probleem 3: sociale fobie Flashcards

1
Q

sociale fobie + subtypes

A

Belemmerende angst voor één of meer specifieke sociale situaties. Een persoon is bang voor nauwkeurige en eventueel negatieve evaluaties van anderen. Ook bang om iets ongemakkelijks of beschamends te doen. Patiënten vermijden sociale situaties of ervaren veel angst. Verschijnselen: blozen, trillen en zweten, opmerkingen daarover maken het erger.

2 subtypes
* Performance: sociale situaties waarin iets uitgevoerd moet worden (bvb presentatie geven)
* Non-performance: algemene situaties, inclusief situaties waar er niets uitgevoerd moet worden (eten in openbaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dsm-5 criteria

A
  • Een opvallende fear of anxiety voor één of meer sociale situaties waarin een individu wordt blootgesteld aan mogelijk kritisch onderzoek van anderen. Bvb: interactie met anderen, geobserveerd worden en presentaties geven. Bij kinderen  interactie met andere kinderen.
  • Het individu is bang dat hij/zij zich op een manier zal gedragen of angstsymptomen zal tonen die negatief geëvalueerd worden.
  • De sociale situaties veroorzaken bijna altijd onmiddellijke fear/anxiety. Bij kinderen wordt deze angst getoond door huilen, een woedeaanval, bevriezen, ineenkrimpen of niet meer kunnen spreken.
  • De sociale situaties worden vermeden of ervaren met intenste fear/anxiety.
  • De fear/anxiety is niet proportioneel in vergelijking met het echte gevaar dat wordt veroorzaakt door de sociale situatie en in vergelijking met socioculturele context.
  • De fear/anxiety of het vermijdende gedrag is langer dan 6 maanden aanwezig.
  • De fear/anxiety of het vermijdende gedrag veroorzaakt klinisch significante angst of een vermindering in het sociaal- en beroepsfunctioneren of andere belangrijke gebieden van functioneren.
  • De fear/anxiety of het vermijdende gedrag is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een substantie (drugs/medicatie) of aan een andere medische conditie.
  • De fear/anxiety of het vermijdende gedrag kan niet beter worden uitgelegd door de symptomen van andere mentale stoornissen, zoals paniek of autisme.
  • Als een andere medische conditie aanwezig is, is de fear/anxiety of het vermijdende gedrag daar niet aan te relateren of buitensporig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie sociale fobie

A
  • Lifetime 12%
  • Iets meer vrouwen dan mannen (60% vrouw)
  • Ontstaat tijdens vroege of middel adolescentie of vroege volwassenheid. Diagnose neemt sterk af bij ouderen.
  • Vanwege angst voor sociale situaties  lagere gemiddelde arbeidsparticipatie en SES.
  • 1/3 heeft ernstige beperkingen in een of meer domeinen van hun leven.
  • 37% herstelt spontaan over 12 jaar periode.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

comorbiditeit sociale fobie

A
  • 2/3 last van andere angststoornis ergens in leven
  • 50% depressie
  • 1/3 alcoholgebruik om anxiety te verlagen & anstige situaties onder ogen komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzakelijke factoren psychologisch: aangeleerd gedrag

A

Aangeleerd gedrag: ontwikkeling van sociale fobie door simpele voorbeelden van conditionering. De conditionering is het sterkt als de stimulus sociaal relevant is, zoals een ervaring/getuige zijn van een sociale nederlaag of vernedering, of van woede of kritiek. 56%-58% van patiënten zien een directe traumatische ervaring als oorzaak van de fobie. 96% van patiënten linken een sociale traumatische ervaring aan het zelfbeeld in een sociale, angstige situatie. Veel sociale fobieën ontwikkelen zich in perioden waarin er problemen zijn met leeftijdsgenoten  92% van patiënten is vroeger gepest en ziet dit als oorzaak. Ouders van patiënt met sociale fobie zijn waarschijnlijk emotioneel koud, sociaal geïsoleerd en vermijdend.
 individuele verschillen spelen in rol in wie een sociale fobie ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzakelijke factoren psychologisch: evolutionaire context

A

Evolutionaire context: volgens öhman ontwikkelt een sociale angst als bijproduct van dominante hiërarchieën voor sociale rangorde die gebruikelijk zijn bij dieren.  logisch dat mensen angst hebben voor mensen die dominantie of agressie uitstralen (gezichtsuitdrukkingen van woede of minachting).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzakelijke factoren psychologisch: oncontroleerbaarheid en onvoorspelbaarheid

A

gebeurtenissen zoals: scheiding, familie conflict, seksueel mishandeld  leidt vaak tot onderdanig en niet assertief gedrag en het niet voor jezelf op durven komen.  Kenmerken sociale fobie. Mensen met een sociale fobie hebben namelijk een verminderd gevoel van persoonlijke controle over gebeurtenissen in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oorzakelijke factoren psychologisch: cognitieve biases gedachten

A

Cognitieve biases gedachten: denken dat andere mensen je afwijzen of negatief evalueren.  kwetsbaarheid. Patiënten verwachten dat ze zich ongemakkelijk en onacceptabel gedragen  afwijzing en vermindering status. Angst  lichamelijke reacties en negatief zelfbeeld. Mensen met fobie zijn geneigd om onduidelijke sociale informatie op een negatieve manier te interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

biologisch oorzakelijke factoren sociale fobie

A
  • Mensen die behaviorally inhibited zijn, tonen kenmerken van neuroticisme en introversie. Kinderen die gemakkelijk distressed zijn door een onbekende stimuli of die verlegen en vermijdend zijn  groter risico om angstiger te worden en sociale fobie te ontwikkelen op latere leeftijd.
  • Genetische bijdrage
  • Omgevingsfactoren zijn de belangrijkste factor tot ontwikkeling sociale fobie.
  • Mensen met sociale fobie hebben grotere activatie van amygdala in reactie op negatieve gezichtsuitdrukkingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandelingen: therapie

A
  • Cognitieve gedragstherapieën: zoals exposure therapy en cognitieve herstructurering.
    o Cognitieve herstructurering: therapeut probeert de cliënt te helpen door onderliggende, negatieve, automatische gedachten die opkomen als de angstige situatie zich voordoet, te identificeren. Als de cliënt begrijpt dat deze gedachten cognitieve verdraaiingen zijn  therapeut helpt cliënt om de gedachten te veranderen door deze logisch te analyseren.
    Resultaten: vergelijkbaar met exposure therapy.
  • Sociale vaardigheidstraining  patiënt wordt zelfverzekerder zijn sociale situatie en mogelijk minder angst ondervinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandelingen: medicijnen

A
  • Antidepressivia en SSRI’s (moet erg lang geslikt worden).
  • D-cycloserine in combinatie met exposure therapie.
     Cognitieve gedragstherapie is effectiever dan medicatie en betere resultaten op langere termijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly