Words 2 Flashcards
(72 cards)
1
Q
The hobby
A
De hobby
2
Q
The movie
A
De film
3
Q
To swim
A
Zwemmen
4
Q
To play soccer
A
Voetballen
5
Q
To play tennis
A
Tennissen
6
Q
To do the groceries
A
Doen boodschappen
7
Q
The guiter
A
De gitaar
8
Q
To play
A
Spelen
9
Q
To cook
A
Koken
10
Q
To stay at home
A
Thuisblijven
11
Q
To stay
A
Blijven
12
Q
To love
A
Houden van
13
Q
To find
A
Vinden
14
Q
Free
A
Vrij
15
Q
The time
A
De tijd
16
Q
To dance
A
Dansen
17
Q
To play the piano
A
Pianospelen
18
Q
Hi
A
Ha
19
Q
To thank
A
Danken
20
Q
To feel like
A
Zin hebben
21
Q
Nothing
A
Niets
22
Q
A lot
A
Veel
23
Q
To move
A
Bewegen
24
Q
Beautiful
A
Mooi
25
The music
De muziek
26
To accompany
Begeleiden
27
Us
Ons
28
Quite
Best wel
29
To jog
Joggen
30
To play volleyball
Volleyballen
31
To like to do
Graag
32
To travel
Reizen
33
To cycle
Fietsen
34
To walk/hike
Wandelen
35
Blue
Blauw
36
Soon
Gauw
37
The car
De auto
38
The cold
De kou
39
The woman
De vrouw
40
The egg
Het ei
41
The nose
De neus
42
The door
De deur
43
The kitchen
De keuken
44
The colour
De kleur
45
Everybody
Iedereen
46
The book
Het boek
47
The mouse
De muis
48
To run
Rennen
49
Tonight
Vanavond
50
Tomorrow
Morgen
51
The coffee
De koffie
52
To drink
Drinken
53
The neighbour
De buurman
54
The weekend
Het weekend
55
The address
Het adres
56
The number
Het nummer
57
The age
De leeftijd
58
To cost
Kosten
59
The price
Het tarief
60
The time
De keer
61
To eat
Eten
62
Every
ieder
63
This afternoon
Vanmiddag
64
After
Na
65
Terrible
Erg
66
To fish
Vissen
67
Luck/happiness
Het geluk
68
Most of the time
Meestal
69
Awful
Vreselijk
70
Never
Nooit
71
To join
Meegaan
72
What
Wat
