112- Flashcards
(132 cards)
1
Q
to help, to support
A
ondersteunen
2
Q
supporting the study
A
het ondersteunen bij de studie
3
Q
misfortune (2)
A
tegenslag, ongeluk
4
Q
to be
A
verkeren
5
Q
is isolated / elszigetelt
A
een isolement verkeert
6
Q
to maintain, to care (2)
A
onderhouden, verzorgen
7
Q
to hinder, to impede / akadályoz, meggátol (3)
A
belemmeren, blokkeren, remmen (megfékezni értelemben)
8
Q
the result, outcome (2)
A
de uitslag, het resultaat
9
Q
the subject / a tantárgy
A
het vak
10
Q
threaten / fenyeget
A
dreigen
11
Q
to be influenced on
A
invloed op
12
Q
the measure
A
de maatregel
13
Q
the delay
A
de vertraging
14
Q
educationalist / nevelő
A
onderwijskundige
15
Q
social skills / szociális készségek
A
sociale vaardigheden
16
Q
the emphasis
A
de nadruk
17
Q
emphatically / nyomatékosan
A
nadrukkelijk
18
Q
the limitation / a korlátozás
A
de beperking
19
Q
the stud duration / a tanulmányok időtartam
A
de studieduur
20
Q
Secretary of State / államtitkár
A
staatssecretaris
21
Q
own motivation
A
eigen motivatie
22
Q
the factor
A
de factor
23
Q
to hand in / beadni
A
inleveren
24
Q
social environment
A
sociale omgeving
25
at least (2)
minstens, tenminste
26
that social environment
die sociale omgeving
27
to relax
ontspannen
28
the study delay
de studievertraging
29
it appears to make little difference / úgy tűnik, hogy nincs sok különbség
het blijkt daarbij weinig uit te maken
30
build up
opbouwen
31
the importance
het belang
32
ami valójában számít
wel is van belang (dat...)
33
for the sake of business / az üzlet kedvéért
in het belang van zaak
34
presumably / feltehetőleg
vermoedelijk
35
stage of life / életszakasz
levensfase
36
occasionally / néha
af en toe
37
lecture bench / (az előadóteremben lévő padok)
collegebank
38
determine / meghatároz
bepalen
39
finally
uiteindelijk
40
responsible for
verantwoordelijk voor
41
the last decades / az elmúlt évtizedekben
de laatste decennia
42
Adam is focused on a high salary. / Adam a magas fizetésre összpontosít.
Adam is gericht op een hoog salaris.
43
determinative / meghatározó
bepalend
44
the performance motivation
de prestatiemotivatie
45
the challenge
de uitdaging
46
What do you think of...?
Wat vind je van...?
47
How do you find ...?
Hoe vind je...?
48
Do you (don't) think that ...? (2)
Denk je (niet) dat...?, Vind je (niet) dat...?
49
Do you (don't) believe that ...?
Geloof je (niet) dat...?
50
What do you think about that?
Wat vind jij daarvan?
51
How do you like that?
Hoe vind jij dat?
52
How do you see that?
Hoe zie jij dat?
53
What are your ideas about that?
Wat zijn jouw ideeén daarover?
54
What is your opinion on that?
Wat is jouw mening daarover?
55
I like that / I think that / I believe that
Ik vind dat / Ik denk dat / Ik geloof dat
56
according to me, in my opinion
volgens mij
57
the tuition fees
het collegegeld
58
hand it in for next week / nyújtsd be a jövő héten
lever het voor volgende week in
59
explain it
leg het uit
60
turn your back neighbor out
draai je met je achterbuurman uit
61
say it out loud
spreek het hardop uit
62
put down your pen
leg je pen neer
63
complete the rest of the assignment
maak de rest van de opdracht af
64
give up the homework later
geef het huiswerk straks op
65
check the answers
kijk de antwoorden na
66
stop a little earlier
houd iets eerder op
67
join it
doe het mee
68
look up the new words
zoek de nieuwe woorden op
69
apply the vocabulary
paas het vocabulaire toe
70
figure it out
zoek het uit
71
share something
deel iets mee
72
the tests count towards the final mark / a tesztek beleszámítanak a végső pontszámba
de testen tellen mee voor het eindcijfer
73
Was the test okay or was it disappointing?
Viel de test mee of viel hij tegen?
74
it depends your results (2)
het hangt je resultaten af (het is afhankelijk van je resultaten)
75
you continue
ga je door
76
maintain order, keep peace (2)
de orde handhaven, de rust bewaren
77
opponent
tegenstander
78
humiliating
vernederend
79
painful
pijnlijk
80
offensive, insulting
beledigend
81
skip class
spijbelen
82
the uniform
het uniform
83
the binding / a kötődés
de binding
84
councilor / tanácsos
wethouder
85
mandatory, obligated
verplicht
86
It is time we implemented it everywhere quickly! / Itt az ideje, hogy gyorsan megvalósítsuk mindenhol!
Het wordt tijd dat we het snel overal invoeren!
87
pupil
leerling
88
behind
achter de rug
89
schoolboy
scholier
90
opinion
mening
91
because of
vanwege
92
the method / a metódus
het middel
93
the order
de orde
94
as a means of maintaining order
als middel om de orde te handhaven
95
or on the contrary
of juist wel
96
of course, naturally
uiteraard
97
Asia
Azië
98
European Union
Europese Unie
99
around the Mediterranean
rond de Middellandse Zee
100
remarkable / figyelemre méltó
opvallend
101
sex, gender
geslacht
102
wealth / jólét
rijkdom
103
age
leeftijd
104
political preference
politieke voorkeur
105
play no role whatsoever / semmilyen szerepet nem játszanak
geen enkele rol spelen
106
famine / éhínség
hongersnood
107
the learning delay
de leerachterstand
108
lack of math knowledge
gebrek aan wiskundekennis
109
despite world famine / a világ éhínsége ellenére
ondanks hongersnood in de wereld
110
to build
aanleggen
111
we also build roads
we leggen ook wegen aan
112
old-fashioned
ouderwets
113
nonsense
onzin
114
attendance officer / jelenléti tiszt
leerplichtambtenaar
115
recognizability / felismerhetőség
herkenbaarheid
116
safety
veiligheid
117
besides
bovendien
118
the one
degene
119
to afford / megenged magának vmit
veroorloven
120
in short
kortom
121
the army
het leger
122
to bully
pesten
123
the latter is quite common / ez utóbbi meglehetősen gyakori
dat laatste komt toch veel voor
124
for the record / csak megjegyzem
voor de goede orde
125
economize, save / spórol (2)
bezuinigen, besparen
126
the knowledge
de kennis
127
the Ministry
het ministerie
128
the government (2)
de regering, de overheid
129
slow (2)
langzaam, traag
130
the trade union / a szakszervezet
de vakbond
131
the chairman
de voorzitter
132
average (2)
gemiddeld, doorsnee
