11 Mar vocab Flashcards
(78 cards)
1
Q
a couple
A
een paar
2
Q
about 10 people
A
een man of 10
3
Q
about 100 euros
A
een euro of 100
4
Q
about 20 minutes
A
een minuut of 20
5
Q
about 25 years
A
een jaar of 25
6
Q
about two kilos
A
een kilo of 2
7
Q
Af/spreken
A
appointment/meeting (waar spreken we af?)
8
Q
apestaartje
A
monkey’s tail (at @ sign)
9
Q
appointment/meeting (waar spreken we af?)
A
Af/spreken
10
Q
autumn
A
herfst
11
Q
bezoeken
A
to visit
12
Q
can you on Saturday?
A
kun je op zaterdag?
13
Q
day after tomorrow
A
over morgen
14
Q
day before yesterday
A
eergisteren
15
Q
de kettig
A
necklace
16
Q
doe maar 20
A
make it 20 (give them a 50, you only want 20 change)
17
Q
een euro of 100
A
about 100 euros
18
Q
een jaar of 25
A
about 25 years
19
Q
een kilo of 2
A
about two kilos
20
Q
een man of 10
A
about 10 people
21
Q
een minuut of 20
A
about 20 minutes
22
Q
een paar
A
a couple
23
Q
eergisteren
A
day before yesterday
24
Q
geschiedenis
A
history
25
gewoon
normal, just
26
gisteren
yesterday
27
hardlopen
jog
28
herfst
autumn
29
het is goed zo
no change
30
het lawaai
noise
31
history
geschiedenis
32
I can after 11 AM
Ik kun na 11 uur
33
I don't know
ik weet het niet meer
34
I want
Ik wil
35
I want another red wine (different type)
Ik wil graag een andere rode wijn
36
I want another red wine (same type as before)
Ik wil graag nog een rode wijn
37
I would like
Ik wil graag
38
Ik kun na 11 uur
I can after 11 AM
39
ik weet het niet meer
I don't know
40
Ik wil
I want
41
Ik wil graag
I would like
42
Ik wil graag een andere rode wijn
I want another red wine (different type)
43
Ik wil graag nog een rode wijn
I want another red wine (same type as before)
44
jog
hardlopen
45
kun je op zaterdag?
can you on Saturday?
46
lopen
walk
47
mag ik betalen / afreken
may I pay
48
make it 20 (give them a 50, you only want 20 change)
doe maar 20
49
may I pay
mag ik betalen / afreken
50
monkey's tail (at @ sign)
apestaartje
51
morgen
tomorrow
52
necklace
de kettig
53
no change
het is goed zo
54
noise
het lawaai
55
normal, just
gewoon
56
over morgen
day after tomorrow
57
rennen
run
58
run
rennen
59
samen
together
60
shall we _______ visit?
zullen we _______ bezoeken?
61
Sorry, I am learning Dutch but I don't speak it so well. Can we speak English?
Sorry, ik leer Nederlands, maar ik spreek het nog niet zo goed. Kunnen we Engels spreken
62
Sorry, ik leer Nederlands, maar ik spreek het nog niet zo goed. Kunnen we Engels spreken
Sorry, I am learning Dutch but I don't speak it so well. Can we speak English?
63
to visit
bezoeken
64
together
samen
65
tomorrow
morgen
66
wachten
waiting
67
waiting
wachten
68
walk
lopen
69
walk, leisurely stroll
wandelen
70
wandelen
walk, leisurely stroll
71
wanneer kun je
when can you?
72
wat is het verschil
what's the difference?
73
wat voor book vind je leuk?
what kind of books do you like?
74
what kind of books do you like?
wat voor book vind je leuk?
75
what's the difference?
wat is het verschil
76
when can you?
wanneer kun je
77
yesterday
gisteren
78
zullen we _______ bezoeken?
shall we _______ visit?
