Werkwoorden Vervoegen Tegenwoordige Tijd Flashcards
(59 cards)
What is the stem of a verb?
The stem is the infinitive without -en at the end.
For example, for the verb werken, the stem is werk.
How do you conjugate a verb for ik (I)?
For ik, use just the stem of the verb.
Example: werken → ik werk
How do you conjugate a verb for jij/je (you, informal) and u (you, formal)?
For jij/je/u, use the stem + t.
Example: werken → jij werkt / u werkt
How do you conjugate a verb for hij/zij/het (he/she/it)?
For hij/zij/het, use the stem + t.
Example: werken → hij werkt
How do you conjugate a verb for wij/we, jullie, and zij/ze (plural)?
For these, use the infinitive form of the verb (the whole verb).
Example: werken → wij werken, jullie werken, zij werken
What happens when jij comes after the verb (in questions)?
When jij comes after the verb, -t is dropped.
Example: Werk jij morgen? (Do you work tomorrow?)
What happens if a verb’s stem ends in -t or -d?
For jij/hij/zij/het, you don’t add an extra -t if the stem already ends in -t.
Example: zetten → jij zet (not zett)
What happens if a verb’s stem ends in -v or -z?
For verbs where the stem ends in -v or -z, the v becomes f and z becomes s.
Example: leven → ik leef
Example: lezen → ik lees
How do you conjugate verbs that end in -eren?
For verbs ending in -eren, the stem remains the same as the infinitive without -en.
leren → ik leer, jij leert, wij leren
What happens when the stem of a verb has a double vowel?
If the stem has a double vowel (like lopen → loop), the double vowel stays for ik/jij/hij and the plural forms:
lopen → ik loop, jij loopt, wij lopen
What happens when a verb’s stem contains ij?
Verbs with ij in the stem follow regular conjugation rules without changing the ij.
blijven → ik blijf, jij blijft, wij blijven
What happens to verbs with a short vowel in the stem (like zetten)?
For verbs with a short vowel, the short vowel stays and follows regular rules for conjugation:
zetten → ik zet, jij zet, wij zetten
How do you conjugate verbs ending in -den or -ten (e.g., wachten)?
For verbs ending in -den or -ten, the stem drops the -en but follows normal conjugation rules:
wachten → ik wacht, jij wacht, wij wachten
How do you conjugate reflexive verbs (like zich wassen)?
For reflexive verbs, conjugate the verb normally and add the reflexive pronoun (me, je, zich, ons, je):
zich wassen → ik was me, jij wast je, wij wassen ons
What happens when a verb has a separable prefix (like opstaan)?
For separable verbs, the prefix splits off in the present tense in main clauses:
opstaan → ik sta op, jij staat op, wij staan op
How do you conjugate inseparable verbs (like begrijpen)?
For inseparable verbs, the prefix stays attached and the verb conjugates normally:
begrijpen → ik begrijp, jij begrijpt, wij begrijpen
How do you conjugate a verb for jullie (plural you)?
For jullie, use the infinitive form of the verb (the full verb, no changes):
werken → jullie werken
Are irregular verbs conjugated the same way as regular verbs?
No, irregular verbs have their own specific conjugation patterns. Each irregular verb must be learned individually (e.g., zijn → ik ben, jij bent, wij zijn)
How do you conjugate verbs that end with -ven or -zen in the stem?
For verbs where the stem ends in -ven or -zen, the v becomes f and z becomes s when conjugated:
schrijven → ik schrijf, lezen → ik lees
You want
jij wilt
Example: Jij wilt een kopje koffie.
We hope
wij/we hopen
Example: Wij hopen dat het mooi weer is.
You vote (plural)
jullie stemmen
Example: Jullie stemmen voor de nieuwe president.
I read
ik lees
Example: Ik lees een interessant boek.
He sees
hij ziet
Example: Hij ziet de vogels in de lucht.
