Words 5 Flashcards
(98 cards)
1
Q
afhalen
A
to pick up/take away
2
Q
alle
A
all
3
Q
bestellen
A
to order
3
Q
bezorgen
A
to deliver
3
Q
bijvoorbeeld
A
for example
3
Q
buiten
A
outside
4
Q
daarom
A
therefore
5
Q
internationaal
A
international
6
Q
haring, de
A
herring
7
Q
land, het
A
country
8
Q
laat
A
late
9
Q
manier, de
A
way/method
9
Q
mayonaise, de
A
mayonnaise
10
Q
mens, de
A
person/human
11
Q
reserveren
A
to reserve/book
11
Q
overal
A
everywhere
11
Q
plaats, de
A
place
12
Q
smaken
A
to taste/flavors
12
Q
tafel, de
A
table
12
Q
proeven
A
to taste
13
Q
stamppot, de
A
mash with vegetables
14
Q
terras, het
A
terrace
14
Q
typisch
A
typical
15
Q
verschillend
A
different
16
vroeg
early
16
advies, het
advice
17
bank, de
couch/bank
18
zoals
like/as
19
afvallen
to lose weight
20
bewegen
to move/exercise
20
buik, de
belly/stomach
21
meer
more
21
dik
fat/thick
21
frisdrank, de
soda/soft drink
22
gelijk hebben
to be right
23
ieder
each
24
leven
life/to live
25
minder
less
26
ongezond
unhealthy
27
pakken
to grab
28
patat, de
fries
29
probleem, het
problem
30
snappen
to understand/grasp
31
sporten
to sport/do sports
31
toch
yet/still
32
tussendoor
in between
33
vet
fat
34
wegen
to weigh
34
boterham, de
sandwich
35
weinig
little/few
35
avondeten, het
dinner
36
broodje, het
roll/bun
37
ding, het
thing
38
doordeweeks
weekdays
39
gek
crazy
40
jam, de
jam
41
havermout, de
oatmeal
42
koud
cold
43
lijken
to seem
44
Nederlander, de
Dutch person
44
vaak
often
44
lunchen
to lunch
45
nooit
never
45
noedels, de
noodles
46
ontbijt, het
breakfast
47
pasta, de
pasta
48
salade, de
salad
49
sinaasappelsap, de
orange juice
49
zout
salt
50
koelkast, de
refrigerator
50
trein, de
train
51
tussen
between
51
vanmiddag
this afternoon
52
zoet
sweet
52
vegetariër, de
vegetarian
53
allerlei
all kinds of
54
boter, de
butter
54
gezond
healthy
54
fles, de
bottle
55
groot
large
55
klaar
ready
55
langs
along/past
55
meenemen
to take along
56
moeten
must/have to
56
niks
nothing
57
nodig
necessary
57
over
over/about
58
pak, het
suit/package
59
soep, de
soup
59
staan
to stand
60
straks
soon/later
61
toetje, het
dessert
62
ui, de
onion
62
wijn, de
wine
62
water, het
water
62
vinden
to find
63
yoghurt, de
yogurt
63
zout, het
salt
