138- Flashcards
(149 cards)
1
Q
not friendly
A
bot
2
Q
straightforward
A
rechtdoorzee
3
Q
honest and direct
A
eerlijk en direct
4
Q
sober
A
calvinistisch
5
Q
Burgundian: enjoying life
A
bourgondisch: genietend van het leven
6
Q
free-spirited / szabad szellemű
A
vrijgevochten
7
Q
undisciplined / fegyelmezetlen
A
ongedisciplineerd
8
Q
short-sighted / rövidlátó
A
kortzichtig
9
Q
go-getter / kitartó
A
doorzetter
10
Q
to be known as
A
bekendstaan als
11
Q
spirit, soul
A
geest
12
Q
to sign (a contract), to draw
A
tekenen
13
Q
strict
A
streng
14
Q
outspoken and direct
A
uitgesproken en direct
15
Q
right away / azonnal
A
meteen
16
Q
whine (2)
A
zeuren, jammeren
17
Q
it strikes me that
A
het valt mij op dat
18
Q
annoyance
A
ergernis
19
Q
dog poo
A
hondenpoep
20
Q
temperamental
A
temperamentvol
21
Q
recently
A
onlangs
22
Q
flexible
A
flexibel
23
Q
I had to get used to the climate.
A
Ik moest wennen aan het klimaat.
24
Q
to collect
A
verzamelen
25
to change
veranderen
26
ambience, atmosphere
de sfeer
27
feeling
gevoel
28
settle in Amsterdam / letelepedni Amszterdamban
vestigen zich in Amsterdam
29
pregnant (+vonzat)
zwanger (van)
30
to broadcast
uitzenden
31
the prevailing ideology / az uralkodó ideológia
de heersende ideologie
32
to grow up
opgroeien
33
remarkable, noteworthy (2)
opmerkelijk, opvallend
34
the childbirth
de bevalling
35
government (2)
overheid, regering
36
on the one hand, on the other hand
enerzijds, anderzijds
37
breastfeeding
borstvoeding
38
unique mixture / egyedi keverék
uniek mengsel
39
to remain / marad (3-forms)
overblijven, bleef over, is overgebleven
40
annoying / bosszantó
ergerlijk
41
the nakedness
het bloot
42
advise against
afraden
43
curse / átkozódás
vloek
44
tendency (+vonzat)
neiging (naar)
45
education (2)
opvoeding, onderwijs
46
the authority
het gezag
47
to express, to voice / hangot adni, kifejezni
uiten zich
48
fall in love
worden verliefd
49
in terms of climate (I think)
qua klimaat (vind ik)
50
the space
de ruimte
51
sidewalk / járda
stoep
52
to oppose, to combat / ellenkezik, harcol ellene (3-forms)
bestrijden, bestreed, bestreden
53
the policy
het beleid
54
to concern, to affect / vonatkozik (3-forms)
betreffen, betrof, betroffen
55
as long as it doesn't concern my life / amíg ez nem érinti az életemet
zolang het niet mijn leven betreft
56
refreshing / üdítő
verfrissend
57
er = een plaats, locatie: She met her husband there. (3)
Ze heeft er haar man ontmoet., Ze heeft daar haar man ontmoet., Daar heeft ze haar man ontmoet.
58
er met een prepositie: Yes, I hate it. (3)
Ja, ik heb er een hekel aan., Ja, ik heb daar een hekel aan., Ja, daar heb ik een hekel aan.
59
er met een telwoord: I bought two more cabinets last week., I bought two more last week.
Ik heb vorige week nog twee kasten gekocht., Ik heb er vorige week nog twee gekocht.
60
Yes, I have a lot of books., Yes, I have a lot of them.
Ja, ik heb heel veel boeken., Ja, ik heb er heel veel.
61
er met een indefiniet subject: There was a big demonstration of students on Monday.
Er was maandag een grote demonstratie van studenten.
62
(daar/er) met/mee: I like to write with it.
Ik schrijf er graag mee.
63
(daar/er) uit/vandaan: That's where I come from too!
Daar kom ik ook vandaan!
64
(daar/er) naar/naartoe: I'm going there too.
Daar ga ik ook naartoe.
65
er met een indefiniet subject: een / There is a problem.
Er is een probleem.
66
er met een indefiniet subject: geen lidwoord / There is milk on the table.
Er staat melk op tafel.
67
er met een indefiniet subject: geen / There is no more cheese.
Er is geen kaas meer.
68
er met een indefiniet subject: telwoord / There are three major differences.
Er zijn drie grote verschillen.
69
er met een indefiniet subject: (n)iets / Nothing has changed in the past year.
Er is afgelopen jaar niets veranderd.
70
in five senses
in vijf zintuigen
71
er met een indefiniet subject: (n)iemand / Nobody complained.
Er heeft niemand geklaagd.
72
er met een indefiniet subject: veel, weinig, wat, genoeg / There is a lot of rain.
Er is veel regen.
73
er met een indefiniet subject: wie / Who called?
Wie heeft er gebeld?
74
er met een indefiniet subject: wat / What's in that article?
Wat staat er in dat artikel?
75
I agree. (2)
Dat vind ik ook., Ik ga akkoord.
76
You're right.
Je hebt gelijk.
77
I agree with you.
Ik ben het met je eens.
78
I agree with that.
Daar ben ik het mee eens.
79
That may be the case, but ...
Dat is misschien wel zo, maar...
80
It depends on.
Dat hangt ervan af.
81
I don't think so.
Dat vind ik niet.
82
I do not agree with you.
Ik ben het niet met je eens.
83
I tend to disagree.
Daar ben ik het niet mee eens.
84
What nonsense!
Wat een onzin!
85
A lot of fries are eaten here.
Er wordt hier veel patat gegeten.
86
It's being said that...
Er wordt gezegd dat...
87
Work is done efficiently.
Er wordt efficiënt gewerkt.
88
An email has been sent to all participants.
Er is aan alle deelnemers een mail gestuurd.
89
something can not be ignored
ergens niet omheen kunnen (ik kan het niet omheen)
90
under the title / ez alatt a név alatt, ennek nevében/neve alatt
onder de noemer (iets)
91
to come across / véletlenül rátalálni
stuiten op (toevallig vinden)
92
tolerant
inschikkelijk
93
not liking sthg
niet veel van iets moeten hebben (ik moet niet veel van Catan hebben)
94
behaviour
gedrag
95
from my own experience
uit eigen ervaring
96
bossy / hatalmaskodó
bazig
97
to recognize
herkennen
98
scientific evidence
wetenschappelijk bewijs
99
unpleasant
onaangenam
100
observation
constatering
101
I think they are so closed.
Ik vind ze juist zo gesloten.
102
that often had difficulty setting boundaries
dat juist vaak moeite had om grenzen te stellen
103
for the convenience
voor het gemak
104
to slide, to push / csúszik, csúsztat, eltol (3-forms)
schuiven, schoof, geschoven
105
mistaken identity
persoonsverwisseling
106
really (2)
echt, werkelijk
107
confirm
bevestigen
108
doubt
twijfel
109
distance
afstand
110
to end up, to land / végződik, kerül vhová (végül) (3-forms)
terechtkomen, kwam terecht, is terechtgekomen
111
I think it is right that ...
Ik vind het terecht dat...
112
contradictory / ellentmondó
tegenstrijdig
113
reversed
andersom
114
barely
nauwelijks
115
skeptical
sceptisch
116
among other things / többek között
onder andere
117
brain(y)
hersen
118
to perfom / teljesít (3-forms)
optreden, trad op, opgetreden
119
the excahnge
het wisselen
120
from one language to another
van de ene taal naar de andere
121
certainly, indeed
wel degelijk
122
he bought a decent bike / vett egytisztességes ("normál")biciklit
hij heeft een degelijke fiets gekocht
123
to determine / meghatároz, észrevesz (2)
vaststellen, bepalen
124
switch to / vált vmire
overschakelen op
125
as soon as they switched from one language to another
zodra ze overschakelden van de ene op de andere taal
126
cultural framework / kulturális keret
cultureel kader
127
quote
citeren
128
cynical
cynisch
129
conduct / mgatartás
gedraging
130
the reverse is true
het omgekeerd geldt
131
In my case it was the other way around. / Az én esetemben ez fordítva volt.
In mijn geval was het omgekeerd.
132
in a curious fifteen-year-old / egy kíváncsi tizenöt éves gyerekké
in een nieuwsgierige vijftienjarige
133
attenuate / csillapít
afzwakken
134
strengthen
versterken
135
language acquisition / a nyelv elsajátítása
taalverwerving
136
personality
persoonlijkheid
137
the extent / a mérték
de mate
138
be open
openstaan
139
tenacious / állhatatos
vasthoudend
140
completely without accent
volledig accentloos
141
to prove (3-forms)
bewijzen, bewees, bewezen
142
to rave about (to be enthousiast), to love
dol zijn op
143
I love classical music.
Ik ben dol op klassieke muziek.
144
sober
nuchter
145
the homesickness
de heimwee
146
established / alapított
ingeburgerd
147
the exhibition
de tentoonstelling
148
the tear
de traan
149
to leave
verlaten
