108-213 Flashcards
(106 cards)
dux
ducis
m
de leider
pugna
pugnae
v
het gevecht
alius
alia, aliud; alterius
een ander(e)
vacuus +
+ abl
a, um
leeg
vrij van
invidia
ae
v
de jaloezie
de haat
decus
decoris
m
de eer
het sieraad
servus
i
m
de slaaf
via
ae
v
de weg
barbarus
a um
vreemd
onbeschaafd
preces
precum
v mv
de smeekbeden
opus
operis
o
het werk
pax
pacis
v
de vrede
communis +
+ dat
communis, commune, communis
gemeenschappelijk aan
nonnulli
nonnullae, a
enkele
par + dat
par, par, paris
gelijk aan
opgewassen tegen
ingens
ingens, ingens, ingentis
reusachtig
victor
victoris
m
de overwinnaar
iustus
a um
rechtvaardig
fortuna
ae
v
het lot, de toestand
imperium
i
o
het rijk
de heerschappij
het opperbevel
socius
i
m
de bondgenoot
de deelgenoot
terra
ae
v
de aarde
het land
vetus
vetus, vetus, veteris
oud
moenia
ium
o mv
de stadsmuren