
Ductulair carcinoom
52
In welke soort mammacarcinoom is E-cadherine negatief?
Lobulair carcinoom
53
Waarnaartoe metastaseert het lobulair mammacarcinoom?
Ovaria en maag
54
Waar metastaseert het ductulair mammacarcinoom naar?
Longen, hersenen, lever
55
Hoe leidt het verlies van chromosoom 16q tot verandering in E-cadherine expressie?
Het gen voor E-cadherine gaat verloren
56
Hoe leidt een inactiverende mutatie in het E-cadherine gen tot een verandering in E-cadherine expressie?
Inactief E-cadherine eiwit, soms uitsluitend in cytoplasma zichtbaar.
57
Hoe leidt methylering van de E-cadherine promotor tot veranderde E-cadherine expressie?
Transcriptie geblokkeerd.
58
Tumoren met sterke, normale, membraneuze expressie van E-cadherine kunnen toch invasieve groei vertonen en metastasen vormen. Geef hiervoor twee verklaringen
- E-cadherine is wel normaal aanwezig, bevat echter toch gemuteerd eiwit, waardoor het functioneel (hechting) inactief is. - Afwezigheid of mutatie in catenines leidt disfunctioneren van E-cadherine en kan dan ook niet hechten.
59
Wat is de functie van het lymfatische systeem?
Het afvoeren van overbodig interstitiële vloeistof
60
Wat gebeurt er als lymfenodi worden verwijderd of als lymfebanen niet zijn aangelegd?
Er ontstaat lymfoedeem
61
Uit welke componenten bestaat lymfe?
Eiwitreik vocht + immuuncellen zoals lymfocyten en dendritische cellen
62
Lymfebanen zijn er overal op twee uitzonderingen na. Welke organen/ weefsels zijn dat?
Zewnuwstelsen en beenmerg
63
Op welke wijze verschillen ‘lymfecapillairen’ van bloedcapillairen? Noem vijf verschillen.
1. Gefenestreerd endotheel 2. Dunnere wanden 3. ‘Ankerfilamenten’ (om de vaatstructuren open te houden) 4. Endotheliale vouwen (om terugstromen te voorkomen) 5. Blind begin
64
Waar ‘beginnen’ lymfevaten precies?
In het interstitium
65
Wat gebeurt er in de verzamelstations? Welke functie heeft dat?
Filterfunctie van macrofagen
66
Welke diagnostische techniek bij kankerdiagnostiek maakt gebruikt van deze filterfunctie?
De schildwachterklier procedure. De kleurstof en tracer blijven achter op het eerste filter
67
Na het passeren van ‘verzamelstations’ komt de lymfe in twee eind structuren. Hoe heten deze?
De twee eind structuren zijn de ductus thoracicus en de rechter lymfatische ductus.
68
In welk kwadrant bevinden de meeste mammacarcinomen zich?
In het lateraal quadrant