2B2 week 3 HC 7 Antimicrobiële therapie Flashcards

1
Q

Wat bepaald de keuze voor antibiotica?

A
  • Focus
  • Meest voorkomende verwekker
  • Oude kweek uitslagen
  • Beste toedieningsweg en dosering
  • Contra indicaties
  • Kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de focus van een infectie?

A
  • Waar komen klachten vandaan
  • Uitbreiding (lokaal of systemisch)
  • Doelorgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorwaarden voor genezing?

A
  • Middel moet ontstekingshaard in voldoende mate bereiken
  • Middel dient oorzakelijk micro-organisme te kunnen doden of remmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

Effect van lichaam op antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar hangt de plasmaconcentratie vanaf?

A

Mate van absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de biologische beschikbaarheid?

A

Fractie van dosis die onveranderd in algemene circulatie komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bepaalt de biologische beschikbaarheid?

A
  • Vrijkomen uit toedieningsvorm
  • Oplosbaarheid
  • Afbraak door maagzuur of darmbacteriën
  • First pass effect (metabolisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor verschil de verdeling over weefsels sterk per antibioticum?

A
  • Antibiotica eigenschappen: oplosbaarheid in vet, binding aan plasma eiwitten en weefselcomponenten
  • Gastheerfactoren: vascularisatie weefsels, natuurlijke barrières en mate van ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom werkt antibiotica minder goed bij absessen?

A
  • Lage concentratie binnengedrongen
  • Weinig O2
  • Lage pH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is farmacodynamiek?

A

Effect van antibiotica op het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke verschillende manieren kan werking van antibiotica worden uitgedrukt?

A
  • %T > MIC (hoe langer, hoe beter)
  • Cmax > MIC (hoe hoger, hoe beter)
  • AUC > MIC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaalt de EUCAST?

A

Welk micro-organisme bij welke MIC nog gevoelig genoemd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bepaal je de toedieningsweg en dosering?

A
  • PK/PD parameters
  • Beschikbaarheid van formulering
  • Nier/lever functie
  • Gewicht
    + zo mogelijk oraal, bij ernstig ziekte patiënten IV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer kun je van IV naar oraal switchen?

A
  • Klinische verbetering
  • Orale toediening mogelijk (geen malabsorptie)
  • Resistentie uitgesloten of onwaarschijnlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn contra indicaties voor sommige antibiotica?

A

Nierinsufficiëntie, allergie, bijwerkingen of interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is SWAB?

A

Stichting werkgroep antibioticabeleid
- Beheerst resistentie en beperkt kosten

17
Q

Wat zijn doelen van het combineren van antibiotica?

A
  • Verbreden spectrum
  • Synergie (bijv bij slechte weerstand of slecht doorbloed weefsel)
  • Beperken/voorkomen resistentie
18
Q

Welke antibiotica geef je bij een urosepsis?

A

Beta-lactam (cefuroxim) + aminoglycoside (gentamicine)

19
Q

Wat is clostridium difficile enterocolitis?

A

Overgroei van clostridium difficle tgv selectie door antibiotica
-> toxinen leiden tot pseudomembraan vorming: diarree, bloed en koorts
- Soms ook ontstaan megacolon

20
Q

Welke allergieën vraag je altijd na bij ziekenhuisopname?

A

Pleisters, jodium en antibiotica

21
Q

Wat zijn kenmerken van anafylaxie?

A
  • Type 1 overgevoeligheidsreactie met IgE
  • Sufheid, heesheid, retrosternale pijnklachten, wheezing, urticaria, angio oedeem, shock
22
Q

Hoe behandel je een anafylactische shock?

A
  • Verwijderen allergeen
  • Adrenaline subcutaan of intraveneus
  • IV vochttoediening
  • Eventueel beademing, antihistaminica of corticosteroïden
23
Q

Bij welke infecties ontstaan laesies op de handpalmen en voetzolen?

A

Syfilis en EEM

24
Q

Wat zijn kenmerken van erythema exudativum multiforme (EEM)?

A
  • Spontane laesies met schietschijf aspect
  • Kan recidiveren
  • Door infectie, medicatie of idiopatisch