probleem 4: behandelingsopties disorders Flashcards

1
Q

medicijnen: antidepressiva

A
  • Meest voorkomende eerste behandeling voor MDD  gemakkelijk thuis innemen.
  • Helpt bij 50-60% van mensen.
  • Tot 6 maanden na verdwijnen symptomen moet het ingenomen worden  kans op terugval verkleinen.
  • Duurt 3-5 weken na begin inname voordat effect heeft.  Na 6 weken geen effect  andere optie (werkt voor 50% mensen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschillende soorten antivepressiva: ssri

A

SSRI’s: verbetert depressieve symptomen door heropname van norepinefrine en/of serotonine in presynaptische neuronen te blokkeren  meer neuronen voor post synaptische neuronen.
 Niet beter dan andere medicijnen, maar hebben minder bijwerkingen. Veiliger bij overdosis dan andere medicijnen. Positieve effecten: op angst, eetstoornis en impulsiviteit. Bijwerkingen: misselijkheid, tremor, diarree, nervositeit, insomnia, slaperigheid, seksuele disfunctie en rusteloosheid. 4% heeft suïcidale gedachten. Ook kan het manische periode bij bipolair veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschillende soorten antivepressiva: snri’s

A

selectieve serotonine-noradrenaline reuptake inhibitoren.  beter in het voorkomen van een terugval, maar meer bijwerkingen dan SSRI’s, zoals kans op droge mond, zweten, hoofdpijn en verhoogde hartslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschillende soorten antivepressiva: bupropion

A

–> norepinephrine-dopamine reuptake inhibitor.
Wordt gegeven aan mensen die leiden aan psychomotorische retardatie, adhenonie, hypersomnia, cognitieve vertraging en onoplettendheid. Soms samen met SSRI’s  verhelpt seksuele disfunctie. Bijwerkingen: misselijkheid, overgeven, insomnia, hoofdpijn en beroertes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschillende soorten antivepressiva: tricyclische antidepressiva

A

dopamine wordt beter opgenomen.  Hoger risico en kunnen fataal zijn bij overdosis. Bijwerkingen: droge mond, constipatie, moeite met urineren, wazig beeld, verwarring, geheugen verlies, lagere bloeddruk en hartritme stoornis.  niet vaak gebruikt vanwege vele bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschillende soorten antivepressiva: moai’s

A

MOAI’s: monoamine oxidase inhibitoren.  Zorgt ervoor dat serotonine en noradrenaline toenemen. Het is even effectief van tricyclische antidepressiva, maar gevaarlijkere bijwerkingen zoals, fatale stijging bloeddruk bij inname bepaalde voeding (kaas, rode wijn of bier), leverschade, gewichtstoename, zware vermindering van bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Electroconvulsive therapy (ECT)

A

patiënt krijgt 6-12 sessies steeds (onder narcose) een elektrische stroom toegediend aan een kant van de hersenen.  Afname van metabolische activiteit in delen van het brein, waaronder de frontale cortex en de anterior cingulate. Het wordt toegepast bij melancholische patiënten en mensen met hoog suïcidaal risico. 1 kant hersenen  bijwerkingen beperken, vaak rechterkant (minder betrokken geheugen en leren). Bijwerkingen: vaak geheugenverlies en moeite met leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Repetitive transcranial magnetic stimulation (rTMS)

A

patient wordt blootgesteld aan herhaalde magnetische golven, die zich vooral focussen op de linker prefrontale cortext. Helpt bij unipolaire depressie en heeft minder bijwerkingen dan ECT. Bijwerkingen: hoofpijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vagus nerve stimulatie

A

vagus nerve wordt gestimuleerd door een klein elektronisch apparaat dat wordt geïmplanteerd in de borst. Het heeft antidepressieve werkingen doordat het zorgt voor hogere activiteit in de hypothalamus en amygdala.  nog verder onderzoek doen naar precieze werking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deep brain stimulation

A

via elektroden worden delen van het brein gestimuleerd (elektroden zijn in brein geïmplanteerd). Dit is laatste redmiddel en wordt gebruikt als er geen andere behandeling heeft gewerkt.  Weinig onderzoek naar gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lichttherapie voor SAD

A

Seasonal affective disorder (SAD): lichttherapie. Iemand wordt elke dag een paar uur (in de winter) blootgesteld aan licht en dit zorgt bij 57% voor afname van de symptomen. 79% met lichttherapie en cognitieve therapie is geholpen. Werkt door resetting circadian ritme en normaliseren van productie van hormonen en neurotransmitters. Of het werkt omdat het hormoon melatonine minder wordt uitgescheiden door het licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gedragstherapie

A

focust op vergroten positieve bekrachtigers en afnemende aversie tegenover negatieve ervaringen.  Verandering interactiepatronen. Duur 12 weken. Eerst uitzoeken waar de gedachtes vandaankomen en dan negatieve omgeving veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cbt

A

twee doelen:
1. Negatieve, hopeloze denkpatronen veranderen.
2. Concrete problemen leren oplossen en het ontwikkelen van effectievere vaardigheden.
Duur 6-12 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

interpersoonlijke therapie

A

interpersoonlijke problemen identificeren en oplossen  Vermindering symptomen (vanwege minder stress). Ontwikkeling nieuwe coping mechanisme om op veilige manier met de situatie om te gaan.
o kan in combi met social ritme (ISRT)  voor bipolair. Zorgt voor routines en zelfmonitoren gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

familie en huwelijkstherapie

A

mogelijke oorzaken van depressie → los je dit op → vermindert depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

multimodel treatment voor mdd

A

meerdere treatments tegelijk → medicatie en therapie. 3 manieren:
o Medicatie en therapie tegelijk
o Eerst een dan ander
o Eerst starten medicatie, later alleen therapie, later keer samen. (afwisseling).