words5 Flashcards
(98 cards)
1
Q
to buy
A
kopen
2
Q
the supermarket
A
de supermarkt
3
Q
to pay
A
betalen
4
Q
the market
A
de markt
5
Q
about
A
over
6
Q
january
A
januari
7
Q
february
A
februari
8
Q
march
A
maart
9
Q
april
A
april
10
Q
may
A
mei
11
Q
june
A
juni
12
Q
july
A
juli
13
Q
august
A
augustus
14
Q
september
A
september
15
Q
october
A
oktober
16
Q
november
A
november
17
Q
december
A
december
18
Q
the list
A
het lijstje
19
Q
the milk
A
de melk
20
Q
the cucumber
A
de komkommer
21
Q
the pudding
A
de vla
22
Q
the yoghurt
A
de yoghurt
23
Q
the spaghetti
A
de spaghetti
24
Q
the minced beef
A
het rundergehakt
25
the wine
de wijn
26
red
rood
27
the lettuce
de sla
28
the cheese
de kaas
29
the bread
het brood
30
the crate
het krat
31
the apple
de appel
32
the can
het blik
33
the tomato
de tomaat
34
the toilet paper
het toiletpapier
35
the sauce
de saus
36
more
meer
37
till
tot
38
later
straks
39
to forget
vergeten
40
the wallet
de portemonnee
41
to take along
meenemen
42
the bag
de tas
43
almost
bijna
44
the gram
het gram
45
the kilo
de kilo
46
half a kilo
het pond
47
100 grams
het ons
48
the offer
de aanbieding
49
the broccoli
de broccoli
50
the orange soda
de sinas
51
the detergent
het wasmiddel
52
the wash softener
de wasverzachter
53
the chocolate sprinkels
de hagelslag
54
the corn
de mais
55
the soft drink
de frisdrank
56
the litre
de iter
57
the bag
de zak
58
for free
gratis
59
starting at
vanaf
60
per
per
61
all
alle
62
the harvest
de oogst
63
the potato chips
de chips
64
the pepper
de paprika
65
the roll
de rol
66
the price
de prijs
67
the weight
het gewicht
68
to weight
wegen
69
heavy
zwaar
70
the piece
het stuk
71
the meat
het vlees
72
the soup
de soep
73
the dairy products
de zuivel
74
the freezer
de diepvries
75
the rice
de rijst
76
the fruit
het fruit
77
the meat products
de vleeswaren
78
the cookie
het koekje
79
the snack
de snack
80
the household product
het huishoudartikel
81
the vegetable
de groente
82
the cash register
de kassa
83
the entrance
de ingang
84
the exit
de uitgang
85
the beer
het bier
86
the chocolate
de chocola
87
the pizza
de pizza
88
the carrot
de wortel
89
dishwashing detergent
het afwasmiddel
90
the ice cream
het ijs
91
the ginger cookie
de speculaas
92
to help
helpen
93
first
eerste
94
second
tweede
95
third
derde
96
fourth
vierde
97
fifth
vijfde
98
the grocery
de boodschap
