Woorden 4 Flashcards
(75 cards)
1
Q
el girasol
A
zonnebloem
2
Q
la multa
A
boete
3
Q
dentro
A
binnen
4
Q
engañar
A
bedriegen
5
Q
aprovechar
A
gebruik maken van
6
Q
el tejado
A
druk
7
Q
dibujar
A
tekenen
8
Q
dibujarse
A
verschijnen
9
Q
sobrino
A
nephew
10
Q
suegro
A
schoonouder
11
Q
yerno
A
schoonzoon
12
Q
nuera
A
schoondochter
13
Q
la balleza
A
schoonheid
14
Q
la oreja
A
oor
15
Q
el cuello
A
hals, kraag
16
Q
el pecho
A
borst
17
Q
el brazo
A
arm
18
Q
la rodilla
A
knie
19
Q
el talon
A
hiel
20
Q
el tobillo
A
enkel
21
Q
las caderas
A
heup
22
Q
los dedos
A
vingers
23
Q
el hombro
A
schouder
24
Q
el codo
A
elleboog
25
la barriga
buik
26
la espalda
rug
27
arruga
kreukel
28
parecido
similar
29
la cicatriz
litteken
30
la muñeco
pols
31
delgado
dun
32
flaco
erg dun
33
la ceniza
as
34
vengar
wreken
35
la granja
boerderij
36
la basura
afval
37
comilla
vraagteken
38
alimentar
voeden
39
calefaccion
verwarming
40
sentar
zitten
41
apagar
uitdoen, doven
42
montar
paardrijden, monteren
43
maquillarse
make uppen
44
asustar
bang maken
45
gatear
kruipen
46
chocar
crashen
47
arder
branden
48
el terremoto
aardbeving
49
acostarse
naar bed gaan
50
cursar
studeren
51
la perdiz
patrijs
52
la tienda
winkel
53
bromear
grappen maken
54
decrearse
verminderen
55
abatir
ontmoedigen, naar beneden halen
56
clavar
vastnagelen, hameren
57
vagar
to wander
58
disfrutar
genieten
59
tragar
slikken
60
contento
blij
61
molido
grond
62
polvo
stof
63
abrazo
knuffel
64
el oyente
luisteraar
65
la resaca
kater
66
crudo
ruw
67
cabello
haar
68
apagar
uitdoen
69
chutar
schieten
70
apenas
amper
71
vaciar
leegmaken
72
vacilar
twijfelen, stotteren
73
vacio
leeg
74
devolver
teruggeven
75
evitar
voorkomen, ontwijken
