Eva-Adrienn 03.22 hete Flashcards
(239 cards)
1
Q
Nobody knows who will win this match. / Senki sem tudja, ki nyeri meg ezt a mérkőzést.
A
Wie deze wedstrijd zal winnen, weet het niemand.
2
Q
I don’t know who your best friend is. / Nem tudom, ki a legjobb barátod.
A
Wie je beste vriend is, weet ik het niet.
3
Q
I cannot read what is on the board. / Nem tudom elolvasni, mi van a táblán.
A
Wat op het bord staat, kan ik het niet lezen.
4
Q
We will discuss who will water the flowers. / Megbeszéljük, ki öntözi a virágokat.
A
Wie de bloemen water zal geven, gaan we het nog bespreken.
5
Q
It is indicated on the map where I have to transfer. / A térképen feltüntetik, hol kell átszállnom.
A
Waar ik moet overstappen, staat het op de kaart.
6
Q
Nobody knows who will win this match. / Senki sem tudja, ki nyeri meg ezt a mérkőzést.
A
Wie deze wedstrijd zal winnen, weet het niemand.
7
Q
horticulturist, tuinman
A
tuinder
8
Q
association
A
vereniging
9
Q
heavy / nehéz
A
zwaar
10
Q
beetle, bug / bogár
A
kever
11
Q
carrot
A
wortel
12
Q
roof terrace
A
dakterras
13
Q
herb / gyógynövény
A
kruid
14
Q
have green fingers
A
groene vingers hebben
15
Q
to prune / metszeni
A
snoeien
16
Q
to dig
A
graven
17
Q
kapálni
A
spitten
18
Q
to weed / gyomlál
A
wieden
19
Q
het weeding / a gyomlálás
A
het onkruid wieden
20
Q
to mow / (füvet) nyírni
A
maaien
21
Q
to harvest / szüretelni
A
oogsten
22
Q
to fertilize / trágyázni
A
bemesten
23
Q
to spray / permetezni (locsolni)
A
sproeien
24
Q
tenyészteni
A
kweken
25
every other day
om de dag
26
every other week
om de week
27
every other month
om de maand
28
every other year
om het jaar
29
fruit growing / gyümölcstermesztés
fruitteelt
30
fruit grower / gyümölcstermesztő
fruitteler
31
kitchen garden / konyhakert
moestuin
32
fertilizer / trágya
meststof
33
pests / kártevők
ongedierte
34
heat wave / hőhullám
hittegolf
35
symptom
symptom
36
got wounded
gewond geraakt
37
attachment
hechting
38
fence (2)
hek, schutting
39
go on
doorgaan
40
moving away
verhuizen
41
rainy
regenachtig
42
handyman (2)
deskundige, vakman
43
buy without looking
kopen zonder kijken
44
episode
aflevering
45
imagine
stel
46
state, condition
staat
47
in secret
in geheim
48
expectation
verwachting
49
disappointment
teleurstelling
50
skill
vaardigheid
51
the art
de kunst
52
excuse me
neem me niet kwalijk
53
the rental
de verhuur
54
the boat trip
de boottocht
55
plain, modest
eenvoudig
56
the taste
de smaak
57
to trust
vertrouwen
58
the occasion
de gelegenheid
59
the reason
de reden
60
to adopt
adopteren
61
the adoption agency
het adoptiebureau
62
to shake
trillen
63
the accident
het ongeluk
64
to be born
geboren worden
65
terrible
vreselijk
66
the orphanage
het weeshuis
67
adult
volwassen
68
to breed / tenyészteni
fokken
69
unknown
onbekend
70
terrain, territory
terrein
71
era, age
tijdperk
72
flat
vlak
73
the mountain
de berg
74
the reason
de reden
75
the hunting
het jagen
76
the explorer
de ontdekkingsreiziger
77
to explore
verkennen
78
to grow, to cultivate
verbouwen
79
to wave
zwaaien
80
the muscle
de spier
81
serious
ernstig
82
mean
gemeen
83
in any case
hoe dan ook
84
interest
belangstelling
85
the lake
het meer
86
the shortage
het tekort
87
the farmer
de boer
88
the crop / a termés
het gewas
89
the hunt
de jacht
90
the meeting
de vergadering
91
probably
waarschijnlijk
92
the image, the picture
de afbeelding
93
to serve
dienen
94
the progress
de vooruitgang
95
the warrior
de krijger
96
to say goodbye
afscheid nemen
97
the journey
de tocht
98
the bird
de vogel
99
angry
boos
100
determined
vastberaden
101
to be right
gelijk hebben
102
clear
duidelijk
103
to prove
bewijzen
104
the evidence
het bewijs
105
the piece of cloth
het doek
106
to believe
geloven
107
to row
roeien
108
rough
ruw
109
the sky
de lucht
110
the course (of a ship)
de koers (van een schip)
111
to wake up
wakker worden
112
to order, to command
bevelen
113
the sunrise
de zonsopgang
114
the supply, the provision / az ellátás
de voorraad
115
mysterious
geheimzinnig
116
the lie
de leugen
117
the exhaustion
de uitputting
118
the writing
het schrift
119
to have a feeling, the premonition / az előjel
een voorgevoel hebben
120
to forgive
vergeven
121
distracted
afgeleid
122
the weapon
het wapen
123
the battle
de strijd
124
the hill
de heuvel
125
the language
de taal
126
to gesture
gebaren
127
to hurt
pijn doen
128
the voice
de stem
129
the disase
de ziekte
130
the society, the community
de gemeenschap
131
the aim
het doel
132
to damage
beschadigen
133
to vote
stemmen
134
former
voormalig
135
the challenge
de uitdaging
136
are planning to do something
zijn van plan om iets te doen
137
she looks around
ze kijkt om zich heen
138
I agree with you.
Ik ben het met je eens.
139
to turn on / bekapcsolni
aanzetten
140
to turn off / kikapcsolni
uitzetten
141
invisible
onzichtbaar
142
average
doorsnee
143
to educate
opleiden
144
the administrative assistant
de administratief medewerkster
145
the office
het kantoor
146
the department
de afdeling
147
to apply for a job
solliciteren
148
to cover
bedekken
149
to switch off / kikapcsol
uitschakelen
150
the body
het lichaam
151
the mind
de geest
152
to relax
zich ontspannen
153
the matter
de zaak
154
to remember
zich herinneren
155
the object
het voorwerp
156
to influence
beinvloeden
157
the president
de voorzitter
158
to earn
verdienen
159
woorth
waard
160
to reach
bereiken
161
the look
de blik
162
to experience
ervaren
163
the thought
de gedachte
164
to continue
vervolgen
165
careful
voorzichtig
166
next
vervolgens
167
the desk
de balie
168
the stock
het aandeel
169
the profit
de winst
170
these days
tegenwoordig
171
the employee
de werknemer
172
the increase in salary
de salarisverhoging
173
the investment
de investering
174
the research
het onderzoek
175
the competitor
de concurrent
176
the argument
de ruize
177
to cry
huilen
178
to suffer
lijden
179
the advantage
het voordeel
180
the crowd
de menigte
181
the volunteer
de vrijwilliger
182
confused
in de war
183
to explain
uitleggen
184
to shake
schudden
185
the truth
de waarheid
186
the support
de steun
187
to get lost
verdwalen
188
amazing (2)
geweldig, prachtig
189
the peace
de vrede
190
to separate
scheiden
191
dependent on
afhankelijk van
192
the population
de bevolking
193
the war
de oorlog
194
the opinion, the conception
de opvatting
195
the empire
het keizerrijk
196
the government
de regering
197
the officer
de ambtenaar
198
the legislation
de wetgeving
199
the election
de verkiezing
200
trusted
betrouwbaar
201
to attack
aanvallen
202
to protect
beschermen
203
the space
de ruimte
204
the vehicle
het voertuig
205
uncomfortable
ongemakkelijk
206
the mark, the track / a nyom
het spoor
207
to touch
aanraken
208
unconscious
bewusteloos
209
to treat
behandelen
210
highly likely, probable
hoogstwaarschijnlijk
211
surprised
verbaasd (kíváncsi is), verrasend
212
to calm
kalmeren
213
to be hurt
gewond raken
214
lonely
eenzaam
215
the carer
de verzorger
216
to run away
weglopen
217
excuse me
neem me niet kwalojk
218
to sigh / sóhajtani
zuchten
219
the consequence
het gevolg
220
to be right
gelijk hebben
221
to negotiate
onderhandelen
222
to worry
zich zorgen maken
223
to receive
ontvangen
224
the spy
de spion
225
to escape
ontsnappen
226
to cause
veroorzaken
227
the responsibility
de verantwoordelijkheid
228
barred (elzárt), forbidden
verboden
229
the order
het bevel
230
the policy
het beleid
231
to approve / jóváhagyni
goedkeuren
232
to involve
betrekken bij
233
to take care of
zorgen voor
234
the disgust
de afschuw
235
the warning
de waarschuwing
236
the unit
de eenheid
237
the conviction / a meggyőzödés
de overtuiging
238
the condition
de voorwaarde, de staat
239
to exhaust / fárasztani, fáradni
uitputten
