Woordjes 106/ 107 Flashcards
(109 cards)
1
Q
Dreieck, das
A
De driehoek
2
Q
Drohen
A
Dreigen
3
Q
Duft, der
A
De geur
4
Q
Durchschnittlich
A
Gemiddeld
5
Q
Ehe, die
A
Het huwelijk
6
Q
Ehemalig
A
Voormalig
7
Q
Ehrgeizig
A
Ambitieus
8
Q
Eindeutig
A
Duidelijk
9
Q
Einfach
A
Gewoon; gemakkelijk
10
Q
Einigen, sich
A
Het eens worden
11
Q
Einladen
A
Uitnodigen
12
Q
Einnahmen, die
A
De inkomsten
13
Q
Einprägen, sich
A
Zich inprenten
14
Q
Einschalten
A
Inschakelen
15
Q
Einstufen
A
Indelen
16
Q
Eintopf, der
A
De stamppot
17
Q
Eintreffen
A
Aankomen
18
Q
Einzelhandel, der
A
De detailhandel
19
Q
Einzelheit, die
A
Het detail
20
Q
Einzigartig
A
Uniek
21
Q
Ekeln, sich..vor
A
Walgen van
22
Q
Empfangen
A
Ontvangen
23
Q
Eng
A
Nauw, strak
24
Q
Entschuldigung, die
A
De verontschuldiging
25
Enttauschen
Teleurstellen
26
Entzüdung, die
De ontsteking
27
Ereignis, das
Gebeurtenis
28
Erfindung, die
De ontdekking
29
Erfolg, der
Het succes
30
Erfolgreich
Succesvol
31
Erforderlich
Noodzakelijk
32
Erforschen
Onderzoeken
33
Erhalten
Verkrijgen
34
Erholen, sich
Zich ontspannen
35
Erkenntnis, die
Het inzicht
36
Erkunden
Verkennen
37
Erlauben
Toestaan
38
Erlaubnis, die
De toestemming
39
Erleben
Meemaken
40
Erledigen
Afhandelen
41
Erleichtern
Gemakkelijker maken
42
Ernähren, sich
Zich voeden
43
Ernst nehmen
Serieus nemen
44
Ernte, die
De oogst
45
Erörtern
Bespreken
46
Erringen
Behalen
47
Erschöpft
Uitgeput
48
Ersetzen
Vervangen
49
Erstatten
Vergoeden
50
Erstaunt
Verbaasd
51
Ertappen
Betrappen
52
Erwachsen
Volwassen
53
Erwagen
Overwegen
54
Erwähnen
Vermelden
55
Erwischen
Te pakken nemen
56
Erzählen
Vertellen
57
Erzeugen
Opwekken
58
Erziehung, die
De opvoeding
59
Etwa
Ongeveer
60
Fähig
Bekwaam
61
Fakt, der
Het feit
62
Fast
Bijna
63
Faulenzen
Luieren
64
Fehlen
Ontbreken
65
Fehler, der
De fout
66
Feierabend, der
De vrije tijd na het werk
67
Felsen, der
De rots
68
Fies
Gemeen
69
Finster
Donker
70
Flüssigkeit, die
De vloeistof
71
Fördern
Stimuleren
72
Forschung, die
Het onderzoek
73
Fortschritt,der
De vooruitgang
74
Fragebogen, der
De enquête
75
Fraglich
Twijfelachtig
76
Friedhof, der
De begraafplaats
77
Führen
Leiden
78
Fündig werden
Iets vinden
79
Fürchten
Vrezen
80
Furchtbar
Vreselijk
81
Gar nicht
Helemaal niet
82
Gaststätte, die
Het restaurant
83
Gebühr, die
De kosten
84
Gedächtnis, das
Het geheugen
85
Geeignet
Geschikt
86
Gefährden
In gevaar brengen
87
Gegend, die
De streek
88
Gegenstand, der
Het voorwerp
89
Gegner, der
De tegenstander
90
Gehalt, das
Het salaris
91
Gelaunt
Gehumeurd
92
Gelenk, das
Het gewricht
93
Gemälde, das
Het schilderij
94
GemäB
Overeenkomstig
95
Genau
Precies
96
Genehmigung, die
De goedkeuring
97
Genügend
Voldoende
98
Gerade
Juist
99
Gerät, das
Het apparaat
100
Geräusch, das
Het geluid
101
Geschäft, das
De winkel
102
Geschehen
Gebeuren
103
Geschickt
Handig
104
Geschirr, das
Het servies
105
Geschmack, der
De smaak
106
Geschwindigkeit, die
De snelheid
107
Gezellschaft, die
De samenleving
108
Gesetz, das
De wet
109
Gespannt
Benieuwd
