probleem 2: anorexia Flashcards

1
Q

Anorexia nervosa kenmerken + verschil dsm

A

Intense angst voor gewichtstoename of voor dik worden, gecombineerd met gedrag dat leidt tot een significant laag lichaamsgewicht.

Verschil DSM-4 tot DSM-5: amenorroe (wegblijven van menstruatie) is niet langer een verplichte eis voor het diagnosticeren van anorexia bij een persoon. Dit is geen criteria voor mannen of meiden voor puberteit.

Klinische kenmerken: ondanks dun uiterlijk, patiënt ontkent dat er iets aan de hand is. Patiënten zijn ‘trots’ op gewichtsverlies. Ondanks dit hebben ze een ambivalent gevoel (je wilt iets, en ook weer niet).  Losse kleding aan of zware (omvangrijke) kleding dragen bij weegmoment. Overmatig bewegen en vasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dsm-5 criteria

A
  • Restrictie van energie-inname ten opzichte van de behoefte, leidend tot een significant laag lichaamsgewicht in het kader van leeftijd, geslacht, lichaamsontwikkeling en lichamelijke gezondheid.
  • Intense angst om aan te komen of dik te worden. Of blijvend gedrag dat gewichtsverlies stimuleert of stimuleert om op een significant laag gewicht te blijven.
  • Een verstoring in de manier waarop het lichaamsgewicht of vorm wordt ervaren, ongepaste invloed van het lichaamsgewicht of vorm op het zelfbeeld, of een blijvend gebrek aan herkenning van de ernst van het huidige lage lichaamsgewicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subtypen anorexia nervosa

A
  • Restricting type: focus op zo min mogelijk voedsel te consumeren. Calorie inname wordt streng gecontroleerd en eten wordt in gezelschap wordt vaak vermeden. Langzaam eten, in kleine stukjes of eten wegsmokkelen.
  • Binge-eating/purging type: anorexia in de vorm van eetbuien en overgeven. Eetbui: ongecontroleerde grote hoeveelheid voedselconsumptie. Dit kan gevolgd worden door purgeren: lichaam zuiveren van dit voedsel. Reinigingsmethoden omvatten braken, laxeermiddelen, diuretica en klysma’s. Dit kan niet alle opname van calorieën uit voedsel voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

prevalentie anorexia

A
  • 12 maanden: 1% tot 2% van mensen ontwikkelt anorexia. 0,9%  vrouw, 0,3%  man.
  • Lifetime prevalentie 2,2%.
  • Ontstaat vaak rond 15-19 jaar.
  • Kan voorkomen bij zowel jonge kinderen als adolescenten.
  • Balletdansers hoger risico  vanwege artistieke normen van slanke lichaamsbouw van vak.
  • Komt vaker in westerse landen voor  rijker, ontwikkelder en meer waarde gehecht aan dun zijn.  toename prevalentie afgelopen jaren.
  • Niet westerse landen  meer taboe
  • Kenmerken verschillen per cultuur: uiting hetzelfde maar oorzaak verschilt.
    Azië  anorexia gekenmerkt door vasten, maar geen sprake van verdraaid lichaamsbeeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Comorbiditeit anorexia

A
  • 68% heeft depressie.
  • 30% angststoornis.
  • 12%-25% dwangstoornis zoals OCD.
  • 20-30% persoonlijkheidsstoornis  restrictive type: angst vermijdend, binge-purging type: dramatische, emotionele of grillige problemen
  • Slaapproblemen
  • Stoornis van substantiemisbruik komt voor bij binge-purging type
  • 1/3  zelfbeschadigend gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gevolgen anorexia

A
  • 3% overlijd vanwege de gevolgen van het uithongeren.
  • haar wordt dunner en bros, net zoals nagels. Droge huid en donsachtige haartjes komen & krijgen gelige tint op vooral handpalmen en onderkant voet.
  • Hypothermie: onderkoeld zijn  cyanose: koude en blauwe vingers en tenen  lanugobeharing: donsachtige haar)
  • Temperatuur regulatie in lichaam werkt slechter & gebrek aan zuurstof  chronisch lage bloeddruk (hypotensie) en extreem lage hartslag/onregelmatig (bradycardie/ arrhythmia) moe, zwak en duizelig.
  • Tekort aan vitamine b1  verklaring depressie en cognitieve veranderingen.
  • Op oudere leeftijd kans op osteoporose (brose en fragiele botten door minder oestrogeen).
  • Chronische lage kaliumspiegels  nierbeschadiging, nierfalen.
  • Gebruik laxeermiddelen  uitdroging, elektroden onevenwicht, nierziekte, schade aan darm en maagkanaal.
  • Amenorroe (stoppen van menstruatie)
  • Verzwakking immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

behandeling: idee patiënten

A

 Conflict over of ze beter willen worden. 17% opgenomen tegen hun wil in. Het zien van andere patiënten  risicofactor.

Anorexia patiënten hebben een pessimistisch idee over een behandeling  geloof dat het hen niet zal helpen en om die reden stoppen ze met de behandeling. Ze willen graag hun lage gewicht behouden, en daarom geen behandeling want dat is gericht op het aankomen en sterker worden van lichaam zodat de ziekte niet meer levensbedreigend is.  positief op korte termijn, maar weinig lange termijn effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

medicijnen

A

Gebruik antidepressiva  geen bewijs effectiviteit. Mogelijk heeft het anti psychotische medicijn olanzapine positieve effecten.  Helpt om het verstoorde denken over lichaam en gewicht te verminderen. Bijwerking: gewichtstoename.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Familietherapie

A

10-20 sessies, verspreid over 6-12 maanden. Belangrijk dat zowel ouders als kind niet de schuld krijgen. 3 fasen: refeeding phase: ouders krijgen hulp in voeden en gezonder eten kind en support van ouders, relationship phase: aanpakken van familieproblemen, termination fase: focus op een gezondere relatie tussen ouders en kind.
 Behandeling blijkt effectief, 5 jaar erna is 75% tot 90% hersteld. Effectiever dan individuele therapie, omdat er minder vaak gestopt wordt en bij meisjes die minder dan 3 jaar ziek zijn en als stoornis voor 19e jaar is ontstaan. Werkt beter voor anorexia dan boulimia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve gedragstherapie (CBT)

A

richt op het veranderen van het gedrag en van de negatieve manier van denken die patiënten hebben ontwikkeld. Duur: 1-2 jaar. Beloningen kunnen gegeven worden als patiënten zijn aangekomen en gebruik van ontspanningsoefeningen voor spanning tegenover eten.
 niet heel succesvol bij anorexia vanwege onbuigzame gedachten, maar 17% hersteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly