1-107 Flashcards
(107 cards)
1
Q
beneficium
A
i
o
de weldaad
2
Q
donum
A
i
o
het geschenk
3
Q
facies
A
iei
v
het gezicht
4
Q
unda
A
ae
v
de golf
5
Q
cohors
A
cohortis
v
de cohorte
6
Q
acies
A
iei
v
de slagorde
7
Q
singuli
A
ae, a
elk één
afzonderlijk
8
Q
rex
A
regis
m
de koning
9
Q
porta
A
ae
v
de poort
10
Q
domus
A
domus
v
het huis
11
Q
certamen
A
certaminis
o
de wedstrijd
12
Q
aqua
A
ae
v
het water
13
Q
navis
A
navis
v
het schip
14
Q
auctoritas
A
tis
v
het gezag
15
Q
turris
A
turris
v
de toren
16
Q
clamor
A
clamoris
m
het geroep
17
Q
officium
A
i
o
de taak
de verplichting
18
Q
caedes
A
caedis
v
de moord
de slachting
19
Q
facilis
A
is, e, is
makkelijk
20
Q
vir
A
viri
m
de man
21
Q
auctor
A
auctoris
m
de dader
initiatiefnemer
22
Q
sermo
A
sermonis
m
het gesprek
het taalgebruik
23
Q
tempus
A
temporis
o
de tijd
het moment
24
Q
auris
A
auris
v
het oor
25
varius
a,um
afwisselend
26
laetus
a um
vrolijk
27
ager
agri
m
het veld
28
hiems
hiemis
v
de winter
29
sententia
ae
v
de mening
de uitspraak
30
negotium
i
o
de bezigheid
de opdracht
31
durus
a um
hard
32
ripa
ae
v
de oever
33
mora
morae
v
het getreuzel
de vertraging
34
verbum
i
o
het woord
35
creber
a um
talrijk
36
sidus
sideris
o
de ster
het sterrebeeld
37
metus
metus
m
de vrees
38
tutus
a um
veilig
39
nullus
a um ius
geen
40
civis
civis
m
de burger
41
praefectus
i
m
de bevelhebber
42
fortis
is e is
sterk
dapper
43
studium
i
o
de studie
sympathie
ijver
44
exemplum
i
o
het voorbeeld
45
alienus
a um
vreemd
van een ander
46
carmen
carminis
o
het lied
het gezicht
47
divus
a um
goddelijk
48
tectum
i
o
het dak
het huis
49
ordo
ordinis
m
de orde
de stand
50
aestus
us
m
de hitte
de branding
51
dolor
doloris
m
de pijn
52
currus
currus
m
de renwagen
53
mare
maris
o
de zee
54
corpus
corporis
o
het lichaam
55
ventus
venti
m
de wind
56
signum
i
o
het teken
57
honestus
a um
geëerd, hoogstaand
58
litus
litoris, o
de kust
59
sanguis
sanguinis
m
het bloed
60
miser
a um
ongelukkig
61
fama
ae
v
het gerucht
de reputatie
62
vis
geen gen
v
de kracht
het geweld
63
dies
diei
m/v
de dag
64
provincia
ae
v
de provincie
65
natio
nationis
v
de volksstam
66
ingenium
i
o
het verstand
het talent
het karakter
67
custos
custodis
m
de bewaker
68
senex
senis
m
de oude man
69
comes
comitis
m
de kameraad
70
finis
finis
m
de grens het einde het doel
71
omnis
is, e, is
geheel, elk, alle (mv)
72
latus
a um
breed
uitgestrekt
73
causa
ae
v
de oorzaak
de reden
het proces
74
gravis
is, e, is
zwaar ernstig
75
oppidum
i
o
de stad
76
umbra
ae
v
de schaduw
de schim
77
oculus
oculi
m
het oog
78
recens
ns, ns, tis
recent
fris
79
condicio
nis
v
de voorwaarde
de toestand
80
filius
i
m
de zoon
81
patrius
a ium
(voor)vaderlijk
82
fuga
ae
v
de vlucht
83
libertus
i
m
de vrijgelatene
84
rarus
a um
zeldzaam
verspreid
85
littera
ae
v
de letter
86
brevis
is, e, is
kort
87
malus
a um
slecht
88
suus
a um
zijn, haar, hun
89
supplicium
i
o
de foltering
de doodstraf
90
locus
i
m
de plaats
de gelegenheid
91
homo
hominis
m
de mens
92
munus
muneris
o
de taak
het geschenk
93
turpis
is, e, is
lelijk
schandelijk
94
gloria
ae
v
de roem
95
notus
a um
bekend
96
plerique
ae, a
de meeste
97
silentium
i
o
de stilte
98
pecus
pecoris
o
het vee
99
tergum
i
o
de rug
100
somnus
i
m
de slaap
101
sedes
sedis
v
de zitplaats, de verblijfplaats
102
gens
gentis
v
het geslacht
de volksstam
102
consilium
i
o
het overleg
de raad
het plan
103
fatum
i
o
het lot
104
iniuria
ae
v
het onrecht
105
dulcis
is, e, is
zoet, lief
106
alter
altera alterum ius
de ander(e)
