Woorden 1 Flashcards
(72 cards)
1
Q
Guardiar
A
Wegstoppen, bewaren
2
Q
Ahora mismo
A
Meteen
3
Q
La niebla
A
Mist
4
Q
Aterrizar
A
Landen
5
Q
Relajor
A
Relaxen
6
Q
La Mancha
A
De vlek
7
Q
Quitarse
A
Uitkleden, wegwezen
8
Q
Quitar
A
Verwijderen
9
Q
Traducción
A
Vertaling
10
Q
Cuadro
A
Schilderij, vierkant
11
Q
Jurabe
A
Siroop
12
Q
La tos
A
De hoest / kuch
13
Q
Pisar
A
Ergens op stappen
14
Q
El partido
A
De wedstrijd
15
Q
La edad
A
De leeftijd
16
Q
El ladrón
A
De dief
17
Q
La cárcel
A
Gevangenis
18
Q
La vela
A
Kaars, zeil
19
Q
Gorda
A
Dik
20
Q
Caja
A
Doos
21
Q
Cuchilla
A
Mes
22
Q
El lugar
A
Plaats
23
Q
La cuchara
A
Lepel
24
Q
La hoja
A
Blad
25
El cajón
La
26
Ruido
Lawaai
27
Pena
Verdriet, schande
28
Impuesto
Belasting
29
Fijar
Repareren, veilig stellen
30
Marearse
Ziek voelen
31
Tocaño
Gemeen
32
Seco
Droog, koud (pers)
33
El sabor
Smaak
34
Templada
Warm
35
Suave
Smooth
36
Volar
Vliegen
37
Un sello
Postzegel
38
Armario
Kast
39
Pues
Well, then
40
Casar
Trouwen
41
Subir
Omhoog gaan
42
El tenedor
Vork
43
El mantel
Tafelkleed
44
Los cubiertos
Bestek
45
La servetilla
Servet
46
Cascos
Koptelefoon
47
Las noticias
Nieuws
48
La razón
Rede
49
El dolor
Pijn
50
Cansar
Fysiek moe zijn
51
Pizarra
Krijtboord
52
Enfermera
Verzorgster
53
Enferma
Ziek
54
Chalar
Gek maken
55
Un rato
Een tijdje
56
Por si
Voor het geval dat
57
Llover
Regenen
58
Nacer
Geboren worden
59
Ni fu ni fa
Een beetje
60
La fila
Rij
61
La pantalla
Scherm
62
Enamorarse
Verliefd worden
63
Jubilaresse
Persioneren
64
Quedarse
Blijven
65
La piel
Huid
66
Divorciarse
Scheiden
67
Tanto
Dom
68
La colina
Heuvel
69
La parada
Halte
70
Delante
Voor, tegenover
71
Detrás
Achter
72
Llorar
Huilen
