6. Evolutieleer Flashcards

1
Q

▌Charles Robert Darwin (1809-1882)

A

Hij had oog voor het functionele, aangepaste gedrag van dieren, wat een belangrijk inzicht werd in zijn evolutietheorie en ook van waarde bleek bij de ontwikkeling van een psychologie die was afgestemd op het aanpassingsgedrag van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf in grote lijnen het leven van Charles Darwin voordat hij als natuuronderzoeker inscheepte op de HMS Beagle. Maak daarbij duidelijk hoe toevallige omstandigheden de jonge Darwin tot natuuronderzoeker maakten.

A

Als kind uit een welgestelde familie was Charles Darwin geen ijverige leerling op school, als student bepaald geen studiebol. Hij besteedde zijn tijd liever aan zwerftochten door de natuur waar hij (vaak samen met vrienden) alles aan planten en dieren verzamelde wat maar mogelijk was. Dat was zijn echte passie.
Zijn academische loopbaan wilde niet echt vlotten. Hij brak een studie medicijnen in Edinburgh af, maar leerde er wel de vaardigheid van de taxidermie – het prepareren en opzetten van dode dieren – die hem later van pas zou komen. Vervolgens begon hij in Cambridge aan een opleiding om geestelijke te worden, met het vooruitzicht dat hij in een eigen parochie genoeg tijd over zou hebben voor zijn liefhebberij.

Zijn enthousiasme voor de natuur werd tijdens zijn studie steeds serieuzer, en trok de aandacht van twee professoren in de botanie en de geologie, Henslow en Sedgwick, die hem stimuleerden en met wie hij op veldonderzoek mocht.

Enkele maanden nadat Darwin in 1831 zijn bacheloropleiding had afgerond, droeg Henslow hem voor om in zijn plaats mee te gaan als natuuronderzoeker met een expeditie van twee jaar met de HMS Beagle. Dat stuitte aanvankelijk op weerstand van Darwin senior die de reis van zijn zoon moest betalen en vreesde dat deze onderneming Charles’ toekomst als geestelijke zou verstoren. Door tussenkomst van de invloedrijke oom Josiah Wedgwood ging Darwin senior overstag en kon de 22-jarige Charles beginnen aan de expeditie die bepalend zou zijn voor zijn leven en zijn wetenschappelijke ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

John Stevens Henslow (1796-1861)

en Adam Sedgwick

A

hoogleraren botanie en geologie
Hoewel goede docenten, waren hun wetenschappelijke inzichten gekleurd door kerkelijk conservatisme en stelden zij zich op tegen evolutionaire ideeën. Dankzij Henslow kreeg Darwin zijn aanstelling op de Beagle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De reis van de Beagle

A
  • Darwin ving duizenden zeedieren die hij onderzocht en classificeerde
  • verdiepte zich in geologie, geografie en biologie
  • tocht duurde 5 jaar
  • oost-westkust zuid amerika - galapsoeilanden - tahiti - nieuw zeeland - australie - kaap de goede hoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Charles Lyell (1797-1875)

A

Engelse geoloog, Darwin las op de Beagle over hem
- Lyell schuilde zich achter de controversiële theorie van het ▌uniformitarisme stelde. Volgens deze theorie is het uiterlijk van de aarde gevormd door geleidelijke processen die zich over lange tijdsperioden uitstrekken.
Henslow en Sedgwick geen geloof in Lyell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
James Ussher (1581-1656)
catastrofisme:
A

stelt dat geologische kenmerken het resultaat zijn van plotselinge en omvangrijke natuurrampen. Deze theorie sloot aan bij de letterlijke interpretatie van de Bijbel,
met de zondvloed als grootste natuurramp, en kwam overeen met de toen heersende gedachte dat de aarde ongeveer 6000 jaar oud was.
Lyell was tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was relevant voor het debat tussen uniformitarisme en catastrofisme

A

Vondst van Darwin van fossiele resten van verscheidene grote uitgestorven dieren in
gelaagde rotsen in Argentinië. Dit leverde hem veel wetenschappelijke erkenning op. omdat
de vraag rees hoe en wanneer ze in de rotsen terechtgekomen waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 gedachtegangen vormden bij Darwin tijdens onderzoek”:

A
  • wat zijn de mogelijke functies van de dierkenmerken

- hoe komt de geografische spreiding van soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
William Paley (1743-1805)
ontwerpargument
A

stelde dat de organen van diverse soorten zo perfect gemaakt en aangepast zijn,
dat ze moeten zijn ontworpen door een machtige en verstandige schepper. Volgens het traditionele standpunt was elke soort in een keer geschapen als een compleet en onveranderlijk wezen. De aanhangers van deze visie vonden steun in het eerste hoofdstuk van Genesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829)

A

Franse zoöloog
stelde dat soorten zich ontwikkelen en veranderen door overerving van fysieke eigenschappen die voortkomen uit het vrijwillig gebruiken of niet gebruiken van bepaalde lichaamsdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Thomas Malthus (1766-1834)

A

geloofde dat de meeste mensen gedoemd zijn in armoede te leven, omdat hun vermogen tot populatiegroei veel groter is dan hun vermogen de voedselproductie te laten stijgen. Darwin werd
gegrepen door het idee van een natuurlijke controle op populatiegroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

natuurlijke selectie

A

De natuur selecteert voortdurend de
individuen die het best geschikt zijn om te overleven en zich voort te planten.
van de talloze individuen die worden verwekt, maar een deel overleeft en zich kan voortplanten. Degenen die overleven zijn zij die het best aangepast zijn aan de ontberingen van hun omgeving. Als die aangepaste kenmerken erfelijk zijn, zal het nageslacht die meestal ook hebben en daardoor in staat zijn te overleven en zich voort te planten. Hiermee had Darwin een mechanisme voor de evolutie van soorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Darwin ging misschien wat onverwacht maar niet onvoorbereid op reis en deed veel waarnemingen in de vijf jaar dat hij onderweg was. Ook nam hij een diverse boeken mee, waaronder het net verschenen geologisch werk van Charles Lyell. Welke nieuwe theorie werd in dit werk van Lyell ontvouwd?

A

In The Principles of Geology betoogde Lyell dat het uiterlijk van de aarde was gevormd door geleidelijke geologische processen volgens uniforme natuurwetten. Die processen (zoals stijging, daling en erosie van het aardoppervlak) moesten eerder miljoenen jaren dan duizenden jaren hebben geduurd. Deze theorie van het uniformitarisme was een breuk met de dominante leer van het catastrofisme dat veronderstelde dat de aarde in de ruim zesduizend jaar sinds de schepping haar uiterlijk had gekregen door allesverwoestende catastrofen en dat uitgestorven dieren daar het slachtoffer van waren geworden. Die leer was meer in overeenstemming met de Bijbel, waarin de zondvloed als goed voorbeeld van een catastrofe werd gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem enkele geologische en biologische waarnemingen van Darwin tijdens de expeditie met de Beagle, die de theorie van Lyell bevestigden en later bijdroegen aan de evolutieleer.

A

Darwin deed een groot aantal geologische waarnemingen die de theorie van Lyell ondersteunden. Zo zag hij op hooggelegen plaatsen in de Andes rotsformaties met resten van zeeschelpen en was hij getuige van een aardbeving in Chili waarbij bodemlagen aan de kust een meter hoger kwamen te liggen. Dat kon duiden op een geleidelijke stijging van aardlagen. Hij onderzocht atollen (ringvormige koraaleilanden), concludeerde dat die waren ontstaan als gevolg van langzaam in zee wegzakkende vulkanen en bracht dit in verband met onderzees vulkanisme en het langzaam stijgen en dalen van de zeebodem.

Ook deed hij veel biologische waarnemingen die konden duiden op geleidelijke veranderingen. Hij vond fossiele overblijfselen van uitgestorven diersoorten die verwant waren aan nog levende soorten maar daarvan wel flink verschilden, bijvoorbeeld in formaat. Hij zag dat dezelfde dieren- en plantensoorten aan weerszijden van het Andesgebergte op bepaalde punten duidelijk van elkaar verschilden. Zulke verschillen zag hij ook bij vinken (snavelvorm) en schildpadden van dezelfde soort op verschillende eilanden van de Galapagosarchipel. Dat kon erop wijzen dat dieren (en andere levensvormen) zich over lange tijd voortdurend aan hun omgeving aanpassen.

Darwin verzamelde duizenden exemplaren van fossielen, gesteenten, levende en dode dieren en planten en beschreef alles nauwkeurig. Hij liet alle vondsten tijdens zijn reis naar Engeland sturen, voorzien van zijn commentaar. Zijn ervaring met taxidermie kwam hem van pas bij het prepareren van dode dieren. In Engeland werden zijn vondsten en bevindingen warm ontvangen, en bij zijn terugkeer in 1836 bleek hij een beroemdheid in wetenschappelijke kringen te zijn geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef in enkele zinnen weer wat het belangrijkste principe is van Darwins evolutieleer. Welke theorie gaf Darwin het laatste zetje om tot dat principe te komen?

A

Het principe van de evolutieleer is dat alle levensvormen zich uit één oervorm verschillend hebben ontwikkeld door het mechanisme van natuurlijke selectie.

Natuurlijke selectie houdt in dat de individuen van een soort die de beste eigenschappen hebben om zich aan te passen aan de natuurlijke omstandigheden de grootste kans hebben om te overleven en zich zullen voortplanten, waarbij die beste eigenschappen worden overgedragen op de volgende generaties en de soort geleidelijk verandert. Er kunnen zo nieuwe varianten ontstaan en oude soorten verdwijnen.

Darwin kende het mechanisme van kunstmatige selectie door het werk van plantentelers en dierenfokkers die door herhaaldelijk kweken (bij planten) en fokken (bij dieren) exemplaren met de gewenste eigenschappen voortbrengen. Hij vermoedde dat zo’n mechanisme ook in de natuur werkzaam moest zijn maar wist vooralsnog niet hoe. Zijn kennismaking met het werk van Thomas Malthus bracht hem op het idee van natuurlijke selectie. Volgens de economische theorie van Malthus kon de toename van beschikbaar voedsel geen gelijke tred houden met de toename van het aantal mensen, met overbevolking, schrijnende armoede en hoge sterfte onder grote groepen tot gevolg. Voor Malthus en zijn aanhangers reden om te pleiten voor geboortebeperking, voor Darwin een eye-opener die hem op het idee bracht dat de natuur zelf haar grenzen stelde en dat alleen de best aangepaste levensvormen zouden overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alfred Russel Wallace(1823-1913).

A

was op dezelfde theorie uitgekomen als Darwin

17
Q

Waarom duurde het zo lang voordat Darwin met zijn theorie naar buiten kwam? En waarom moest hij uiteindelijk nog in vrij korte tijd zijn boek afmaken?

A

Darwin had in grote lijnen zijn theorie al af in 1844 en daarvan een ongepubliceerde samenvatting gemaakt. Maar hij wilde meer dan voldoende bewijsmateriaal bij elkaar hebben en zijn bevindingen en opvattingen nauwkeurig beschrijven. Een belangrijke reden daarvoor was zijn (terechte) vermoeden dat zijn evolutieleer op weerstand zou stuiten uit conservatieve en religieuze kringen, een dominante factor in de samenleving van die tijd.

Maar Darwin was niet de enige die op het spoor was van een evolutietheorie. Een paper van Alfred Russel Wallace, die hem in het voorjaar van 1858 voor commentaar was toegestuurd, leek een tamelijk nauwkeurige samenvatting van de theorie waar Darwin zelf aan werkte. Wallace had zijn theorie onafhankelijk van Darwin ontwikkeld. Dat spoorde de geschrokken Darwin aan tot het prijsgeven van zijn eigen samenvatting uit 1844. Die werd vervolgens netjes samen met die van Wallace in wetenschappelijke kring gepresenteerd, maar dit kreeg niet heel veel aandacht. Intussen werkte Darwin koortsachtig door aan On the Origin of Species. Die verscheen eind 1859 in een aanzienlijke kortere versie dan aanvankelijk de bedoeling was (490 pagina’s in plaats van de beoogde 3000 pagina’s).

18
Q

Toen het boek van Darwin eindelijk uitkwam, sloeg het in als een bom. Zijn evolutieleer werd niet door iedereen met gejuich ontvangen. Beschrijf de discussie die ontstond na de publicatie van On the Origin of Species, en leg uit wie in die discussie een van de belangrijkste pleitbezorgers van Darwin werd.

A

On the Origin of Species bracht opschudding teweeg, niet alleen in wetenschappelijke kringen. Het werk werd snel het middelpunt van een publiek debat waar voor- en tegenstanders elkaar verbaal te lijf gingen. Hoewel het werk van Darwin vooral ging over de evolutie van planten en dieren, spitste de discussie zich vrijwel meteen toe op de vraag of de mens een speciale creatie van God was of ‘van de apen afstamde’. Darwin had in zijn werk betoogd dat alle levensvormen zich langs verschillende wegen moesten hebben ontwikkeld vanuit een en dezelfde oervorm, daarmee (ook) implicerend dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders moesten hebben.

Darwin zelf was te schuchter om zich in het vurige debat te mengen, maar hij kreeg een bekwame verdediger in de persoon van Thomas Huxley, als bioloog gespecialiseerd in primaten. Huxley was briljant in het debatteren en in het helder uitleggen van wetenschappelijke bevindingen. In een beroemd debat in 1860 met Samuel Wilberforce, de welsprekende bisschop van Oxford, maakte Huxley korte metten met de kritiek vanuit de kerkelijke hoek. Het debat droeg er sterk aan bij dat de theorie van Darwin in wetenschappelijke kringen vrij snel werd geaccepteerd, en het bezorgde Huxley de bijnaam ‘Darwins bulldog’.

19
Q

In wetenschappelijke kringen was het pleit vrij snel beslecht in het voordeel van Darwin, die een overweldigende hoeveelheid gegevens aanreikte. Praktisch bewijs zou niet lang op zich laten wachten. Noem enkele ontdekkingen die al kort na 1859 de evolutieleer van Darwin ondersteunden.

A

In Beieren werden in 1861 fossielen gevonden van de archeopteryx, de miljoenen jaren geleden uitgestorven ‘oervogel’ met zowel veren als duidelijke kenmerken van een reptiel. Dat bevestigde de speculatie van Darwin dat vogels mogelijk van reptielen afstammen.

In Afrika werden in hetzelfde jaar schedels en lichamen van dode gorilla’s gevonden. Deze soort was kort daarvoor nog onbekend voor de westerse wetenschap. De gorilla bleek heel wat lichamelijke kenmerken te hebben die exclusief aan de mens werden toegeschreven. Ook die vondst ondersteunde de theorie van Darwin.

20
Q

Leg uit waarom de evolutieleer in bepaalde kringen altijd omstreden is geweest, en dat nog altijd is. Welk argument staat daarbij al sinds aanvang van de discussie centraal?

A

De evolutietheorie is al sinds 1859 omstreden in met name christelijke kringen omdat deze onverenigbaar is met het Bijbelse scheppingsverhaal. Dat scheppingsverhaal vertelt dat God alles wat bestaat in zes dagen volgens een plan heeft geschapen en dat die schepping daarna onveranderd is gebleven. In dit verhaal is de mens de kroon op de schepping, gemaakt naar Gods beeld. Het centrale argument daarbij is het ontwerp-argument (argument of design), dat stelt dat de complexiteit in de natuur het bewijs is voor de aanwezigheid van een intelligente ontwerper, omdat natuurlijke krachten al die organismen nooit zo complex zouden kunnen voortbrengen. Die intelligente ontwerper is, volgens deze opvatting, God.

Ook nu nog wordt dit argument gebruikt door zogeheten creationisten die menen dat evolutietheorie net zo min wetenschappelijk is als het scheppingsverhaal; dat het iets is waarvan je kunt kiezen om erin te geloven of niet. Overigens zijn er tegenwoordig wel varianten van deze opvatting, waarin de evolutie gezien wordt als het werk van God, en de schepping dus bijvoorbeeld geen zes dagen maar miljoenen jaren heeft geduurd. De overtuiging dat er een schepper is die dat alles bestiert, blijft daarbij echter overeind.

21
Q

The Descent of Man

Darwin

A
  • overwinnen van aarzeling om de meest controversiële implicaties van zijn theorie
  • stelde expliciet en open dat mensen afstammen van dierlijke voorouders
  • homosapiens
  • probeerde hij aan te tonen dat er geen fundamenteel verschil is tussen de mens en
    hogere zoogdieren wat betreft hun mentale vermogens. Hij wees op gevallen waarin dieren
    ‘hogere’ eigenschappen vertonen, en duidelijk blijk geven van geheugen, aandacht, nieuwsgierigheid en voorstellingsvermogen
  • beweerde ook dat dieren de beginselen van de
    rede vertonen, het enige vermogen dat Descartes exclusief reserveerde voor de mens. Dieren
    leren bijvoorbeeld van ervaring en communiceren met elkaar. Darwin zag het verschil tussen
    mens en dier als gradueel, niet als wezenlijk
22
Q

Welke meningsverschillen waren er in het Victoriaanse tijdperk over ras en oorzaken over etnische verschillen?

A
  • Aanhanger polygenese: stelde dat niet-Europese primitieve volken een geheel ander soort vormden
  • Aanhangers monogenese: geloofden in gemeenschappelijke afstamming en verwantschap van alle menselijke groepen, hoewel ze er uiteenlopende theorieën over de onderlinge verschillen op na hielden.
  • -> Darwin bij monogenetische standpunt
23
Q

Descent of Man en verschil tussen man en vrouw:

A

Darwin veronderstelde een variant op natuurlijke selectie, die hij ▌seksuele selectie noemde. Het ging om de geleidelijke selectie en evolutie van kenmerken
die gunstig zijn voor voortplantingsresultaten. Om hun genetisch materiaal door te geven
moeten individuen niet alleen overleven, maar ook paren en zich voortplanten. Darwin stelde
dat mannetjes en vrouwtjes binnen een soort een voorkeur ontwikkelen voor specifieke eigenschappen en op basis daarvan een partner selecteren. Hierdoor ontwikkelt zich een druk richting een specifiek soort aantrekkelijkheid. Darwin geloofde dat seksuele selectie ook van invloed was geweest op de menselijke evolutie, wat leidde tot kenmerkende mentale en fysieke verschillen tussen de geslachten.

24
Q

Victoriaanse gedachte van ▌complementariteit van de geslachten:

A

de wijdverbreide overtuiging dat mannen en vrouwen zich ontwikkeld hebben tot verschillende, elkaar aanvullende persoonlijkheden. Zoals de meeste van zijn tijdgenoten nam Darwin aan dat mannen
intellectueel superieur zijn. Hij beweerde ook dat mannen meer dan vrouwen zijn veranderd
door evolutie en meer variabiliteit kennen.
Dus Darwin steunde wel de Victoriaanse gedachte hierin

25
Q

variatiehypothese

A

het verschil in grootte bij mannen groter dan bij vrouwen. Anderen pasten dit ook toe op intelligentie.

26
Q

The Expression of the Emotions in Man and Animal

A

stelde Darwin dat menselijke emotionele uitdrukkingen geërfde en geëvolueerde kenmerken zijn, die gezien kunnen worden als gevolgen van reacties met aanpassings- of overlevingswaarde.
- Darwin meende dat andere emotionele uitdrukkingen neveneffecten zijn van de activering
van het zenuwstelsel die samengaat met emotionele opwinding. Een overschot aan opwinding
zou dan ‘overlopen’ in het lichaam en zorgen voor bijvoorbeeld trillingen of grimassen.
- s dat mensen vele overblijfselen van een
dierlijke natuur bezitten. Mensen worden niet altijd geleid door ratio, en laten vaak tekenen
van een dierlijke afstamming zien
- menselijke emotionele uitdrukkingen grotendeels gelijk zijn tussen alle bekende menselijke groepen. Hij stelde dat die overeenkomst wijst op een gemeenschappelijke afstamming van een voormenselijke voorouder

27
Q

‘A Biographical Sketch of an Infant’

Darwin

A
  • mijlpaal in de geschiedenis van de kinderpsychologie
  • waarneming van talloze reflexen
  • de rol die reflexen, gewoonten, emoties en andere gevoelens spelen bij het aanpassen aan de
    omgeving
  • ‘ontogenese is een herhaling van fylogenese’: individuele ontwikkeling ruwweg
    volgens hetzelfde patroon verloopt als de voorafgaande evolutie van de soort waartoe iets of
    iemand behoort
28
Q

Beschrijf op hoofdlijnen de werken van Darwin en leg uit waarom ze relevant zijn voor de psychologie.

A

In The Descent of Man overwon Darwin zijn aarzeling om het meest precaire punt van zijn evolutietheorie uit te werken. In dit werk maakt hij expliciet duidelijk dat de mens afstamt van dierlijke voorouders. Hij deed dat door de vele en grote overeenkomsten tussen mensen en andere dieren te bespreken, zowel waar het gaat om lichamelijke kenmerken als waar het mentale eigenschappen betreft. Voor Darwin is het verschil tussen mensen en (andere) dieren een kwestie van gradatie. In dit werk bekijkt Darwin ook de ras- en genderverschillen vanuit evolutionair perspectief.

The Expressions of the Emotions is een boek waarin Darwin de uiting van emoties verder uitwerkt door het gedrag van dieren te vergelijken met dat van mensen. Hij stelt dat menselijke uitingen van emotie zich over vele generaties hebben ontwikkeld als eigenschappen om te overleven door optimale aanpassingen aan (veranderende) omstandigheden. Er zijn verschillen tussen mensen en dieren in de uiting van emoties, maar die zijn vooral gradueel. Tussen verschillende groepen mensen ziet Darwin geen verschillen.

Darwin bestudeerde, niet als eerste vader, de ontwikkeling van zijn kinderen. Vanaf 1839 had hij een logboek bijgehouden over de (met name talige) ontwikkeling van zijn oudste zoon William in de eerste jaren van diens leven. In 1877 publiceerde hij daarover in het tijdschrift Mind het korte artikel A Biographical Sketch of an Infant, dat geldt als een mijlpaal in de geschiedenis van de kinderpsychologie. Darwin oppert in dit artikel dat de ontwikkeling van het kind (inclusief embryonaal stadium) een versnelde versie lijkt van de ontwikkeling van de mens uit eenvoudige levensvormen, een idee dat later bekend werd als ‘de ontogenese is een herhaling van de fylogenese’.

29
Q

Darwin had uitgesproken ideeën over menselijke rassen, met name in The Descent of Man heeft hij die uitgebreid beschreven. Beschrijf wat Darwin zegt over ras en plaats deze opvattingen in de context van de cultuur en de tijd waarin Darwin leefde.

A

Darwin stelde in The Descent of Man dat alle mensen biologisch gezien volkomen hetzelfde zijn, ook al verschillen groepen mensen duidelijk van uiterlijk. Hij nam daarmee stevig stelling tegen de aanhangers van de polygenese, de opvatting dat niet-Europese ‘wilde’ volkeren geen echte mensen waren maar tot een andere (mindere) soort behoorden.

Darwin steunde de leer van de monogenese, die mensen ziet als een en dezelfde soort, en enkel veronderstelt dat op detail variaties tussen rassen bestaan die het gevolg zijn van aanpassing aan verschillende omstandigheden. Zo zouden verschillen in huidskleur te verklaren zijn door generatielange blootstelling aan meer of minder zonlicht, zoals Darwin opmerkte.

Deze benadering werd door anderen gebruikt om te opperen dat de Europeanen zich door het koude en harde klimaat in hun woongebieden hadden ontwikkeld tot een inventief en intellectueel superieur ras. Een opvatting die paste bij de koloniale geest van de negentiende eeuw. Darwin heeft dat nooit zelf zo geformuleerd, maar hij heeft ook niet expliciet bezwaar gemaakt tegen die interpretatie van zijn werk.

30
Q

Darwin had in The Descent of Man ook uitgesproken ideeën over sekseverschillen, die nog steeds doorklinken in de hedendaagse psychologie, en opperde daarbij een bijzondere variant van het principe van natuurlijke selectie. Wat zegt Darwin over seksuele selectie en de verschillen tussen mannen en vrouwen?

A

Seksuele selectie speelt een cruciale rol in in The Descent of Man, and Selection in Relation to Sex, zoals de volledige titel luidt. Voor het succesvolle voortbestaan van soorten is niet alleen noodzakelijk dat individuen zich zo goed mogelijk aanpassen aan de omstandigheden, maar ook dat ze nageslacht voortbrengen met de beste eigenschappen om te overleven. Daarvoor is seksuele selectie nodig: in hun beleving selecteren mannen en vrouwen hun partners op eigenschappen die ze aantrekkelijk vinden, maar in feite gaat het daarbij om eigenschappen die de kans op overleven van hun nageslacht vergroten.

Darwin stelt dat met name deze seksuele selectie ervoor heeft gezorgd dat mannen en vrouwen van elkaar zijn gaan verschillen, zowel lichamelijk als mentaal. Vrouwen verschillen volgens Darwin van nature van mannen door meer tederheid, minder egoïsme, een betere intuïtie en snellere waarneming. Dit zijn eigenschappen die nodig zijn om als moeder voor kinderen te zorgen en ze te beschermen. Mannen zijn elkaars rivalen en daarom meer gericht op competitie, ambitie en eigenbelang.

In de geest van zijn tijd veronderstelde Darwin dat mannen intellectueel en technisch superieur waren aan vrouwen. Darwin vond dat mannen een grotere verscheidenheid vertonen dan vrouwen, wat bij alle (dier)soorten het geval is. Dit wordt de variatiehypothese genoemd. Een lichamelijk voorbeeld is lengte: het verschil tussen de langste en de kortste mannen is duidelijk groter dan bij vrouwen. Hoewel Darwin niets zegt over intellectuele verschillen, is dit argument van grotere verscheidenheid door zijn navolgers gebruikt om te betogen dat vrouwen intellectueel middelmatig zijn en zeer hoge intelligentie bij mannen veel meer voorkomt (net als overigens extreem lage intelligentie).

31
Q

sociaal darwinisme

A
  • beweging die opkwam na Darwins dood
  • ook te danken aan de filosoof Herbert Spencer (1820-1903):
  • organismen, soorten, politieke systemen
    en samenlevingen allemaal de neiging te evolueren van eenvoudige tot complexe entiteiten
32
Q

filosoof Herbert Spencer (1820-1903)

A
  • schreef over het belang van een evolutionaire visie voor de psychologie
  • ‘survival of the fittest’ obv natuurlijke selectie darwin
  • ‘synthetische filosofie’: een evolutionaire grondslag te bieden aan de disciplines biologie, psychologie, sociologie en antropologie
  • geloofde dat die evolutie bijdroeg aan ‘vooruitgang’, vooral dankzij ongebreidelde concurrentie waarbij alleen de sterksten overleven en hun soort voortzetten -> sloot aan bij zienswijze laissez-faire als bij de kapitalistische sfeer in VS. Maar economische crisis liet zien dat vrij ondernemerschap beperkingen heeft
33
Q

▌George J. Romanes (1848- 1894)

vergelijkende psychologie

A
  • Darwin droeg zijn aantekeningen aan hem over, onderzoek naar diergedrag werd belangrijk omdat het in lijn staat met menselijk gedrag
  • Hij stelde dat het onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen in psychologische functies van allerlei diersoorten licht kon werpen op hun menselijke tegenhangers.
34
Q

Hoe werd de psychologie na Darwin meer functioneel en differentieel?

A

Binnen de menselijke psychologie kunnen de hersenen, de geest en het gedrag volgens Darwins theorie niet langer worden gezien als vaste, afzonderlijke entiteiten. Ze moesten worden
gezien als functionele componenten die het individu helpen om zich aan te passen aan de
omgeving, en als veranderlijke fenomenen die kunnen worden gewijzigd of vervangen in reactie op selectiedruk. Omdat evolutie optreedt door natuurlijke selectie van variaties binnen
populaties, werd de kwestie van variatie en individuele verschillen tussen mensen belangrijk.
Variatie en verschillen vormen immers de basis voor toekomstige evolutie. Na Darwin werd
de psychologie dan ook meer ‘functioneel’ en ‘differentieel’ en hield zich, met andere woorden, meer bezig met het gebruik en de adaptieve betekenis van psychologische verschijnselen
en met kwesties rond variabiliteit en verschillen tussen mensen. Darwins neef Francis Galton
legde het fundament van een nieuwe, functionele en differentiële psychologie.

35
Q

sociobiologie

A

sociaal gedrag probeert te verklaren als het resultaat van individuele maar op elkaar inwerkende
genen die zichzelf kopiëren naar volgende generaties
bijv. altruïsme = evolutionair gezien niet nuttig, daarom debat hierover

36
Q

evolutionaire psychologie

A

dat verder gaat dan de sociobiologie en alle aspecten van de moderne evolutietheorie gebruikt om empirisch toetsbare hypotheses over menselijk gedrag te ontwikkelen.
- onderstrepen dat de omgeving van de huidige mens sterk verschilt van die van de voorouders. Hieruit nagaan hoe gedrag en psychologische trekken in het verleden adaptief waren, niet zozeer hoe ze dat nu zijn
- geest is geen eenheid, meer verzameling van onafhankelijke ontwikkelde modulen, die een aanpassing vormen aan bepaalde evolutionaire druk
klunnen soms in conflict raken of adaptieve waarde verliezen

37
Q

Beschrijf het sociaal-darwinisme van Herbert Spencer en maak duidelijk waarop deze leer gebaseerd was. Waardoor werd deze leer populair in met name Groot-Brittannië en de VS en waardoor nam deze populariteit uiteindelijk sterk af?

A

Spencer bedacht de term ‘survival of the fittest’ om het mechanisme van natuurlijke selectie te typeren en Darwin nam die omschrijving – met enige tegenzin – over in een volgende druk van On the Origin of Species. Spencer breidde dit principe van survival of the fittest uit naar andere disciplines dan biologie, zoals psychologie, sociologie en antropologie. In zijn ‘synthetische filosofie’, later meer bekend als sociaal-darwinisme, betoogde hij dat natuurlijke selectie niet alleen werkt voor individuele organismen en soorten, maar dat ook politieke systemen en hele samenlevingen zich volgens dit principe hebben ontwikkeld vanuit simpele entiteiten. Spencer meende dat zo’n evolutie leidde tot grote wenselijke vooruitgang dankzij ongebreidelde concurrentie en vrij ondernemerschap.

Sociaal-darwinisme was een tijdlang vooral populair in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten omdat het uitstekend paste bij een kapitalistische visie die in die landen dominant was. Het sociaal-darwinisme boette na de crisis van de jaren dertig snel aan populariteit in. Darwin zelf had overigens al reserves bij de opvattingen van Spencer, en vond dat ‘die meer zeggen over de aard van definities dan over de wetten van de natuur’.

38
Q

Wat is de betekenis van Darwins evolutieleer voor het denken over het brein?

A

Ook het brein is voortdurend aan ontwikkelingsprocessen onderhevig. Na Darwin kunnen de hersenen, de geest en het gedrag niet meer worden beschouwd als onveranderlijke zaken die los van elkaar staan en als zodanig kunnen worden beschreven en geanalyseerd. Het zijn functionele componenten waarmee mensen zich kunnen aanpassen aan de omgeving, en die door selectiedruk kunnen veranderen of worden aangepast.

Een directe navolger van Darwin, zijn neef Francis Galton, beschouwde intelligentie als het menselijke kenmerk bij uitstek dat nog verder moest evolueren, daarbij liefst een handje geholpen door de wetenschap. We zullen in de volgende studietaak uitgebreid ingaan op het werk van Galton.

39
Q

Hoe heeft de theorie van Darwin doorgewerkt in de sociobiologie en de evolutionaire psychologie?

A

Sociobiologie is een stroming die in de jaren zeventig populair maar ook omstreden was. Een opvatting van de sociobiologie is dat sociaal gedrag, ook ogenschijnlijk altruïsme, evolutionair bepaald is. Daarbij past het idee dat mensen zichzelf opofferen om de overlevingskansen van anderen met dezelfde genen te vergroten. Door critici is sociobiologie bestempeld als biologisch determinisme.

Evolutionaire psychologie probeert verschillende aspecten van menselijk gedrag te verklaren vanuit de evolutieleer. Daarbij wordt benadrukt dat de omgeving waarin wij mensen nu leven sterk verschilt van de omgeving waarin onze verre voorouders leefden, en dat eigenschappen waardoor die voorouders overleefden niet dezelfde hoeven te zijn die voor ons overleven nodig zijn. Evolutionair psychologen veronderstellen dat het brein niet één geheel is, maar is samengesteld uit verschillende ‘modules’ die verantwoordelijk zijn voor verschillende soorten gedrag die zijn voortgekomen uit selectiedruk. Voorbeelden zijn het vermogen om taal te gebruiken, het vermijden van incest en angst voor spinnen of slangen. Tot slot benadrukt de evolutionaire psychologie dat een brede en flexibele intelligentie de belangrijkste eigenschap is om te overleven, een eigenschap die trouwens ook sterk is beïnvloed door cultuur en opvoeding.