Woordjes 104/ 105 Flashcards
(98 cards)
1
Q
Abgeordnete
A
De afgevaardigde
2
Q
Abhauen
A
Ervandoor gaan
3
Q
Abitur, das
A
Eindexamen
4
Q
Ablenkung, die
A
De afleiding
5
Q
Absichtlich
A
Opzettelijk
6
Q
Absperren
A
Afsluiten
7
Q
Achten auf
A
Letten op
8
Q
Allerhand
A
Allerlei
9
Q
Allmählich
A
Langzamerhand
10
Q
Alltag, der
A
Het dagelijkse leven
11
Q
Alter, das
A
De leeftijd
12
Q
Anforderung, die
A
De eis
13
Q
Angeblich
A
Naar het schijnt
14
Q
Angehörige, der
A
Het familielid
15
Q
Angesagt
A
Populair
16
Q
Angesichts
A
Gezien
17
Q
Anlage, die
A
De installatie
18
Q
Anprobieren
A
Passen
19
Q
Anregen
A
Stimuleren
20
Q
Anschaulich
A
Verhelderend
21
Q
Anspruch haben auf
A
Recht hebben op
22
Q
Anspruchsvoll
A
Veeleisend
23
Q
Anstandig
A
Fatsoenlijk
24
Q
Anstrengend
A
Inspannend
25
Anziehend
Aantrekkelijk
26
Anzug, der
Het kostuum
27
Appetit, der
De eetlust
28
Art, die
De soort
29
Arznei, die
Het geneesmiddel
30
Attentat, das
De aanslag
31
Aufenthalt, der
Het verblijf
32
Auffordern
Eisen van
33
Aufgabe, die
De taak
34
Aufklären,
Informeren
35
Aufmerksamkeit, die
De aandacht
36
Aufregend
Opwindend
37
Ausbilden
Opleiden
38
Ausdenken, sich
Bedenken
39
Auseinandersetzen, sich… mit
Zich bezighouden met
40
Auseinandersetzung, die
Het conflict
41
Ausfüllen
Invullen
42
Ausgeprägt
Uitgesproken
43
Ausgezeichnet
Uitstekend
44
Auslössen
Teweegbrengen
45
Ausrede, die
Het smoesje
46
Ausschalten
Uitschakelen
47
Aussehen, das
Het uiterlijk
48
Ausstatten
Inrichten
49
Austauschen
Uitwisselen
50
Auswahl, die
De keuze
51
Ausweis, der
Het legitimatiebewijs
52
Auswendig
Uit het hoofd
53
Auswirkung, die
Het effect
54
Auszeichnung, die
De onderscheiding
55
Bald
Gauw, binnenkort
56
Bar
Contant
57
BarfuB
Op blote voeten
58
Bedarf, der
De behoefte
59
Bedeuten
Betekenen
60
Begegnen, sich
Elkaar ontmoeten
61
Behindert
Gehandicapt
62
Behörde, die
De instantie
63
Belebt
Levendig
64
Belegen
Bewijzen
65
Belieben, nach
Naar wens
66
Beliebt
Populair
67
Bemühen, sich
Zich inspannen, zijn best doen
68
Benehmen, sich
Zich gedragen
69
Benutzen
Gebruiken
70
Bequem
Comfortabel
71
Beraten
Adviseren
72
Beschwerde, die
De klacht
73
Bestimmen
Bepalen
74
Bestimmt
Zeker
75
Betrachten
Bekijken
76
Betreuen
Begeleiden
77
Bevorzugen
De voorkeur geven aan
78
Bewältigen
Verwerken
79
Bewerben, sich…um
Solliciteren naar
80
Bewerten
Beoordelen
81
Bezeichnen
Aanduiden
82
Bild, das
De afbeelding; de foto
83
Bildung, die
De vorming
84
Bitten
Vragen, verzoeken
85
Blöd
Dom
86
Brauchen
Nodig hebben
87
Bremsen
Remmen
88
Bügeln
Strijken
89
Bundestag, der
De bondsdag
90
Bundesweit
In heel Duitsland
91
Dachgeschoss, das
De zolder
92
Daheim
Thuis
93
Damals
Toen
94
Darstellen
Voorstellen
95
Daten,die
de gegevens
96
Demütigen
Vernederen
97
Denkmal, das
Het monument
98
DrauBen
Buiten
