214-319 Flashcards
(106 cards)
1
Q
mater
A
matris
v
de moeder
2
Q
reus
A
rea, reum
aangeklaagd
3
Q
passus
A
passus
m
de pas
4
Q
puer
A
pueri
m
de jongen
5
Q
iuvenis
A
iuvenis
m
de jongeman
6
Q
tot
A
(onverbb adj)
zoveel
7
Q
pes
A
pedis
m
de voet
8
Q
posterus
A
a, um
volgend
9
Q
murus
A
muri
m
de muur
10
Q
pons
A
pontis
m
de brug
11
Q
silva
A
ae
v
het bos
12
Q
flamma
A
ae
v
de vlam
13
Q
voluntas
A
voluntatis
v
de wil
14
Q
inopia
A
ae
v
het gebrek
de armoede
15
Q
ullus
A
a, um ,ullius
enig
ook maar één
16
Q
dominus
A
i
m
de meester
17
Q
noster
A
nostra, nostrum
onze
ons
18
Q
similis +
A
+dat
similis, e, is
gelijk aan
gelijkend op
19
Q
lacrima
A
ae
v
de traan
20
Q
villa
A
ae
v
de villa
21
Q
ferrum
A
i
o
het ijzer
het zwaard
22
Q
impedimentum
A
i
o
de hindernis
23
Q
frater
A
fratris
m
de broer
24
Q
numen
A
numinis
o
de goddelijke macht
25
saxum
i
o
het rotsblok
26
pulcher
pulchra, um
mooi
27
equitatus
us
m
de ruiterij
28
bellum
i
o
de oorlog
29
ignis
ignis
m
het vuur
30
ara
ae
v
het altaar
31
iter
itineris
o
de weg
de tocht
32
clarus
a, um
helder
beroemd
33
crimen
criminis
o
de aanklacht
de misdaad
34
memoria
ae
v
de herinnering
het geheugen
35
certus
certa, certum
zeker
36
imago
imaginis
v
het beeld
37
tuus
a, um
jouw
je
38
forma
ae
v
de vorm
de schoonheid
39
flumen
fluminis
o
de rivier
40
uterque
utraque, utrumque, utriusque
elk van beide
41
lex
legis
m/v
de wet
42
ius
iuris
o
het recht
43
mons
montis
m
de berg
44
portus
portus
m
de haven
45
numerus
i
m
het getal
het aantal
46
centurio
centurionis
m
de centurio
47
coniunx
coniugis
m/v
de echtgenoot/note
48
praemium
i
o
de beloning
49
patria
ae
v
het vaderland
50
princeps
principis
m
de voornaamste
de keizer
51
apertus
a, um
open
52
palus
paludis
v
het moeras
53
amnis
amnis
m
de rivier
54
caelum
i
o
de hemel
55
templum
i
o
de tempel
56
totus
a, um ,ius
geheel
57
ira
ae
v
de woede
58
aequus
a, um
gelijk
eerlijk
59
oratio
nis
v
de redevoering
60
vulnus
vulneris
o
de wonde
61
miles
militis
m
de soldaat
62
vester
vestra, vestrum
jullie
63
aurum
i
o
het goud
64
puella
ae
v
het meisje
65
odium
i
o
de haat
66
potens
-,-, potentis
machtig
67
Romanus
a, um
Romeins
68
egregius
a, um
buitengewoon
69
cursus
cursus
m
de loop
de koers
70
bonus
a, um
goed
71
senatus
us
m
de senaat
72
spes
spei
v
de hoop
73
antiquus
a, um
oud
74
exercitus
us
m
het leger
75
usus
usus
m
het gebruik
de ervaring
het nut
76
familia
ae
v
het gezin
het personeel
77
cornu
cornus
o
de hoorn
de legerflank
78
incolumis
is, e, is
ongedeerd
79
amicus
i
m
de vriend
80
diversus
a, um
verschillend
afzonderlijk
81
medius
a, ium
middelste, het midden van
82
inimicus
a, um
vijandig
83
iudicium
i
o
het oordeel
het proces
84
dignus +
+ abl
waardig
passend
waard
85
maiores
maiorum
m mv
de voorouders
86
nuntius
i
m
de bode
het bericht
87
deus
dei
m
de god
88
fides
ei
v
de trouw
het vertrouwen
89
magistratus
us
m
het ambt
het magistraat
90
vita
ae
v
het leven
91
res publica
rei publicae
v
de staat
de politiek
92
sol
solis
m
de zon
93
auxilium
i
o
de hulp
94
vitium
i
o
de ondeugd
het gebrek
95
praesens
-,-, praesentis
aanwezig
96
facultas
facultatis
v
de mogelijkheid
97
insula
ae
v
het eiland
98
vox
vocis
v
de stem
het woord
99
nomen
nominis
o
de naam
100
vinculum
i
o
de band
de boei
101
parentes
um
m mv
de ouders
102
castra
castrorum
o mv
het kamp
103
vultus
us
m
het gezicht
104
nox
nocis
v
de nacht
105
gratus
a, um
dankbaar
aangenaam
106
legio
legionis
v
het legioen
