14. Cognitieve revolutie Flashcards

1
Q

De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie begint in 1642 met Blaise Pascal. Welk apparaat vond hij uit en wat kon dat apparaat? Welke verbetering aan dat apparaat werd ongeveer dertig jaar later door Gottfried Leibniz aangebracht?

A

De rekenmachine van Blaise Pasca: Pascaline genoemd. Het was een puur mechanisch apparaat, dat op basis van een systeem met tandwieltjes kon optellen en aftrekken. Hiermee was dit het eerste apparaat dat een typisch menselijk, cognitief vermogen kon imiteren. Ongeveer dertig jaar later werd de Pascaline door Leibniz verbeterd. Hij ontwikkelde een vergelijkbare machine die niet alleen kon optellen en aftrekken, maar ook kon vermenigvuldigen en delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk motto gaf Leibniz zijn machine en welk visionair idee had hij dat daarbij aansloot?

A

Hij gaf zijn machine het motto ‘Superieur aan de mens’, en hij had een visionair idee dat daarbij aansloot. Hij stelde zich voor dat rekenmachines op een dag mensen voorbij zouden streven bij het oplossen, niet alleen van rekenkundige problemen, maar ook van problemen rond filosofische onderwerpen als logica en ethiek. Hij dacht dat het daarvoor nodig was een nieuwe, universele filosofische taal te bedenken. Die nieuwe taal zou deels gebaseerd zijn op het feit
dat veel concepten andere ‘insluiten’ in logische hiërarchieën. Andere relaties tussen concepten kunnen juist worden uitgedrukt doordat ze elkaar ‘uitsluiten’. Door te stellen dat insluiten en uitsluiten overeenkomen met optellen en aftrekken, dacht Leibniz dat mensen van allerlei achtergronden deze taal niet alleen konden gebruiken om met elkaar te redeneren, maar ook om oplossingen voor allerlei problemen te berekenen. Leibniz’ droom werd nooit werkelijkheid en na zijn dood volgde de logica een andere koers. De klassieke logica en de wiskunde werden gezien als voorbeelden van een meer algemene symbolische logica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deze verbetering van de Pascaline valt echter in het niet bij een veel belangwekkender idee van Gottfried Leibniz, dat de basis zou vormen voor de rekenmethode van alle moderne computers. Welke geniale uitvinding van Leibniz bedoelen we hier?

A

De rekenmethode van Leibniz, die uiteindelijk in al onze hedendaagse computers verwerkt zou worden, is het binaire systeem. Dit systeem waarbij uitsluitend eentjes en nulletjes gebruikt worden, en elke positie in een cijferreeks dus alleen maar ‘aan’ of ‘uit’ kan staan, zoals ook een lamp alleen maar ‘aan’ of ‘uit’ staat, werd door Leibniz waarschijnlijk min of meer bij toeval uitgewerkt. Hij zag er de verstrekkende gevolgen niet van, of werkte die in elk geval niet uit.

Hij combineerde dit idee van binaire getallen in elk geval niet met zijn mechanische calculator. Toch had hij met deze twee vondsten precies de basisprincipes in handen die het fundament werden van de moderne computer: een mechanisch apparaat dat menselijke, cognitieve processen kon nabootsen en een rekenmethode die het mogelijk zou maken om, na de uitvinding van de elektriciteit, de werking van dat mechaniek om te zetten naar een elektrisch apparaat waarin het ‘aan’ of ‘uit’ staan van stroom de taak van het mechaniek zou kunnen overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een volgende stap in de ontwikkeling van de huidige computer vinden we in de ‘difference machine’ en de ‘analytical machine’ van Charles Babbage.
Beschrijf beide machines en leg uit wat zij toevoegden aan de ontwikkeling van de moderne computer

A

De eerste machine die Babbage bedacht was de ‘difference machine’: een veel complexere variant van de eerdere mechanische rekenmachine die een veelvoud van logische bewerkingen kon uitvoeren op cijfers. De overheid investeerde een hoop geld om het apparaat daadwerkelijk te laten bouwen, maar het ontwikkeltraject werd een totale mislukking. Behalve een aantal kleine prototypen werd de ‘difference machine’ dus nooit gebouwd.

Na deze teleurstelling bedacht Babbage gelukkig een nog veel beter apparaat dat hij de ‘analytical machine’ noemde. Deze machine zou een soort universele probleemoplosser moeten worden die op basis van verschillende ponskaarten een rekenmechaniek kon instrueren over welke berekeningen uitgevoerd moest worden. Deze ‘analytical machine’ was daarmee op papier het eerste programmeerbare rekenapparaat. Belangrijker is echter dat Babbage voor deze machine een ontwerp bedacht dat een blauwdruk was voor de toekomst. Het apparaat bevatte vijf basiscomponenten, te weten:

  1. een inputsysteem waarlangs het apparaat informatie kon ontvangen
  2. de ‘mill’ waardoor de berekeningen werden uitgevoerd
  3. een controlesysteem dat programmeerde welke berekeningen uitgevoerd moesten worden
  4. een geheugenbank voor de opslag van tussentijdse resultaten
  5. een outputsysteem waarlangs de resultaten van de berekening werden uitgegeven. Zonder het te weten legde Babbage halverwege de negentiende eeuw met dit idee de centrale architectuur van onze computer vast: input, processor, programmatuur, geheugen en output
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ada Lovelace (1815-1852)

A
  • intellectuele vriendschap met Babbage
  • correspondeerden regelmatig over wiskundige kwesties en over zijn plannen voor een analytical machine. Een verslag van een lezing die Babbage over zijn machine gaf, werd door Lovelace van voetnoten voorzien. Dit document is een klassieker geworden, en het eerste systematische werk over de aard en mogelijkheden van een programmeerbare computer. Lovelace voorspelde dat de toepassing van een rekenmachine ooit verder zou gaan dan het domein van de wiskunde. Maar hoewel ze de veelzijdigheid van de machine inzag, had ze ook
    oog voor een duidelijke beperking, namelijk dat die nooit zelf iets zou voortbrengen. Deze beperking, bekend als het ▌Lovelace-bezwaar, geldt nog altijd voor computers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De apparaten van Pascal, Leibniz en Babbage konden rekensommen verwerken, maar waren nog niet in staat om andere dan rekenkundige problemen op te lossen. Dit zou veranderen met een uitvinding die halverwege de negentiende eeuw werd gedaan in Engeland. Welke uitvinding bedoelen we hier en hoe bracht deze uitvinding het ontstaan van de moderne computer weer een stukje dichterbij?

A

We bedoelen hier de ontwikkeling van de > booleaanse algebra door de Engelsman George Boole. Hij liet zien dat de traditionele rekenkunde een van de vele mogelijkheden was om symbolen systematisch te manipuleren. Hij introduceerde het concept van >symbolische logica en liet zien dat de rekenkunde daar een afgeleide van was. Zo liet hij zien dat niet alleen rekensommen maar ook allerlei andere problemen logisch opgelost konden worden door het strikt systematisch gebruik van een formeel symbolisch systeem. Hiermee verwezenlijkte hij een project waar ook Leibniz en Babbage hadden geworsteld: het integreren van de wiskunde met de logica, zodat rekenmachines ook problemen buiten de wiskunde zouden kunnen oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met het idee van een rekenmachine, een binaire taal waarin die machine kon rekenen, een globale architectuur van een denkend apparaat en boleaanse algebra om logische problemen systematisch op te lossen, lijkt een computer slechts nog een kwestie van technische realisatie. De eerste stappen van die technische realisatie werden gezet door Alan Turing en Claude Shannon voorafgaand aan en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op welke manier brachten Turing en Shannon de realisatie van de moderne computer een stapje dichterbij?

A

Om te beginnen bedacht Turing in concept een machine die booleaanse logica stap voor stap kon inlezen en verwerken. Zo’n machine zou bestaan uit een ‘head’ - een optisch apparaat - dat één voor één de logische symbolen van een ‘tape’ kon lezen. Na het lezen kon de ‘head’ de ‘tape’ bewerken of ongemoeid laten, naar het volgende of vorige logische symbool op de ‘tape’ gaan, en de interne staat van de ‘head’ wijzigen of ongemoeid laten. Met dit betrekkelijke eenvoudig ontwerp bedacht Turing een machine die in essentie hetzelfde kon als de enorme ‘analytical machine’ die Babbage had bedacht. Turingmachine

Daarnaast werkte Shannon een binair systeem uit met elektrische schakelaars die alleen maar ‘aan’ of ‘uit’ konden staan. De staat van deze schakelaars kon zo een 1 of 0 representeren. Wanneer zulke schakelaars met elkaar verbonden waren in een netwerk, konden alle logisch problemen die gebaseerd waren op enkelvoudige keuzes - zoals ‘waar’ of ‘niet waar’ en ‘A’ of ‘B’ - automatisch verwerkt worden. Gedurende de Tweede Wereldoorlog waren Turing en Shannon gezamenlijk betrokken bij de ontwikkeling van complexe apparatuur die gebaseerd was op deze principes en die gebruikt werd om gecodeerde berichten van het naziregime te decoderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Descartes had er een duidelijke theorie over: dieren moeten gezien worden als rondlopende machientjes, en kunnen derhalve volledig natuurwetenschappelijk verklaard worden. De mens is echter de grote uitzondering. De mens bezit een unieke geest die kwalitatief anders is dan het lichamelijke brein. De wereld van de ervaringen en het subjectieve is niet te vangen met mechanica, of toch wel? Deze opdracht gaat over de vraag of de menselijke geest in principe ooit volledig te simuleren is met computers, ofwel over de vraag of kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, afgekort AI) de menselijke intelligentie kan evenaren.
Centraal in deze discussie staat het verschil tussen Weak AI en Strong AI. Leg dit verschil uit.

A

Het verschil tussen Weak AI en Strong AI wijst op een fundamenteel onderscheid in de discussie over de vraag of kunstmatige intelligentie de menselijke geest ooit volledig kan benaderen. Weak AI verwijst naar het standpunt dat computers als model voor menselijke denkprocessen kunnen dienen, maar dat computers allerlei andere aspecten van de menselijke geest, zoals bewustzijn - het bewust gewaarworden van het bestaan - en intentionaliteit - beseffen dat gedachten en gevoelens betrekking hebben op de wereld en de mensen daarin - niet kunnen nabootsen.

Aanhangers van Strong AI daarentegen veronderstellen dat er geen categorisch verschil is tussen de menselijke psyche en kunstmatige intelligentie. Dit verschil is in hun ogen slechts kwantitatief, en dus is het een kwestie van tijd voordat een computer of robot wordt ontwikkeld waarvan de kunstmatige intelligentie complex genoeg is om de menselijke geest volledig te kunnen benaderen; en dus ook om bewust te zijn, om gevoelens en bedoelingen te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een van de eersten die zich over dit thema uitsprak was een leerling van Charles Babbage, Ada Lovelace. Haar opvatting is de geschiedenis in gegaan als de Lovelace objection. Hoe luidt deze Lovelace objection, en bevindt deze zich in het kamp van de Weak AI of de Strong AI?

A

Ada Lovelace stelde in wat bekend staat als de Lovelace objection, dat machines nooit voorbij hun voorgeprogrammeerde beperkingen zullen komen. Een computer kan alles wat de mens hem laat doen, maar zal daar nooit bovenuit groeien. Een computer volgt namelijk de regels die de mens aan de computer oplegt. Buiten die regels opereren kan een computer niet. Echte creativiteit, waarvoor het nodig is om die regels te doorbreken, kan een computer dus niet vertonen.

In welk kamp Ada Lovelace zich hiermee bevindt, is niet heel evident. Zij is duidelijk behoudend, door te stellen dat een computer nooit de menselijke creativiteit kan bezitten. Dat plaatst haar duidelijk in het kamp van de Weak AI. Tegelijkertijd sluit zij met deze Lovelace objection niet uit dat computers ooit zullen beschikken over bewustzijn of gevoelens of bedoelingen. Mochten wij ooit uitvinden hoe we zulke zaken moeten programmeren, dan behoren zij tot de mogelijkheden; maar creativiteit is uitgesloten, volgens Ada Lovelace.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ook Alan Turing had hierover een uitgesproken opvatting, en dan met name over de vraag in hoeverre we mogen veronderstellen dat een machine daadwerkelijk ‘denkt’. Hij formuleerde hiervoor een gedachte-experiment dat we nu de turingtest noemen. Wat is de turingtest, en is deze test een argument voor Weak AI of Strong AI?

A

De oorspronkelijke vorm van deze turingtest is in wezen een spel waarbij observatoren vragen mogen stellen aan een responsieve entiteit in een afgescheiden kamer. Met behulp van deze vragen moeten zij proberen te achterhalen of die entiteit een intelligente machine is, of een echt mens. Zie het als een whatsapp-gesprek waarbij de antwoorden niet worden gegeven door een persoon, maar door een computer. De vraag is nu of er een computer denkbaar is die in deze situatie antwoorden geeft waardoor diens intelligentie niet van die van een mens te onderscheiden is. Geheel in lijn met de behavioristische traditie, herformuleerde Turing de vraag of machines kunnen denken dus in termen van observeergedrag. Als het gedrag van een machine niet te onderscheiden is van het gedrag van een intelligent mens, mogen we stellen dat de machine denkt.

Of Turing hiermee kiest voor Weak AI of Strong AI is moeilijk te beantwoorden. Hij lijkt behoorlijk ver te gaan, en te stellen dat, volgens de behavioristische uitgangspunten, een machine die gelijk is aan de mens tot de denkbare mogelijkheden behoort. Dat lijkt hem in het Strong AI-kamp te plaatsen. Tegelijkertijd is zijn behavioristische uitgangspunt het knelpunt, want kenmerkend voor Strong AI zijn zaken als bewustzijn, gevoelens en bedoelingen, en die worden door het behaviorisme nu juist buitenspel gezet. Eigenlijk is in het behaviorisme zelfs bij de mens geen sprake van Strong AI. Of Turing dat ook echt zelf vond, is de vraag, want hij was vanuit filosofisch oogpunt zeer geïnteresseerd in de interne staat van machines, maar de turingtest zelf past toch het beste in het Weak AI-kamp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A Mathematical Theory of Communication

Turing

A

een klassieker werd en de aanzet vormde tot de ▌informatietheorie, volgens welke elke communicatie en elk teken kan worden geanalyseerd in termen van een ▌bit, de hoeveelheid informatie die kan worden overgedragen door het openen of sluiten van een binaire schakelaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

▌Allen Newell (1927-1992) en ▌Herbert Simon (1916-2001:

A
  • de eerste gebruikers van nieuwe technologie om menselijk redeneren te stimuleren
  • Logic Theorist (LT): programma dat met omgekeerd redeneren bewijs kon leveren voor een aantal theorema’s van de symbolische logica. maar had beperkingen in vergelijking met een menselijke denker, werkt alleen met bepaalde cominaties
  • kunstmatige intelligentie moet gebruik maken van heuristiek, techniek om zoekruimte van computer inperken
  • General Problem Solver (GPS), Op basis van de manieren waarop mensen
    problemen oplossen, ontwierpen ze GPS zodanig dat het ▌middel-doelanalyse als heuristische methode kon gebruiken. Toen het klaar was, slaagde GPS erin allerlei problemen op te lossen, zoals schaakstrategieën en logische puzzels, met een schijnbaar menselijke efficiëntie. Hoewel niet foutloos, voorzag GPS in een vereenvoudigd, maar mogelijk valide model van de menselijke intelligentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TOTE-unit en de invloed daarvan op het behaviorisme

A

George Miller, Eugene Galanter en Karl Pribram waren behavioristisch opgeleid, maar onder de indruk van de potentie van het AI-programma en teleurgesteld dat het stimulus-responsconcept van het behaviorisme er geen verklaring voor kon geven. Geïnspireerd door de middel-doelstrategie schreven ze ▌Plans and the Structure of Behavior, een boek dat de ▌TOTE-unit voorstelde
als centraal concept voor de analyse van denken en redeneren. De letters staan voor test, operate, test, exit, fasen die meestal doorlopen worden bij het oplossen van problemen.
De drie psychologen kwamen tot de verrassende conclusie dat ze als rasechte behavioristen nu theoretiseerden over interne en slechts subjectief waarneembare processen. Ze merkten echter ook op dat TOTE-activiteit objectief beschreven kon worden, alvorens in een computerprogramma omgezet te worden. In zekere zin observeerden ze daarom de processen
meteen na de onwaarneembare innerlijke toestand van probleemoplossing. Ze stelden dat computers psychologen voorzien van de gereedschappen om op grote schaal processen die ze willen onderzoeken uit te voeren of te simuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk vraagstuk riep de publicatie van Plans and the structure of behavior op?

A

De publicatie van Plans and the Structure of Behavior was een belangrijke en symbolische gebeurtenis, die de transitie van de Amerikaanse psychologie markeerde van een sterk behavioristische oriëntatie naar een focus op innerlijke, cognitieve processen. De simulatie van menselijk redeneren riep echter ook filosofische vragen op, namelijk of de programma’s meer dan
simulaties waren en of ze als gelijkwaardig aan menselijk denken beschouwd konden worden.
Het behaviorisme was in Amerika dominant, maar toen wetenschappers intelligente programma’s begonnen te ontwikkelen, namen psychologen daar kennis van. Dat geldt ook voor
de drie psychologen achter de TOTE-unit, die zichzelf voorzichtig beschreven als ‘subjectieve
behavioristen’. Eén van hen borduurde hierop voort en werd de leider van een nieuwe, cognitieve benadering van de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke nieuwe soorten verwerking werden er ontworpen voor het programmering?

A

programma’s, zoals LT en GPS, maakten gebruikt van ▌seriële (symbolische) verwerking, maar daarna werd een nieuwe strategie ontwikkeld onder de naam ▌connectionistische verwerking, ook wel parallelle distributie genoemd. Hierbij worden patronen in plaats van symbolen opgespoord en opgeslagen, waardoor programma’s een veel grotere mogelijkheid hebben te
leren van ervaringen, en hun reactie daarop kunnen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ondanks de behaalde successen bleven er twee vragen over:

A

of computers zelf iets creatiefs en origineels kunnen voortbrengen en of het soort intelligentie van computers gelijk is aan of lijkt op menselijke intelligentie

17
Q

▌improbabilistische creativiteit
▌improbabilistische creativiteit

Margaret Boden

A

De Britse psycholoog Margaret Boden ging op het Lovelace-bezwaar in door onderscheid te maken tussen ▌improbabilistische creativiteit, die gebruik maakt van al bekende ideeën of elementen in nieuwe en bruikbare combinaties, en ▌impossibilistische creativiteit, die de regels zelf verandert. Boden stelt dat AI-programma’s duidelijk elementen van improbabilistische creativiteit hebben laten zien, maar niet van impossibilistische creativiteit.

18
Q

Bij Turing leek de keuze voor Weak AI dus het gevolg van het behavioristische uitgangspunt van zijn tijd. In een modernere variant van dit gedachte-experiment - de Chinese kamer - laat de filosoof John Searle zien dat die keuze voor Weak AI ook in de logica van de situatie lijkt te zitten.
Beschrijf het Chinese kamer-experiment van Searle, en leg uit hoe dit gedachte-experiment een argument voor Weak AI is.

A

In de Chinese kamer van Searle bevindt zich iemand die geen Chinees spreekt, maar wel een alomvattend regelboek heeft dat precies voorschrijft met welke serie van Chinese tekens gereageerd moet worden op elke denkbare serie Chinese tekens. Deze persoon krijgt door sleuven in de muur boodschappen in Chinees schrift aangereikt, zoekt in het regelboek op hoe daarop gereageerd moet worden, schrijft de betreffende reactie op en geeft die terug door de sleuf in de muur. Voor Chinezen buiten de kamer lijkt het alsof degene die in de kamer zit, precies begrijpt waar ze het over hebben en daar intentioneel op reageert. Tegelijkertijd heeft de persoon in de kamer geen enkel benul van de betekenis van de interactie, en heeft daar dus ook geen gevoelens of bedoelingen bij.

Volgens Searle is dat precies wat er ook aan de hand is met een computer. Deze krijgt input in een symbolisch schrift dat voor de computer geen enkele betekenis heeft, weet dat volgens een uitgebreid regelsysteem exact te verwerken tot een output in datzelfde symbolische schrift dat voor de computer wederom geen enkele betekenis heeft. De Chinese kamer van Searle is dus duidelijk een argument voor ‘Weak AI’. Hoe geavanceerd wij kunstmatige intelligentie ook maken, deze zal nooit bewustzijn ontwikkelen over de symbolische input die ze te verwerken krijgt, en de symbolische output die ze vervolgens oplevert. Om dat te ontwikkelen, zou de processor van de computer, samen met de programmatuur uit de behuizing van de computer moeten breken, contact moet maken met de personen die de computer bedienen, en in interactie met hen moeten leren begrijpen wat de symbolen betekenen.

19
Q

De komst van kunstmatige intelligentie was een belangrijk anker voor de cognitieve psychologie, die terrein aan het winnen was op het Amerikaans behaviorisme. Een van de eerste ontwikkelingen die op dit gebied speelde was de ontwikkeling van de zogeheten TOTE-units door George Miller, Eugene Galanter en Karl Pribram, toen zij de consequenties probeerden uit te werken van het werk van Alan Newell en Herbert Simon voor de psychologie. Wat is een TOTE-unit, en hoe legde dit vanuit de computerwetenschappen de bijl aan de wortel van het behaviorisme?

A

Alan Newell en Herbert Simon hadden in hun pogingen om menselijke redeneringen met een computer te modelleren, geconcludeerd dat mensen meestal niet uitputtend logisch redeneren, maar eerder gebruik maken van een beperkt aantal eenvoudige heuristieken of vuistregels. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen het doel en de huidige situatie, en worden verschillende strategieën geprobeerd om te zien of die het verschil tussen het doel en de huidige situatie kleiner maken. Wanneer een effectieve strategie geïdentificeerd is, wordt deze incrementeel toegepast, totdat het doel bereikt is en het gedrag wordt gestaakt.

Nadat Newell en Simon deze strategie succesvol hadden gemodelleerd in een computer, en daarmee verschillende menselijke redeneerprocessen konden nabootsen, vroegen Miller, Galanter en Pribram zich af wat dit betekende voor de psychologie. Zij constateerden dat tussen de stimulus en respons van het gangbare behavioristische model kennelijk een serie verwerkingsstappen lag die zij omschreven als ‘test’, ‘operate’, ‘test’, ‘exit’ (TOTE), waarin eerst de afstand tussen huidige staat en doel wordt getest, vervolgens actie wordt ondernomen, vervolgens weer wordt getest, en tot slot de procedure wordt afgebroken als het doel bereikt is.

Miller, Galanter en Pribram zagen zich genoodzaakt om zo’n TOTE-activiteit te veronderstellen, die zich intern in het individu afspeelde, om probleemoplossend gedrag van mensen te verklaren. TOTE-activiteit kon niet objectief geobserveerd worden, maar deze kon wel objectief beschreven worden voordat deze in een computer werd geprogrammeerd, en de effecten van die programmering waren direct waarneembaar in de output van de computer. Door deze computermodellering van menselijke redeneerstrategieën werd het voor behavioristen dus mogelijk om toch min of meer objectief naar interne processen te gaan kijken, en daarmee was de afbraak van het behaviorisme, met zijn rigide focus op observeerbaar gedrag, begonnen.

20
Q

Wat diende als inspriratiebron voor George A. Miller

A

Shannons artikel A Mathematical Theory of Communication, met daarin de suggestie dat een bit als de meest elementaire eenheid van informatie gezien kan worden. Shannons theorie veranderde Millers leven en inspireerde hem en anderen oog te hebben voor het belang en de bruikbaarheid van informatieverwerking als psychologisch begrip. Miller gebruikte de informatietheorie in eerste instantie voor zijn onderzoek naar spraakherkenning bij verschillende achtergrondgeluiden. In een groot en verscheidene jaren durend project onderzocht Miller nauwkeurig de fonemen van gesproken Engels. Zijn werk vestigde zijn naam als toonaangevend psycholinguïst.

21
Q

Waarmee brak Milner door?

A

magische getal zeven, plus of min twee. Proefpersonen onthouden steeds zeven of minder eenheden.

22
Q

Welk argumenten had Miller tegen het behaviorisme?

A

De conclusie dat een beschrijving van interne informatieverwerking nuttig, zo niet noodzakelijk was bij de verklaring van het menselijk probleemoplossend vermogen, was niet de enige oorzaak van de omverwerping van het behaviorisme. Een tweede argument dat George Miller opdeed, kwam voort uit zijn vriendschap met linguïst en filosoof Noam Chomsky, die erg kritisch was over de manier waarop behavioristen als B.F. Skinner het leren van taal probeerden te verklaren.

23
Q

Wat was volgens Chomsky het probleem van de behavioristische theorie over de manier waarop kinderen hun moedertaal leren?

A

Volgens Noam Chomsky is de kindertijd veel te kort om de complexe structuur van grammaticale regels te leren door middel van operante conditionering, zoals de behavioristen meenden. Kinderen leren bijvoorbeeld in zeer korte tijd welke woordvolgordes correct zijn in hun moedertaal en welke niet. Hetzelfde geldt voor zaken als de verbuigingen van werkwoorden en woorduiteinden bij meervoud. Dit snelle leerproces kon hij alleen verklaren door aan te nemen dat kinderen ter wereld komen met een soort universele grammatica die hen op weg helpt bij het onder de knie krijgen van de taal die om heen gesproken wordt .

Dit idee van een aangeboren regelsysteem dat kinderen voorbereidt op de taal die zij gaan tegenkomen, sloot goed aan bij het idee van TOTE-eenheden, en de daarvan afgeleide opvatting dat menselijke cognitie berust op interne informatieverwerkingsprocessen. De opvattingen van Chomsky waren voor Miller dus een tweede argument om afstand te nemen van het strikte behaviorisme en over te gaan tot een psychologie waarin interne cognitieve processen serieus genomen werden.

24
Q

wat hield de ‘nieuwe kijk’ op perceptie in van Jerome S. Bruner?

A

Aan het einde van de oorlog keerde Bruner terug naar Harvard. Met studenten en collega’s werkte hij samen aan een beroemde reeks onderzoeken die leidden tot wat bekend werd als de ▌‘nieuwe kijk’ op perceptie. Deze onderzoeken toonden hoe een veelheid aan niet-objectieve factoren systematisch van invloed kan zijn op het proces van waarneming. Ander onderzoek bracht aan het licht dat bestaande mental sets van invloed zijn op perceptie.

25
Q

Ook de samenwerking met Jerome Bruner zou George Miller helpen in het achterlaten van zijn behavioristische achtergrond. Daarbij was een aantal experimentele resultaten die Bruner eerder in zijn carrière had bereikt, van fundamenteel belang. Welke experimentele resultaten van Bruner bedoelen we hier?

A

Het eerste inzicht van Bruner was de conclusie dat dieren in experimentele situaties veel sneller leerden als zij in staat werden gesteld om de mogelijke oplossing van een probleem waar te nemen. In het klassieke experiment van Thorndike werden katten opgesloten in een box, waarvan de deur openging als zij aan een touwtje trokken. Zij konden daarbij echter niet de connectie tussen het touwtje en de deur zien. In een vergelijkbaar experiment waar ze wel konden zien dat het touwtje met de deur van de kooi verbonden was, vertoonden katten meer gericht gedrag en was hun leerproces minder willekeurig. Kennelijk was het zien van de probleemsituatie, en daarmee het doorzien van de oplossing een belangrijk onderdeel van hun leerproces.

Een ander belangrijk inzicht kwam uit een serie experimenten die aantoonden dat de menselijke perceptie beïnvloed kan worden door interne toestanden zoals verlangens. Kinderen kregen bijvoorbeeld muntstukken te zien van verschillende waarden en houten schijfjes van dezelfde grootte. Naderhand moesten ze de grootte van deze objecten inschatten. Daarbij bleek dat de inschattingen voor de houten schijfjes betrekkelijk accuraat waren, maar dat de muntstukken relatief groter werden ingeschat. Dit effect bleek bovendien groter bij muntstukken met een hogere waarde; en deze effecten waren sterker bij arme kinderen dan bij rijke kinderen.

Vergelijkbaar bleken in een ander experiment de verwachtingen over objecten medebepalend te zijn voor de snelheid waarmee objecten werden herkend. Afbeeldingen van gewone speelkaarten werden bijvoorbeeld sneller herkend, dan wanneer de kleur van de kaarten verwisseld was. Kennelijk, zo beredeneerde Bruner, wordt de perceptie van objecten beïnvloedt door interne, mentale toestanden, zoals de mate waarin we verlangen naar die objecten, of de mate waarin ze voldoen aan onze verwachtingen over die objecten.

26
Q

Welke ontwikkeling vond op Harvard Center for Cognitive studies plaats en welke revolutie bracht dit teweeg?

A

In de late jaren 50 raakte Bruner bevriend met Miller. Die stelde voor samen te werken bij de stichting van een onafhankelijk instituut aan Harvard waar ze konden werken aan interdisciplinaire projecten die recht deden aan hun interesse in respectievelijk de sociale en de experimentele psychologie. Dit vormde de aanzet tot het ▌Harvard Center for Cognitive Studies. Het
woord ▌cognitie kan worden gedefinieerd als het mentale proces voor het verwerven van kennis en begrip. Aan het begin van de twintigste eeuw gebruiken sommige filosofen het woord cognitief om problemen aan te duiden die logisch op te lossen zijn, in tegenstelling tot niet-cognitieve problemen die vooral om een emotioneel of moreel oordeel vragen. Psychologen gebruiken het woord cognitie tot halverwege de twintigste eeuw echter maar zelden, toen het langzamerhand hun taalgebruik binnendrong. Het opgerichte onderzoekscentrum
werd onmiddellijk een succes en trok belangrijke sprekers en onderzoekers aan. Inhelder was een van de eersten daarvan, wat zorgde voor een hechte relatie tussen Bruner en de groep in Genève, wat weer leidde tot zijn innovatieve instructietheorie. Ook experts in taal en psycholinguïstiek kwamen in Harvard samen. Sommige psychologen en historici beschouwen de
stichting van het Harvard Center als het begin van een ▌cognitieve revolutie.

27
Q

wat hield de cognitieve revolutie in?

A

George Miller en Jerome Bruner maakten in de jaren vijftig kennis met elkaar. Al snel bleek daarbij de grote overlap tussen hun projecten. Beiden waren bezig om, in weerwil van het overheersende behaviorisme, door te dringen in interne, cognitieve processen die bijzonder relevant bleken bij de verklaring van gedrag. Daarmee was de cognitieve revolutie in de psychologie begonnen. Maar een nieuwe discipline is pas een feit als er een bepaalde mate van institutionalisering heeft plaatsgevonden.

28
Q

Beschrijf twee belangrijke stappen in dit institutionaliseringsproces dat van de cognitieve psychologie een nieuwe, afgebakende discipline maakte.

A

De eerste stap in de institutionalisering van de cognitieve psychologie, was de oprichting van het Harvard Center for Cognitive Studies in 1961 door Miller en Bruner. Hiermee claimde zij niet alleen formele, maar ook fysieke ruimte voor hun project aan een zeer gerenommeerd wetenschappelijk instituut. Het centrum trok daardoor al snel de aandacht van wetenschappers uit de hele wereld

Tekstboeken markeren vaak het begin van een nieuwe discipline, en zijn erg invloedrijk omdat zij aan universiteiten gebruikt worden om nieuwe studenten op te leiden. Voor het project van Miller en Bruner, zou dit boek geschreven worden door de door Miller opgeleide Ulric Neisser. De publicatie van zijn tekstboek getiteld Cognitive Psychology in 1967, was een tweede belangrijke stap in het institutionaliseringsproces.

29
Q

Wat toonde experimentalist ▌Sir Frederic Bartlett als cognitieve benadering aan?

A

toonde aan dat het geheugen niet objectief is, maar krachtig wordt beïnvloed door cultureel en sociaal bepaalde predisposities, die hij schemata noemde.

30
Q

tegen wie was de cognitieve revolutie een contrarevolutie volgens Miller?

A

de cognitieve beweging gekarakteriseerd kan worden als een contrarevolutie tegen de geografisch gezien beperkte behavioristische revolutie van figuren als Watson en Skinner, die de introspectieve methoden van voorgangers als Wundt, Titchener en James verwierpen. Hij concludeerde dat, hoewel objectieve gedragsobservaties altijd cruciaal zullen blijven in de wetenschappelijke psychologie, mentalistische concepten ook noodzakelijk zijn om ze te integreren en te verklaren

31
Q

flitslichtherinnering ▌Ulric Neisser (1928-2012)

A

een levendige herinnering van waar je was en wat je deed toen iets ingrijpends plaatsvond. Ondanks die levendigheid, kwam Neisser er later achter dat er onjuistheden in zijn herinnering zaten, een overtuigende demonstratie dat ons geheugen geen fotografische replica van het verleden is, maar eerder een constructie, beïnvloed door talloze emotionele en andere mentale factoren.
Toen hij later psychologie studeerde aan Harvard en kennismaakte met de tegengestelde benaderingen van het behaviorisme en Gestalt, ging zijn voorkeur uit naar de laatste.

32
Q

Neisser definitie van cognitie:

A

“alle processen waardoor zintuiglijke input wordt omgezet, verminderd, uitgewerkt, opgeslagen, hersteld en gebruikt”

33
Q

hoe wordt cognitieve psychologie formeel omschreven?

A

als de studie van belangrijke mentale processen tussen een activerende stimulus en een adaptieve respons. Daar horen onderwerpen bij als perceptie, aandacht, taalontwikkeling, geheugen en probleemoplossing