Perfectum Werkwoorden (E-D) Flashcards
(71 cards)
1
Q
begin, start
A
begonnen
2
Q
understand
A
begrepen
3
Q
drip
A
degropen
4
Q
stay, remain
A
gebleven
5
Q
bend
A
gebogen
6
Q
tie
A
gebonden
7
Q
bring
A
gebracht
8
Q
do
A
gedaan
9
Q
think
A
gedacht
10
Q
carry, wear
A
gedragen
11
Q
float
A
gedreven
12
Q
drift
A
gedreven
13
Q
drink
A
gedronken
14
Q
whistle
A
gefloten
15
Q
go
A
gegaan
16
Q
eat
A
gegeten
17
Q
give
A
gegeven
18
Q
slip, slide
A
gegleden
19
Q
apply, be valid
A
gegolden
20
Q
pour
A
gegoten
21
Q
dig
A
gegraven
22
Q
grab
A
gegrepen
23
Q
have
A
gehad
24
Q
hang
A
gehangen
25
be called
geheten
26
help
geholpen
27
hold
gehouden
28
hunt
gejaagd
29
look
gekeken
30
climb
geklommen
31
sound
geklonken
32
buy
gekocht
33
come
gekomen
34
choose
gekozen
35
get, receive
gekregen
36
shrink
gekrompen
37
crawl
gekropen
38
be able
gekund
39
laugh
gelachen
40
let
gelaten
41
lie (situated)
gelegen
42
appear, seem
geleken
43
read
gelezen
44
lie (tell a lie)
gelogen
45
walk
gelopen
46
must, should
gemoeten
47
be allowed to
gemogen
48
fold
gevouwen
49
ask
gevraagd
50
freeze
gevroren
51
blow
gewaaid
52
wash
gewassen
53
be
geweest
54
know
geweten
55
show, point
gewezen
56
want
gewild
57
weigh
gewogen
58
win
gewonnen
59
become
geworden
60
throw
geworpen
61
rub
gewreven
62
say
gezeged
63
sit
gezeten
64
see
gezien
65
search, look
gezocht
66
send
gezonden
67
sing
gezongen
68
sink
gezonken
69
be silent
gezwegen
70
swim
gezwommen
71
swear
gezworen